Opgelet voor de factor-Frank: de troeven en gebreken van Vandenbroucke op een rij

FRANK VANDENBROUCKE Zijn dossierkennis en zijn netwerk worden geapprecieerd. © ID
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Op zijn 64ste keert Frank Vandenbroucke verrassend terug in de nationale politiek, als minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Zijn academische expertise en aanhoudende pleidooi voor sociaaleconomische hervormingen maken hem tot een belangrijke troef voor de regering-De Croo. Maar er zijn ook gebreken, zoals zijn legendarische betweterigheid. En het feit dat hij als minister slecht beleid met ontsporende begrotingen in het verleden niet kon of wilde tegenhouden.

De grootste ministeriële ervaring in de regering-De Croo zit ongetwijfeld bij minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (sp.a). Hij was al minister van Buitenlandse Zaken en vicepremier in 1994, toen huidig partijvoorzitter Conner Rousseau amper twee jaar oud was. In zijn typische stijl maakte Rousseau zijn keuze voor Vandenbroucke op Instragram bekend met de kreet ‘He’s back, bitches’. Er kwam niet direct negatieve commentaar op de aanstelling van de Leuvenaar. Zelfs niet vanuit de oppositie. “Hij brengt met zijn ervaring een zeker sérieux in een regeringsploeg, die tenslotte veel nieuwelingen telt”, stelt de Gentse politicoloog Carl Devos vast. “Zijn dossierkennis en zijn netwerk worden geapprecieerd. Hij beschikt over troeven om van deze regering mee een succes te maken. Maar er zijn ook gevaren. Denk maar aan de spanningen met collega-politici in het verleden.” We zetten de troeven en de gebreken op een rij.

TROEVEN

Een sterke academische expertise

Frank Vandenbroucke begon vorige week aan zijn derde politieke carrière. In 1996 en in 2011 ruilde hij de Wetstraat voor een academische carrière. In 1996 trok hij naar Oxford, om zich te verdiepen in wat hij later de pijlers van de actieve welvaartsstaat zou noemen. Hij was geïnspireerd door het werk van de latere Britse premier Tony Blair en diens raadgever Anthony Giddens. Zij omarmden de zogenoemde Derde Weg, een combinatie van economisch liberalisme en sociaaldemocratie. Vandenbroucke gaat uit van het principe dat de overheid geen genoegen neemt met het organiseren van uitkeringen, maar ook aandacht heeft voor een hogere werkzaamheidsgraad en langere loopbanen. Er moet een mix zijn van solidariteit en verantwoordelijkheid, van een sterke sociale bescherming en vrijemarkteconomie. Die principes probeerde hij tussen 1999 en 2004 als minister in de praktijk te brengen.

‘Frank Vandenbroucke zal op het kernkabinet niet zwijgen als een pensioenhervorming ter sprake komt’ – Karl Devos, politicoloog

In 2011 werd Vandenbroucke hoogleraar aan de KU Leuven. Zijn onderzoek richtte zich op sociaal beleid in de EU-lidstaten. In 2012 bekleedde hij als eerste de Leerstoel Herman Deleeck aan het Centrum voor Sociaal Beleid (Universiteit Antwerpen). Hij doceerde ook aan de Universiteit van Amsterdam. Vandenbroucke staat aan de basis van een aantal rapporten over de hervorming van het pensioenstelsel, en hij was in 2014 de voorzitter van de Pensioencommissie die het Belgische pensioenstelsel onder de loep nam en voorstellen formuleerde voor een hervorming. Het sluitstuk was het pensioen met punten, dat de band tussen het aantal effectief gewerkte jaren en de pensioenrechten versterkt. De regering-Michel nam zich voor hervormingen door te voeren op basis van de voorstellen van de Pensioencommissie, maar die bleven al bij al beperkt. Vandenbroucke was daar niet gelukkig mee: “Eerst moet je een brede consensus zoeken over wat pensioenen in de toekomst moeten opleveren. Daarna moet je maatregelen nemen om daar op een samenhangende manier naartoe te werken. Met deze hervormingen heeft de regering zelfs het startpunt niet genomen.”

“Vandenbroucke is nu minister van Volksgezondheid, en dat terrein behoort niet tot zijn academische kern”, stelt Carl Devos vast. “Maar hij is wel al minister van Sociale Zaken geweest. Hij zal zich niet tot die thema’s beperken. Hij zal op het kernkabinet niet zwijgen als een pensioenhervorming ter sprake komt.”

Voorstander van verregaande hervormingen

Zwijgen heeft Vandenbroucke nooit gedaan wanneer het over zijn geliefkoosde thema’s ging. Hij is altijd voor verregaande hervormingen in de pensioenen en de arbeidsmarkt geweest, en hij schuwt daarbij de controverse niet. In 2015 verklaarde de academicus: “Een pensioenhervorming heeft geen zin op de lange termijn, als het brugpensioen blijft bestaan, onder welke naam dan ook.”

Op 3 januari 2004 publiceerde hij als minister van Pensioenen in de regering-Verhofstadt II de brandbrief Wordt 2004 een verloren jaar?, samen met minister van Begroting en partijgenoot Johan Vande Lanotte. Daarin hekelen ze het gebrek aan sociaaleconomische hervormingen en maakten ze een analyse van de Belgische pijnpunten. Ze wezen er onder andere op dat België, na Italië, de grootste subregionale verschillen in werkloosheidsgraad van heel Europa had. De Belgische loopbanen waren te kort. Een Belgische man werkte gemiddeld 36,5 jaar, tegenover 42 jaar in Duitsland en meer dan 43 jaar in Nederland en Zweden. De werkzaamheidsgraad van niet-Europeanen was in België de laagste van Europa (30,7%). En in de gezondheidszorg waren tal van efficiëntiebesparingen mogelijk.

FRANK VANDENBROUCKE Zijn neiging tot gelijkhebberij en pedant gedrag veroorzaakte vaak ergernis.
FRANK VANDENBROUCKE Zijn neiging tot gelijkhebberij en pedant gedrag veroorzaakte vaak ergernis.© ID

Zestien jaar later heeft die tekst nog niets aan actualiteit ingeboet. Het vaag opgestelde regeerakkoord van de Vivaldi-coalitie lijkt niet veel maatregelen aan te kondigen die rekening houden met de bezorgdheden van Vandenbroucke. Als vicepremier kan hij proberen wat meer voluntarisme in de sociaaleconomische plannen te krijgen. Het resultaat is belangrijker dan de communicatie vooraf. Een Frank Vandenbroucke zul je niet snel horen beloven dat er 200.000 banen bij komen, of dat iedereen een minimumpensioen van 1500 euro krijgt. “Ik wens de regering die deze maatregel invoert, veel succes met de communicatie ervan”, zei hij daarover begin dit jaar

Op dezelfde lijn met andere partijen

Vandenbroucke is veeleer een sociaaldemocraat dan een doctrinaire socialist. Dat zet hem op dezelfde lijn als de sherpa’s van de andere partijen die het regeerakkoord ineen hebben gebokst. Thomas Dermine van de PS-studiedienst en nu staatssecretaris voor Relance, is een ex-McKinsey-boy met oog voor de mix van overheidsinmenging en de vrije markt. Inti Gheysels van de sp.a-studiedienst is een pragmaticus. Caroline Deiteren, de kabinetschef van Open Vld-voorzitter Egbert Lachaert en ex-studiedienst Unizo, heeft ervaring met onderhandelingen met experts die op een andere ideologische lijn staan.

“Vandenbroucke beschikt over een uitgebreid netwerk, onder andere in de administratie”, zegt Carl Devos. “Dat wordt geapprecieerd. Ook belangrijk is dat hij een Vlaamse regionalist is, met ervaring als deelstaatminister.” Het herstelbeleid zal samen met de deelstaten moeten worden gevoerd.

De experts en de ministers van de socialistische partijen zijn overigens niet meer te vergelijken met die van vijftien, twintig jaar geleden. Toen kwam Vandenbroucke meer dan eens in aanvaring met de PS, onder anderen met Laurette Onkelinx. Vooral wanneer de activering van werklozen en de flexibilisering van de arbeidsmarkt op tafel kwamen, kletterde het tussen Vandenbroucke en de PS. Het systeem van poetshulp via dienstencheques kwam ook uit de koker van de Leuvenaar. De PS was er niet gelukkig mee. De Franstalige socialisten bekwamen dat Vandenbroucke in 2004 naar de Vlaamse regering verkaste.

GEBREKEN

Slecht beleid hield hij niet tegen

Zijn spanningen met de PS-excellenties maakten hem populair, maar doen bijna vergeten dat Vandenbroucke mee verantwoordelijk is voor het paars-groene en paarse malgoverno van na 1999. Hij zat mee aan de knoppen toen de budgettaire buffers die onder de regeringen-Dehaene waren opgebouwd, verdwenen als sneeuw voor de zon. In de Dehaene-jaren was een primair saldo (ontvangsten min uitgaven zonder rentelasten) van 6,5 procent van het bruto binnenlands product opgebouwd. Omgerekend naar euro’s van vandaag is dat meer dan 27 miljard euro. Dat werd gebruikt voor belastingverlagingen en hogere uitkeringen. Vandenbroucke noemde dat sociaal beleid, maar zo verdwenen wel de reserves om de vergrijzingskosten op te vangen, die nu hoog oplopen.

Vandenbroucke zat mee aan de knoppen toen de budgettaire buffers die onder de regeringen-Dehaene waren opgebouwd, verdwenen als sneeuw voor de zon.

Vanaf 2003 werden de uitkeringen opgetrokken op basis van de stijgende levensduurte, en ze werden welvaartsvast gemaakt. Ze werden niet enkel geïndexeerd, maar stegen ook op basis van de reële loonstijgingen. Meer nog, ze werden ook aangepast op basis van een gemiddelde jaarlijkse productiviteitsgroei van 1,75 procent, terwijl de reële productiviteitsgroei 1,1 tot 1,5 procent bedroeg. De lonen konden stijgen met 1,1 tot 1,5 procent, de uitkeringen met 1,75 procent. Dat de uitkeringen sneller stegen dan de lonen, had een negatief effect op de werking van de arbeidsmarkt. VBO-topman Pieter Timmermans zei daarover in 2005: “Vandenbroucke heeft misschien een paar mooie ideeën, maar hij is en blijft een socialist.”

Kleine kantjes

Gepolst naar de kleine kantjes van Vandenbroucke, vallen de termen einzelgänger, koppigaard, betweter. Zijn neiging tot gelijkhebberij en pedant gedrag veroorzaakte vaak ergernis. Als Vlaams minister van Onderwijs publiceerde hij in de periode 2004-2009 bijvoorbeeld open brieven, waarin hij het gebrek aan economische hervormingen hekelde. Hij deinsde er niet voor terug tegen linkse heilige huisjes te schoppen. Zo verzette hij zich tegen meertalig onderwijs, omdat dat zou leiden tot “zerotaligheid”. Vandenbroucke raakte op ramkoers met de sp.a-partijvoor- zitters Steve Stevaert en Caroline Gennez. Na de Vlaamse verkiezingen van 2009 was er voor hem geen plaats meer in de regering-Kris Peeters II. Partijvoorzitter Gennez en de clan-Tobback wilden “het professorke” weg.

Een generatie impulsieve politici

De generatie politici die Vandenbroucke het leven zuur heeft gemaakt, is intussen naar de achtergrond verdwenen, maar sommigen vergelijken Conner Rousseau weleens met oud-voorzitter Steve Stevaert, die vond dat “het socialisme gezellig moet zijn”. Wat als Vandenbroucke straks pleit voor pijnlijke ingrepen in de pensioenen? Zal zijn partijvoorzitter hem dan steunen?

Daar komt bij dat de jongere generatie politici impulsiever communiceert. Vandenbroucke laat de sociale media aan zich voorbijgaan, maar zou nu toch een Twitter- en Instagram-account openen. De botsingen van tien jaar geleden legden al een generatiekloof in de sp.a bloot. Johan Vande Lanotte getuigt daarover in het boek De wissel van de macht van oud-VRT-journalist Marc Van de Looverbosch: “Frank is heel beredeneerd, bijna statisch, en ik kan dat verstaan. Ik heb dat ook vaak. Jonge mensen zijn veel instinctiever. Ik kon met Frank nog praten, hij beschouwde mij als een gelijke. Met die jonge mensen was dat toch wel anders.” Het wordt afwachten of zich in de regering-De Croo een nieuw generatieconflict aandient.

Bio

· Geboren op 21 oktober 1955 in Leuven

· Master in economische wetenschappen (KU Leuven)

· 1985-1996: volksvertegenwoordiger

· 1989-1994: voorzitter SP

· 1994-1995: vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken

· 1996-1999: doctoraat Oxford

· 1999-2003: minister van Sociale Zaken

· 1999-2004: minister van Pensioenen

· 2003-2004: minister van Werk

· 2004-2009: Vlaams minister van Onderwijs

· 2009-nu: minister van staat

· 2011: hoogleraar aan de KU Leuven

· 2012: hoogleraar aan de universiteit Antwerpen en Amsterdam

· 2014: voorzitter van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040

· 2020: minister van Sociale Zaken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content