Tom Dechaene (NBB): ‘België mag niet toestaan dat spaargeld zonder garanties naar het buitenland vloeit’

TOM DECHAENE

De rendabiliteit van de Europese banken is structureel zwak en de vooruitzichten zijn niet goed. Daarom wil de ECB grensoverschrijdende fusies tussen banken en geldstromen van het ene naar het andere land vergemakkelijken. België staat op de rem.

“Ik ben blij dat dit spanningsveld tussen moederbanken en hun dochterbedrijven aan bod komt. Het grote publiek weet daar te weinig over”, zegt Tom Dechaene, directeur bij de Nationale Bank en toezichthouder op de banksector. “Ik heb jarenlang gezwegen, maar nu moet men in België weten wat er op het spel staat. De tussenschotten tussen bankgroepen en hun buitenlandse filialen mogen niet verdwijnen voor de tijd daar rijp voor is.”

Andrea Enria, de voorzitter van het Europees bankentoezicht in de schoot van de Europese Centrale Bank (ECB), ijvert voor soepelere kapitaalvereisten voor grote Europese banken die in verschillende landen actief zijn. Zij zouden de kapitaalnormen op groepsniveau mogen beheren en spaargeld dat ze ophalen in het ene EU-land makkelijker kunnen gebruiken om kredieten te verstrekken of activa te financieren in een ander land. Volgens Enria en de ECB zou dat leiden tot een betere risicospreiding en een hogere rendabiliteit voor de banken. Europese bank-CEO’s zijn pro omdat zij er een mogelijkheid in zien om een hoger rendement te halen en zo hun beurskoers op te vijzelen. De Belgische toezichthouder is niet gelukkig met het plan.

De tussenschotten tussen bankgroepen en hun buitenlandse filialen mogen niet verdwijnen voor de tijd daar rijp voor is

Welke voorstellen liggen op tafel?

TOM DECHAENE. “Er is niet één voorstel dat te nemen of te laten is. Er is al jaren druk vanuit de ECB, die het grote bankgroepen gemakkelijk wil maken om intern te schuiven met liquiditeiten en kapitaal. De ECB is de belangen van de grote groepen meer genegen dan die van de lokale filialen. Daar bestaat gelukkig veel weerstand tegen in het Europese toezichtsorgaan, waar de landen met meer bankfilialen dan moedermaatschappijen in de meerderheid zijn. De Belgische Nationale Bank is gaandeweg de woordvoerder van die strekking geworden.”

Vanwaar die weerstand?

DECHAENE. “De ECB wil het systeem van ring fencing van lokale bankfilialen opgeven. Dat systeem voorziet in beperkingen in de transfer van liquiditeiten en kapitaal naar het buitenland. Op die manier zorgen we er in België bijvoorbeeld voor dat een Belgisch filiaal van een buitenlandse bank (ING België of BNP Paribas Fortis, nvdr) voldoende gekapitaliseerd is in verhouding tot de risico’s op haar balans, en dat de blootstelling van de dochter aan de moeder niet meer dan 100 procent van het eigen kapitaal bedraagt. Dat is een doorn in het oog van veel bank-CEO’s en de ECB vindt het slecht voor de integratie van de banksector. Maar eigenlijk is het gewoon een zaak van goed risicobeheer. Een boot met een tussenschot zinkt minder snel.”

Waarom zijn die beperkingen belangrijk?

DECHAENE. “Het risico bestaat dat een bankgroep in een crisis alle liquiditeiten naar de moedermaatschappij versluist. En zodra die zich daar bevinden, komen ze niet meer terug. Dat hebben we gezien in 2008 toen het elk land voor zich was. Daar moeten we waakzaam voor blijven. Hetzelfde geldt voor kapitaal. Bankgroepen willen dat graag afromen bij hun dochterbedrijven met de belofte dat het, indien nodig, zal terugkomen. Maar zolang dat niet in een contract naar Europees recht wordt gegoten, is zo’n belofte weinig waard. Bovendien heeft een bankfiliaal voldoende kapitaal nodig om de lokale kredietverstrekking aan gezinnen en bedrijven op peil te houden. Dat is voor België in deze coronacrisis heel belangrijk.”

Een aantal waarnemers noemt uw houding nationalistisch.

DECHAENE. “Dit heeft niets met protectionisme te maken. België heeft een trauma opgelopen in 2008 en heeft daaruit lessen getrokken. Als we toegeven aan de druk, laten we aan de CEO en de toezichthouder van een buitenlandse bankgroep de keuze om het Belgische filiaal al dan niet te redden. Dat kan nefast zijn voor de Belgische spaardeposito’s.”

Er is een eengemaakt toezicht, hogere kapitaalvereisten, een Europees resolutiefonds. Is de situatie sinds 2008 niet ingrijpend veranderd?

DECHAENE. “Veel zaken zijn verbeterd, zoals de hogere kapitaal- en verliesabsorberende buffers. Maar in een aantal dossiers moet nog veel vooruitgang worden geboekt. Zo zal een bankenunie pas werken als er een Europese depositogarantie is. Zolang dat niet het geval is, kun je niet de kar niet voor het paard spannen, zoals de ECB wil. Je kunt niet zomaar de sluizen openzetten voor de transfer van liquiditeiten en kapitaal naar het buitenland zonder kristalheldere garanties, en die zijn er niet. Als het vandaag fout zou lopen met een Europese bank, draaien de nationale overheden er nog altijd voor op.”

Hoeveel spaargeld zou naar het buitenland kunnen vloeien als de sluizen worden opengezet?

DECHAENE. “Het is moeilijk daar concrete bedragen op te plakken, maar de Belgische banken hebben doorgaans een overschot aan liquiditeiten. In het buitenland wordt daar met gretige ogen naar gekeken. Het zou om aanzienlijke bedragen gaan.”

Is de omvang van het spaargeld dat nu naar het buitenland vloeit al een probleem?

DECHAENE. “Nee, omdat er limieten ingebouwd zijn. Op Europees niveau probeert men die limieten af te schaffen, en daartegen verzetten we ons. We zien dat enkele Belgische banken hun overschot aan liquiditeiten vandaag gebruiken om eigen activiteiten te ontwikkelen. Dat is beter dan het geld naar het buitenland te sturen.”

Buitenlandse banken kunnen die limieten toch omzeilen door een bijkantoor op te richten in plaats van een dochterbedrijf, zoals Deutsche Bank dat in België doet?

DECHAENE. “Weinig banken maken van die mogelijkheid gebruik, want als je met een bijkantoor werkt, val je terug op de depositogarantie van het land van de buitenlandse bank. Niet elke depositogarantie is even solide. Voor Duitsland is dat geen probleem, maar denk aan wat in 2008 met de IJslandse Kaupthing Bank is gebeurd. IJsland was niet in staat die garanties waar te maken. In de praktijk is de Belgische staat toen tussenbeide gekomen. Dat was het slechtste van twee werelden. Eigenlijk willen de grote bankgroepen de risico’s van hun dochterbedrijven kunnen dumpen als het slecht gaat, maar in goede tijden willen ze de lusten voor zich houden door ze als een bijkantoor te behandelen. Dat gaat niet voor mij.”

Lees verder onder de video

De ECB voert ook aan dat grensoverschrijdende fusies de zwakke rendabiliteit van de banken een boost kunnen geven.

DECHAENE. “Daar ben ik niet van overtuigd. Boven een balanstotaal van 250 miljard euro zijn er nauwelijks nog schaalvoordelen. Dat is bewezen. Een bank met een balanstotaal van 500 of 1000 miljard euro is niet winstgevender of beter. Mochten er al schaalvoordelen zijn, dan worden die geneutraliseerd door de toegenomen complexiteitskosten. Sommige fusiebanken hebben na tien jaar nog altijd hun IT niet geïntegreerd.”

Amerikaanse banken zijn toch groter én winstgevender dan Europese?

DECHAENE. “Maar er is geen causaal verband. Dat de Amerikaanse banken meer winst maken, heeft niet met hun schaal te maken, maar meer met de steile rentecurve en de meer ontwikkelde kapitaalmarkt in de Verenigde Staten. Daardoor hebben ze een hogere rentemarge en meer commissie-inkomsten dan de Europese banken.”

U zegt dat er vanaf een bepaald niveau geen correlatie is tussen schaal en rendabiliteit. Geldt dat ook voor zakenbanken?

DECHAENE. “Nee, dat is de enige uitzondering. Voor zakenbanken is schaal wel belangrijk. Ik ben een oud-zakenbankier, ik heb gezien tot wat dat kan leiden. Daarom ben ik altijd huiverig geweest voor de combinatie zakenbank-retailbank. In België is er een bankenwet die beperkingen oplegt aan tradingactiviteiten, en dat is een goede zaak. Wij hebben geen Belgische bank nodig die kan concurreren met Goldman Sachs. Ik begrijp dat sommige Europese bank-CEO’s heel graag op dat niveau zouden meespelen, want dat zou heel goed zijn voor hun bonus. Maar ik moet als toezichthouder toezien op de bescherming van het Belgische spaargeld.”

Als het vandaag fout zou lopen met een Europese bank, draaien de nationale overheden er nog altijd voor op

Wat kan een toezichthouder doen om de rendabiliteit van de Europese banksector op te krikken?

DECHAENE. “De rendabiliteit wordt vooral bepaald door de spelers op de lokale markt. Als er enkele banken zijn die geen winstmaximalisatie nastreven, is de rendabiliteit in het algemeen laag. Dat zie je in Duitsland en Italië, markten waar veel kleine spelers zijn die vaak coöperatief, niet beursgenoteerd of in handen van een overheid zijn. Die banken hebben veel lagere kapitaalkosten (het rendement dat aandeelhouders verlangen, nvdr) en vervormen daardoor de markt. Ze hanteren lagere tarieven en intrestvoeten, waardoor al die andere banken moeten volgen.”

Wat kun je daaraan doen?

DECHAENE. “Het kan niet de bedoeling zijn coöperatieve of overheidsbanken te verbieden. Maar we kunnen ze als toezichthouder wel aanbevelen om correcte prijzen te hanteren voor hun kredieten, in lijn met beursgenoteerde banken. Daarom maant de Nationale Bank risicocomités en raden van bestuur van banken aan alle risico’s in de prijszetting van hun producten te verrekenen. Toen we die oefening jaren geleden voor het eerst deden voor hypothecaire leningen, waren er banken die beweerden dat hun cost of equity nul was. Dat is gewoon onmogelijk, wie ook je aandeelhouder is.”

Vaak weerklinkt er kritiek als Belgische banken grote dividenden uitkeren aan hun buitenlandse moedermaatschappij. Dat gebeurt nochtans met instemming van de Nationale Bank.

DECHAENE. “Wij kijken toe of de bank daartoe voldoende kapitaal heeft. En bij een zware crisis zoals nu moet de kredietverstrekking op peil blijven. Alle eurolanden stapelen grote begrotingstekorten op. We zullen die schulden nog een generatie lang moeten terugbetalen. In die omstandigheden en in de huidige onzekerheid grote dividenden uit te keren, lijkt me niet aangewezen. Vandaar dat de Europese toezichthouder met een richtlijn is gekomen om terughoudend te zijn met dividenduitkeringen, maar die gold helaas enkel op groepsniveau. Dat noodzaakte, gezien het Belgische bankenlandschap, een extra interventie van ons. Vanuit het Belgische macro-toezicht hebben we beslist dat die richtlijn ook van toepassing is op dochterbedrijven in geval van een zware crisis zoals vandaag.”

Bio

– 1959: geboren in Schoten

Master in de rechten en toegepaste economische wetenschappen. MBA aan de Franse managementschool Insead

– 1986: begon zijn carrière in de financiële sector bij Bank Brussel Lambert (nu ING België)

– 1991: trok naar Londen, waar hij werkte voor de zakenbanken Morgan Grenfell & Co en Deutsche Bank Londen

– 2011-2014: niet-uitvoerend bestuurder namens de Vlaamse overheid bij KBC Groep

– Sinds 2014: directeur van de Nationale Bank. Werd eind vorig jaar herbenoemd voor zes jaar

– Sinds 2017: lid van de raad van toezicht van de ECB

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content