Werkloosheidsuitkering daalt gemiddeld met 44 procent

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

De federale regering heeft een definitief akkoord bereikt over een sterkere degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen. Open Vld haalt zijn slag thuis.

Bij de vorming van de regering-Di Rupo was in het regeerakkoord overeengekomen dat de werkloosheidsuitkeringen sneller moeten dalen. Maar de uitvoering liet maanden op zich wachten. Na talloze vergaderingen waarin PS en Open Vld vaak lijnrecht tegenover elkaar stonden, is er nu een definitief akkoord over de modaliteiten. Normaal keurt de ministerraad de regeling eind deze week goed.

De nieuwe regeling gaat in op 1 juli. De voorbije weken was duidelijk dat de PS en de vakbonden 1 november als streefdatum wilden nemen. Het argument was dat de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) meer tijd nodig had om zich voor te bereiden. Tenslotte geldt de nieuwe regeling voor 430.000 personen, zowel de huidige als de nieuwe werklozen. Maar in Wetstraat-kringen is te horen dat de Vlaamse liberalen zware druk hebben uitgeoefend om de datum niet meer te verschuiven.

Het principe van de sterkere degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen berust op twee pijlers. Ten eerste zal de uitkering in de periode tussen twee en vier jaar werkloosheid elk kwartaal dalen. Ten tweede zullen de uitkeringen in functie van het laatst verdiende loon beperkt worden tot maximaal vier jaar. Daarna zal een werkloos gezinshoofd kunnen rekenen op een forfaitair bedrag van 1091 euro per maand, een alleenstaande op 916 euro en een samenwonende op 484 euro. De degressiviteit moet werklozen ertoe aanzetten sneller een job te zoeken. Jobs zijn er, want door de vergrijzing komen jaarlijks 100.000 vervangingsvacatures vrij.

De gemiddelde daling van de werkloosheidsuitkeringen, over alle werkloosheidscategorieën heen, zal 44 procent bedragen: 23 procent voor een gezinshoofd, 36 procent voor een alleenstaande en 66 procent voor een samenwonende. Voor de federale regering komt de maatregel overeen met de OESO-aanbevelingen dat zowel de hoge, midden- als lage inkomens ieder kwartaal een degressiviteit moeten ondervinden. Zo’n zes op de tien werklozen hebben een uitkering die boven het minimum ligt en worden dus geconfronteerd met de degressiviteit.

Amper uitzonderingen

Op verzoek van de PS en de vakbonden is lang gediscussieerd over vrijstellingen van de degressiviteit. Zo zou die niet gelden voor 55-plussers en werklozen met twintig jaar beroepservaring. Onder liberale druk kwam men overeen dat de vrijstelling enkel geldt voor nieuwe werklozen en niet voor langdurig werklozen die tijdens hun werkloosheid 55 jaar worden of twintig jaar werkervaring hebben. Ook een groep van 33 procent arbeidsongeschikten (15.000 tot 20.000 personen) krijgt een vrijstelling. Hun uitkering wordt bevroren.

De maatregelen steken schril af tegen de vroegere regeling, toen werkloosheidsuitkeringen in België amper daalden. Volgens OESO-cijfers daalden de Belgische werkloosheidsuitkeringen in vier jaar tijd met 9 procent tegen 42 procent in de EU-15. Met de nieuwe regeling zit België dus op het Europese gemiddelde.

Wel is het zo dat behalve België geen enkele EU-lidstaat een werkloosheidsuitkering kent van langer dan vier jaar. De uitkeringen zijn bij ons niet beperkt in de tijd, al schorst de RVA wel werkonwillige werkzoekenden. OESO-rapporten tonen aan dat de kans op werk voor werklozen verdubbelt wanneer het einde van de werkloosheidsuitkering nadert en verdrievoudigt in de periode erna, wanneer men terugvalt op socialebijstandsuitkeringen.

ALAIN MOUTON

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content