Wilfried Martens: tussen herstelbeleid en malgoverno

© ImageGlobe
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Wilfried Martens leidde wellicht de twee beste na-oorlogse Belgische regeringen. Maar de inspanningen om de overheidsfinanciën duurzaam te saneren werden niet aangehouden.

Economisch herstelbeleid, devaluatie, wet Cooreman-De Clercq, Sint-Annaplan: tussen eind 1981 en 1987 leidde Wilfried Martens wellicht de twee beste na-oorlogse Belgische regeringen. Maar de inspanningen om de overheidsfinanciën duurzaam te saneren werden niet aangehouden.

Men kan het zich vandaag nog nauwelijks voorstellen, maar toen Wilfried Martens (CVP, later CD&V) in december 1981 aan het hoofd kwam te staan van de rooms-blauwe regering Martens V bedroeg het overheidstekort 16 procent van het bbp. De staatsschuld was al acht jaar gestaag aan het toenemen en naderde de grens van de 100 procent. De rentelasten maakten 5 procent van het bbp uit.

De Belgische concurrentiekracht stond zwaar onder druk. De loonkosten gecorrigeerd voor productiviteit stegen van factor 100 in 1974 naar 110 in 1981. En eigenlijk verslechterden de loonkosten per eenheid product met 20 procent in tien jaar tijd. Probleem was dat de forse reële loonstijgingen na de eerste en tweede oliecrisis in de jaren ’70 niet werden gecompenseerd door een even sterke toename van de arbeidsproductiviteit. De Belgische bedrijven bleven marktaandeel verliezen en het land werd de zieke van man Europa genoemd.

Het economisch malgoverno was ook het gevolg van eindeloos communautair gepalaver in de jaren ’70 waar Wilfried Martens eerst als CVP-voorzitter en later als premier een belangrijke rol in speelden. Fons Verplaetse vertelde ooit dat hij als kabinetschef van de premier dagenlang niets om handen had omdat iedereen gebiologeerd was door de spanningen tussen Vlamingen en Walen in het taalgrensdorp Voeren. Bovendien waren de economische problemen steevast met een communautaire saus overgoten. In de periode 1980-81 eiste de PS steevast nieuw geld voor het Waalse staal. De Vlaamse terughoudendheid in dit dossier noemde PS-kopstuk Guy Spitaels een “economisch Walen buiten.”

Jacques de Larosière van het IMF vergeleek de Belgische economie toen met een trein die aan hoge snelheid op een muur afstormde. Bij bezoeken aan België dachten de IMF-studaxen dat ze in een bananenrepubliek waren terecht gekomen. Het was de tijd dat de Waalse socialistische ministers in de regering staakten en begrotingsminister Guy Mathot verklaarde “dat de staatsschuld er vanzelf was gekomen en ook vanzelf zou verdwijnen.”

Onder druk van het IMF veranderde regering Martens V het geweer van schouder. De regering van christendemocraten en liberale voerde in 1982 een devaluatie van de Belgische frank door, gekoppeld aan loonmatiging. Verschillende herstelplannen zagen het licht. Het herstelplan van 1984 voorzag drie indexsprongen: één in 1984, één in 1985 en één in 1986. In 1986 volgde het Sint-Annaplan. De tekorten op de begroting stabiliseerden, zij het op een hoog niveau (-8 procent van het bbp). De rentesneeuwbal stopt met rollen. Ook was er de wet Cooreman-De Clercq. Door die wet konden alle Belgische burgers aandelen kopen in bedrijven en die fiscaal aftrekken.

Ook al steeg de staatsschuld nog, dankzij het herstel van de competitiviteit waren de overheidsfinanciën weer op koers. Maar na de verkiezingen van eind 1987 en onder druk van het Paleis kwam een regering van christendemocraten en socialisten tot stand, de laatste die door Wilfried Martens zou worden geleid. De PS had in Wallonië een gigantische verkiezingsoverwinning behaald. Op basis van hun principe ‘le retour du coeur’ werd het sociaaleconomisch herstelbeleid fors afgeremd. Het economisch malgoverno was terug.

Het zou wachten zijn tot 1993 vooraleer de regering onder Jean-Luc Dehaene – deze keer onder druk van de Europese Maastricht-normen – opnieuw voor een structureel herstelbeleid kiest met een loonstop halverwege jaren ’90, maar vooral met een stijging van de fiscale druk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content