Ronnie Leten (CEO Atlas Copco): ‘Ik wil altijd winnen’

Bert Lauwers
Bert Lauwers redacteur bij Trends

Ronnie Leten dacht dat hij na bijna vijf jaar leven en werken in Stockholm al vergeten was in België. Mis, want Limburgse topman van Atlas Copco werd verkozen tot de Trends Manager van het Jaar. Hij is meteen de eerste CEO van een buitenlands concern die de trofee wint.

Wie Ronnie Leten als manager van het jaar wil boeken voor een lezing, zal er snel bij moeten zijn. De 57-jarige arbeiderszoon bracht vorig jaar welgeteld veertig dagen in zijn kantoor in Stockholm door.

De rest van het jaar spurtte de TEW’er de wereld rond, en dit jaar zal het niet anders zijn. De machinebouwer Atlas Copco is dan ook actief in 178 landen. Zowat 3.100 van de 42.300 werknemers van de groep zijn aan de slag in ons land, vooral in Wilrijk, dat een kroonjuweel is van de groep. Wilrijk is het wereldwijde hoofdkwartier van compressortechnieken, de belangrijkste business van Atlas Copco. Leten leidde de divisie voor hij midden 2009 werd gepromoveerd tot CEO. Het parcours dat hij sindsdien heeft afgelegd, heeft de jury bekoord, net als zijn inspanningen om onze industrie te stimuleren. Dat mochten we hem melden in Mol, waar zijn vrouw geboren en getogen is. Het werd een gesprek gelardeerd met anekdotes over Letens passie, fietsen.

“Ik ben geboren op een steenworp van de steenkoolmijn van Beringen. Als ik mijn hoofd buiten stak, zag ik de terrils. Alles draaide toen rond die mijn. Vrijwel heel het dorp werkte er. Ook mijn vader en mijn ooms. Mijn broer, die vijf jaar ouder is, heeft ook voor de mijn gewerkt, als technisch ingenieur.”

“Mijn vader zei altijd dat ik niet naar de mijn zou gaan. Ik ben zes jaar op internaat geweest in Genk. Thuis studeren was ook moeilijk, want het was er de zoete inval. Dat het zo’n multicultureel, open huis was, kwam door het voetbal. Mijn vader heeft gevoetbald, net als mijn ooms. Beringen werd wat gemanaged door vier à vijf mensen, onder wie mijn vader. Dat was echt de mijnploeg. En later speelde Beringen zelfs in eerste klasse. Mensen als Wilfried Van Moer waren vrienden. Hij was mijn chauffeur (lacht), hij heeft me vaak afgezet aan mijn kot in Hasselt.

“Als Beringen verloor, hing de vlag halfstok. Dan werd er twee of drie dagen wat minder gesproken (lacht). Ik respecteer het als een ander wint, maar ik ben dan niet happy, wel pissed off. Alleen Anderlecht mocht niet winnen, en dat is volgens mij ook nooit gebeurd (grijnst). Dat waren de mannen van Brussel. Dat ging niet.”

“Ik ging vanaf mijn drie jaar naar het voetbal kijken. Ik heb zelfs mijn masterthesis gemaakt over voetbalmanagement. Toen ik drie was, kreeg ik ook polio. Van mijn drie tot mijn 15 jaar, ging ik elke dag ‘s morgens een uur trainen voor ik naar school ging. Ik ben opgeleid zoals de Oost-Duitsers, maar dan zonder de anabolica (lacht).”
“Ik ben niet overbegaafd, ik heb een normale begaafdheid. De rest is van willen. Je moet gefocust zijn en gedisciplineerd kunnen leven. Voor iedereen zijn er 24 uren in een dag. Maar wie elke dag een half uur of een uur langer bezig is, zal beter zijn. En ik wil altijd winnen. Zelfs in spelletjes wil ik winnen. Maar ik ben niet individualistisch. Het is plezierig als je begint te proeven van het bedrijfsleven en projecten kan doen en nieuwe markten kan ontwikkelen met mensen die dat ook graag doen.”

Wilrijk

“Ik zou het spijtig vinden als ik hier over tien jaar voorbij zou rijden en tegen mijn kleinkinderen moet zeggen ‘hier heeft grootpapa gewerkt en staat nu een IKEA’. Maar ik denk niet dat Atlas Copco hier zal wegdeemsteren. Toch niet in binnen afzienbare tijd. Integendeel. Wilrijk heeft een heel belangrijke functie in de groep. Het is de kern en de brains van ons compressorenconcern, het is wat Beerse is voor Janssen Pharma. Wij hebben in Wilrijk 600 ingenieurs met ervaring in machinebouw. Die pak je niet zomaar op om ze elders te plaatsen.”

“Je krijgt almaar meer kleinere fabrieken rond die vestiging. Maar die hadden hier veel groter kunnen zijn. We missen een pak opportuniteiten die nu naar Italië, Tsjechië of elders gaan. Eenvoudige arbeid wordt hier heel duur gemaakt. Dat is asociaal. Kleine toegevoegde waarde is hier duidelijk niet gewenst. Gaat iedereen hier dan een academische titel halen misschien?”

Verloning

“In Zweden is de transparantie over de verloning erg groot. Als jij mijn buur zou zijn, wist ik tot op de kroon na wat je verdient. Mijn loon staat zelfs op internet. Ik verdien bruto 10,5 miljoen Zweedse kronen (omgerekend 1,2 miljoen euro, met een belastingtarief van 55 procent, nvdr), met een bonus van maximaal 70 procent. Daar zal ik dit jaar naast grijpen. Een stevig salaris? Dat is relatief. In vergelijking met Amerikaanse en Britse CEO’s ben ik onderbetaald. Vergeet niet dat Atlas Copco groter is dan bijvoorbeeld Philips of Volvo.”

“Ik ken de discussie over het loon van Johnny Thijs. Stel, je doet je job goed, brengt je bedrijf naar de beurs, maar je volgende contract schotelt een salaris voor dat de helft lager is. Als je dat niet goed kadert, zal niemand dat doen. Die hele discussie is publiekelijk gevoerd, en elke dag raakt zo iemand verder gedemotiveerd. Wij zijn ook mensen. Het is niet omdat ik CEO ben, dat ik een koele kikker ben. Het is vooral spijtig dat zo wordt getoond hoe hier politieke beslissingen worden genomen. Dat is geen goed voorbeeld voor de gemeenschap.”

Het volledige interview met Ronnie Leten leest u deze week in Trends.

Partner Content