Voorzichtige veroveraars

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Als het gaat om overnames, zijn Belgische groeibedrijven geen avonturiers. Ruim zes op de tien vinden ze nuttig, maar slechts de helft heeft er zich de voorbije drie jaar aan gewaagd. Dat blijkt uit een enquête van EY en Vlerick Business School.

Geen animositeit op de Belgische markt van fusies en overnames vorig jaar. Het aantal aangekondigde deals zakte tot 392, komende van 501 een jaar eerder, blijkt uit de Zephyr-databank van Bureau van Dijk. Betere economische vooruitzichten, goedkopere schuldfinanciering en stijgende beurzen, het mocht allemaal niet baten. Het aantal deals en hun gezamenlijke waarde zitten op het diepste niveau sinds 2009, stellen Vlerick Business School en de accountancy- en adviesgroep EY in een rapport.

Europa deed beter vorig jaar. Het aantal aangekondigde transacties steeg met ruim 2400, tot 22.546. Met zijn achteruit- boerende overnamemarkt springt België uit de band. Om meer te weten, stuurden Vlerick Business School en EY een vragenlijst naar 97 Belgische groeibedrijven. Daarvan heeft 85 procent een omzet van meer dan 10 miljoen euro, 44 procent meer dan 50 miljoen. Een meerderheid, 56 procent, zijn familiebedrijven.

Niet meer dan de helft van de respondenten heeft de voorbije drie jaar een overname gedaan. “Dat aandeel had ik vooraf hoger ingeschat, vermits het om groeibedrijven gaat”, zegt Marc Cosaert, partner van EY. “Je kan het ook positief vertalen: de helft van de groeibedrijven is op eigen kracht gegroeid. Maar misschien hebben ze ook mooie overnamekansen laten liggen.”

Nochtans zit de perceptie goed. Een meerderheid van 62 procent zegt dat overnames waarde creëren, exact evenveel zal de komende drie jaar effectief overnames doen (zie grafieken Beterschap op komst). “Buiten België is het sentiment rond overnames veel negatiever”, zegt Mathieu Luypaert, professor bedrijfsfinanciering aan de Vlerick Business School. “Het overgrote deel van de internationale studies toont aan dat zowat de helft van de overnames geen aandeelhouderswaarde creëert.”

Multiple

Belgische groeibedrijven nemen pas iets over als ze daarvoor het geld hebben. 57 procent van de benodigde middelen halen ze uit hun cashvoorraad, aangevuld met 23 procent bankleningen (zie grafiek Eerst geld, dan overname). “Daarmee tonen de Belgen zich conservatiever dan hun buitenlandse collega’s”, zegt Cosaert. “Dat conservatisme kan uitdraaien op een concurrentienadeel. Het verwachte rendement op eigen middelen is groter dan de tarieven voor schuldfinanciering. Ondernemingen die een overname financieren met kredieten, kunnen daarom een betere prijs bieden bij de strijd om een mooie prooi.”

Exotische betaalovereenkomsten zijn niet aan de Belgen besteed. In slechts 24 procent van de gevallen is er sprake van uitgestelde betaling, eigenlijk een lening van de verkoper aan de koper. In een vijfde van de gevallen wordt de betaling verbonden aan de toekomstige resultaten van het overgenomen bedrijf. Bij 12 procent geschiedt de betaling in aandelen. “Een groot deel van de steekproef bestaat uit familiebedrijven”, zegt Luypaert. “Zij betalen niet graag in aandelen omdat ze de controle willen houden.”

Zowat de helft van de respondenten kiest voor de eenvoudigste waarderingsmethode, de zogenoemde multiple. Dat is de waarde die de markt plakt op bedrijven uit dezelfde sector, meestal uitgedrukt in een veelvoud van de bedrijfskasstroom. “Een multiple kun je gebruiken om de afgesproken overnameprijs te toetsen aan de markt”, zegt Cosaert. “De meest betrouwbare waardering is echter gebaseerd op de verdisconteerde cashflow, of de huidige waarde van de toekomstige kasstroom.”

Amper een kwart van de respondenten verkiest deze waarderingsmethode. De geringe populariteit ligt aan de moeilijkheidsgraad. De berekening van de waarde van de toekomstige kasstroom komt neer op een voorspelling van de toekomst. Cosaert: “Welke resultaten zal je halen met het overgenomen bedrijf? Welke zijn de samenwerkingsmogelijkheden met je eigen bedrijf? Hoe riskant is de financiering van de overname? En hoe zwaar is het risicoprofiel van het overgenomen bedrijf? Je moet een lange reeks inschattingen maken, maar het zorgt voor een veel completere waardering. Een simpele multiple kan dat niet.”

Meevallers

Transacties waarbij de aandelen van eigenaar wisselen, blijven het talrijkst, maar hun belang kalfde de voorbije jaren af. In 2013 deed nog slechts 46 procent van de respondenten minstens één aandelentransactie. Joint ventures, waarbij beide partijen een gezamenlijk dochterbedrijf oprichten, en strategische allianties, waarbij ze een participatie nemen in elkaars bedrijf, gaan er gestaag op vooruit. “Dat heeft te maken met beperking van de risico’s”, zegt Cosaert. “Met z’n tweeën sta je sterker.” Geld is een andere reden. “Joint ventures en allianties vergen geen cash”, zegt Luypaert. “Het feit dat de banken kariger geworden zijn met kredieten, zal er ook niet vreemd aan zijn.”

De voornaamste valkuilen bij een overname zijn culturele verschillen, volgens 30 procent van de respondenten, en een moeilijke integratie na de overname, volgens 54 procent. Waarom getroosten bedrijven zich dan al die moeite? “Een belangrijk motief zijn schaalvoordelen”, zegt Luypaert. “Daarom zal een groeibedrijf niet noodzakelijk een rechtstreekse concurrent overnemen. Nieuwe distributiekanalen staan voorop. Dat betekent dat het bedrijf net zo goed zal mikken op een speler in een andere markt of in een ander land.”

JOZEF VANGELDER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content