Zo goed als nieuw

Terwijl de voorbije weken in de Heizelpaleizen de nieuwe automodellen stonden te glimmen, werkt Bernard Marreyt in Aalst aan de restauratie van vintage auto’s. Wat maakt klassieke wagens zo interessant? En kan een oldtimer ook een goede belegging zijn?

Het industrieterrein van Aalst. Een fraai gebouw met veel glas en een hekwerk errond met het opschrift Marreyt Classics. Achter het glas blinken auto’s: Aston Martins, Lancia’s, Jaguars, een Fiat Topolino. Er staat ook een motorfiets, een Velocette 500 cc. Niets nieuw, maar alles lijkt wel zo goed als nieuw. De bolides zitten fraai in de lak en zijn prachtig gerestaureerd. Je waant je in een andere wereld. Dit is nostalgie op wielen. Binnen ruikt het naar olie en rubber. Dezelfde geur die je ook opsnuift in Engelse musea van vintage auto’s.

Marreyt Classics is evenwel geen museum. Dit is het bedrijf van Bernard Marreyt. Ooit was het alleen een hobby. “Die auto’s zijn mijn passie. Maar ik moet er ook van leven”, zegt de 52-jarige ondernemer. Hij is nu twintig jaar actief in de wereld van de klassieke auto’s. Zijn business is niet alleen het kopen en verkopen van vintage auto’s, maar ook het restaureren ervan.

Toen hij pas begon, werd hij door de oldtimerwereld wat scheef bejegend, zegt hij. “De oldtimerliefhebbers bekeken mijn activiteit misprijzend in de zin van: hij zal geld verdienen met onze hobby. Dat is inmiddels veranderd. Meer en meer mensen willen professioneler gaan en dat kan alleen met een gezonde businesshouding. Alleen zo kan je kwaliteit beloven én leveren.”

Wentelen in vuiligheid

Marreyt is van opleiding microbioloog. Hij raakte gebiologeerd door auto’s en door de techniek. Al van kinds af was er die interesse voor auto’s. “Ik was een jaar of vijf toen mijn vader zijn eerste auto kocht, een Opel Rekord. Voor mij ging er een wereld open van merken en modellen en die is me altijd blijven fascineren. Ik observeerde en kende alle modellen. Ik liep bijvoorbeeld op straat en concentreerde me op de achterlichten. Je kon me een achterlicht tonen en ik zei je om welk merk én model het ging. Een ander spelletje was in de voortuin gaan zitten en luisteren naar het geluid van de voorbijrijdende auto’s. Aan het motorgeluid kon ik horen of het ging om een Volkswagen of een NSU. Ik kon het verschil tussen een zes- en een achtcilinder horen.”

De autofascinatie bleef een hobby, ook later tijdens zijn studies microbiologie. Hij kocht autotijdschriften en sleutelde aan oude wagens. Hij kreeg een oude Renault 4 en schroefde die uiteen om te zien hoe alles werkte. “Mijn moeder begreep helemaal niet wat ik in auto’s zag. Ze zei altijd: ik weet niet welk genoegen je erin vindt om je in die vuiligheid te wentelen.”

Schuur vol met 2 pk’s

Marreyt was een kind van 1968. Hij trok naar de universiteit, maar wilde niet dat zijn vader de studies betaalde. En dus verdiende hij zijn studie bijeen met de handel in auto’s. “Ik huurde een schuur bij een boerderij in Wambeek en die stond vol met 2 pk’s. Ik ging bij dealers langs om oude Citroëns te kopen. De exemplaren die goed waren, kalefaterde ik op. De rest was voor de afbraak. Ik verkocht zo’n wagentje voor 500 euro. Dat was mijn systeem.”

Zodra hij was afgestudeerd, schakelde hij over op auto’s die hij zelf graag wilde hebben. Geen nieuwe modellen, wel klassiekers. Waarom juist oude auto’s? “Ik zag die graag om drie redenen. Ze waren kunst, het design was mooi. Ze waren technisch vernuftig. En er was de sport. Als een wagen die drie elementen had, wilde ik hem bezitten en eraan werken. Ik ben dat blijven doen tijdens mijn carrière als microbioloog. Ik werkte in het Universitair Ziekenhuis en gaf daarnaast nog les. Ik maakte deel uit van het in-vitrofertilisatieteam van de VUB. Het was midden de jaren tachtig. Ik was begin dertig en zat op dat moment al aan de top van mijn carrière als microbioloog. Ik moest doctoreren, maar had daar geen zin in. En dus zocht ik een nieuwe uitdaging.”

In Engeland zag Marreyt dat er een hele industrie van bedrijfjes in oldtimers actief was. Dat heeft de zaak aan het rollen gebracht. “Ik dacht: waarom niet in België?” In 1987 begon de microbioloog deeltijds te werken en in 1988 nam hij een jaar loopbaanonderbreking. “Eindelijk stond ik aan het roer van mijn eigen bedrijf.”

Bernard Marreyt koopt en verkoopt niet alleen oldtimers, maar restaureert ze ook in zijn eigen werkplaats. Daarvoor werkt hij samen met Luc Swets, een man met een technische opleiding. Het dochterbedrijf Twin Cam zorgt eveneens voor het onderhoud van de wagens van klanten. “Een oldtimerliefhebber koopt een wagen met zijn hart. Dan zeg je niet: veel geluk ermee en trek je plan. In een moderne garage koop je een nieuwe Clio al voor 8000 euro; je verwacht dat er op zijn minst twee jaar garantie op is en dat er een goed onderhoudsplan is. Als je dat vergelijkt met klassieke wagens, dan is een koop daar een sprong in het diepe. Dat gaat niet, vind ik. De klanten kopen met hun hart en als ze dan ontgoocheld worden, trap je ze op hun ziel. Je moet de mensen dus bijstaan. We geven geen garantie, maar zeggen wel: als er iets is, kom dan langs. Met Twin Cam lossen we de problemen op. We komen met een gesloten vrachtwagen de vintage auto halen en herstellen die. Het enige wat de klant moet doen, is de factuur betalen.”

Verkopen … maar niet aan iedereen

Marreyt koopt en verkoopt niet eender welke oude auto. “Ik koop alleen wagens waar ik zelf iets voor voel, waar ik zelf verliefd op ben. Je ziet hier in de showroom geen enkele Mercedes staan. Dat merk zegt me niets. Al kan ik er een kopen voor de helft van de prijs, nee. Dat boeit me niet. En koopt een klant een wagen bij mij, dan betaalt hij ervoor, maar toch blijft die auto ook een beetje mijn auto. Ik blijf de pleegvader.”

Marreyt zegt dat hij meester wil blijven van een project. Het moet tussen hem en de koper klikken. Als dat niet het geval is, vindt er geen koop plaats. “Ik wil de passie voelen bij de koper. Alleen als die er is, kan ik zakendoen. Ik moet wel tien seconden koelbloedig zijn om de deal te sluiten, maar dan zeg ik: u bent de juiste man voor die auto. En wie koopt deze wagens? Mensen die even gepassioneerd zijn als ik. Veel zelfstandigen en industriëlen. Meestal mensen ook met een persoonlijkheid, die iets te vertellen hebben. Zelden nouveaux riches.”

Wat hem eveneens opvalt, is dat nogal wat groten uit de zakenwereld tijd vrijmaken voor hem. Marreyt: “Sommige van mijn klanten zijn in het dagelijkse leven moeilijk bereikbaar, maar als ik ze contacteer, beschouwen ze dat als speeltijd. Ik heb dan hun volle aandacht.” Sommigen hebben hem zelfs gepromoveerd tot conservator van hun collectie. Marreyt adviseert ze bij de aan- en verkopen.

En het prijskaartje?

Is een klassieke auto ook een interessante belegging? Marreyt houdt het op: “Eventueel.” In de jaren tachtig van de vorige eeuw, voor de beurscrash van 1987, begonnen nogal wat beleggers zich voor klassieke auto’s te interesseren. Maar na de crash trokken ze zich er weer uit en daalden de prijzen. De jongste jaren zijn de prijzen voor oldtimers weer gestegen. “Maar ik heb niet het gevoel dat het alleen om beleggingen gaat. De passie primeert.”

Een deel van het plezier halen de klanten ook uit het restaureren van de wagen. In de werkplaats van Twin Cam staan enkele auto’s in ‘ontklede’ toestand. Op de werkbank ligt een zescilinder motorblok. De klanten die zich aan zo’n project wagen, doen weinig zelf, maar komen wel naar de werkplaats om te zien hoever het staat en om erover te discussiëren.

Hoever mag je gaan met restaureren? Soms hoor je immers de opmerking dat een wagen is overgerestaureerd. Marreyt vindt het verdedigbaar om bij het restaureren moderne technieken te gebruiken. Een chassis laten verzinken en poederlakken mag, voor het behoud van de wagen. “Anders is zo’n chassis na acht jaar rot. Maar je mag niet verchromen wat oorspronkelijk niet verchroomd was. De look moet origineel blijven. We zoeken bijvoorbeeld wel naar oudere lak. Het dekkingsvermogen daarvan is veel groter.”

Voor een restauratie moet je toch op 50.000 euro rekenen. Maar welke auto’s zijn dat waard? Voor veel eigenaars heeft een oldtimer vooral sentimentele waarde. Neem nu de Ford Taunus. Het bedrag dat je betaalt om zo’n wagen te laten restaureren, is veel groter dan de waarde van de auto op de klassiekermarkt. “Maar misschien is dat net de eerste auto die de vader van die persoon ooit bezat en gaat het om de herinnering. Zo hebben we er gerestaureerd. Voor de klant is zo’n operatie dan wél de moeite waard.” (T)

Door Ad van Poppel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content