Voetbalmecenassen in ademnood

Ze zijn verstandig en welstellend, maar voetbalgek. Nog altijd financieren gelouterde ondernemers het zieltogende Belgische profvoetbal. Nu de transfermarkt op apegapen ligt, mogen ze bij de start van het nieuwe seizoen de portefeuille nog eens bovenhalen om de tekorten bij te passen. Hoe lang nog?

Sterke reservebank, sterke ploeg. Die sportieve wijsheid heeft in het Belgische profvoetbal ook een financieel verlengstuk. Niet het geld op de bankrekening toont de financiële sterkte van een club, wel de reserves buiten balans. Want het zijn de centen van gulle mecenassen die menige club drijvende houden. Vaak gaat het om centen van succesvolle bedrijfsleiders die toch tonnen geld blijven storten in wat bodemloze putten lijken.

Zo eet kampioen Racing Genk uit de hand van voorzitter Jos Vaessen, gefortuneerd dankzij de verkoop van zijn Vasco aan het Amerikaanse Masco. KV Mechelen leeft bij de gratie van voorzitter Willy Van den Wijngaert en zijn koekjesfabriek Bofin. Sporting Lokeren kan niet zonder Roger Lambrecht, gewezen preses van de gelijknamige bandencentrale. In Charleroi laat het Chaudfontaine van Abbas Bayat de club overleven. Standard is FC Robert Dreyfuss, en Germinal Beerschot bestaat nog omdat hoofdaandeelhouder Ajax Amsterdam totnogtoe de verliezen bijpaste. Maar de Amsterdammers hebben er genoeg van: hun belang in Germinal Beerschot staat te koop. Anderlecht dan weer kan bij financiële tegenslag terugvallen op de familie Vanden Stock. En dan zijn er nog Excelsior Moeskroen en RAEC Mons, waar de respectieve burgemeesters Jean-Pierre Detremmerie ( cdH) en Elio Di Rupo ( PS) hun club een hand boven het hoofd houden.

Dergelijke studs onder de clubs houden de boel recht, zeker nu die andere levenslijn – de uitgaande transfers – doorgeknipt is. Want de financiële realiteit van de doorsnee Belgische eersteklasseclub is eenvoudig: elk jaar een goed half miljoen tot een miljoen euro verlies op de exploitatie, aan te vullen met de verkoop van spelers. “Geen enkele club komt rond zonder transfers,” zegt iedereen, tenzij RSCAnderlecht als het enkele ronden van de Uefacup kan spelen, of Club Brugge en Racing Genk, op voorwaarde dat ze de jackpot van de Champions League halen.

Maar inkomsten uit transfers? Neen, niet nu, want de markt ligt op apegapen. Dat komt omdat de geldbronnen van het Europese voetbal droog staan door het afspringen van de lucratieve tv-contracten. Stroomafwaarts deelt de Belgische markt in de klappen. Belgische clubs hebben dit jaar niet één uitgaande toptransfer naar het buitenland gerealiseerd. En als er niets binnenkomt, draait er ook niets rond in het Belgische voetbal. Bovendien durft geen enkele club nog al te ver zijn nek uit te steken. Geloof het of niet, maar voorzichtigheid is het nieuwe adagium van de beheerders van profvoetballend België. Want er moet ook volgend seizoen een licentie gehaald worden, en het lot van clubs als RWDM, Eendracht Aalst of Harelbeke stemt toch tot nadenken. “We maken het begin mee van het economische denken bij de voetbalclubs,” zegt Jos Vaessen.

Virtueel failliet

Dat economische denken werd hoog tijd, want de putten blijken op het einde van het seizoen vaak dieper dan aanvankelijk begroot. De recentste jaarrekeningen (afgesloten op 30 juni 2001) van de drie voetballende NV’s – Standard de Liège, Charleroi en Germinal Beerschot – spreken boekdelen. Standard: 10,5 miljoen euro bedrijfsverlies in het seizoen 2000-2001 op een omzet van 8,6 miljoen euro. Er was een kapitaalverhoging ruim 10 miljoen euro in december 2000 en een verdoken kapitaalverhoging van 10 miljoen euro (de transfer van Daniël Van Buyten naar Olympique Marseille, dat net als Standard in handen is van Robert Dreyfuss) nodig om de club overeind te houden, naast een schuldenberg van 28,8 miljoen euro.

Charleroi: 2,7 miljoen euro bedrijfsverlies op een omzet van 3,7 miljoen euro, en een schuld van 8,6 miljoen euro.

Germinal Beerschot: 3,1 miljoen euro bedrijfsverlies op een omzet van 4,4 miljoen euro en schuld van 22,9 miljoen euro. Daar moeten nog de verliezen van het pas afgelopen seizoen worden bijgeteld, en voor volgend seizoen wordt een tekort van 1,2 miljoen euro een succes genoemd.

De overige clubs zijn vzw’s en hoeven dus voorlopig geen jaarrekeningen te publiceren. Vraag is of het daarom beter gaat. De totaalsom van de achttien budgetten voor volgend seizoen (een budget staat in voetballand voor de begrote uitgaven) bedraagt 136,8 miljoen euro, of een kleine 4% meer dan vorig seizoen. Maar de inkomsten volgen niet. Uitgaand van de gerapporteerde verliezen van de NV’s en de getuigenissen van de meeste andere clubs (gemiddeld 0,5 miljoen euro verlies) mag het bedrijfsverlies van de Belgische eerste klasse vorig seizoen op 20 tot 25 miljoen euro geschat worden. De schuldenberg is intussen 80 à 90 miljoen euro hoog. “Terwijl een bedrijf dat continu met verlies draait, zich in wezen geen schuld kan veroorloven,” zegt Yvan De Witte, voorzitter van AA Gent. Het zijn alarmerende cijfers voor een sector met ongeveer duizend werknemers, want bij een club werken gemiddeld 50 à 60 mensen.

In wezen is de helft van de clubs bedrijfseconomisch gezien failliet, maar worden ze kunstmatig in leven gehouden door voetbalbankiers zoals Jos Vaessen, Roger Lambrecht of Willy Van den Wijngaert. Hoeveel ze in het voetbal stoppen, dat willen ze zelf niet gezegd hebben.

Sporting Lambrecht & KV Van den Wijngaert

“Een activiteit als voetbal stoot een normale zakenman na zes maanden af, omdat je op voorhand weet dat het niet leefbaar is,” zegt Roger Lambrecht. Zijn kinderen runnen de bandencentrale, hijzelf houdt zich bezig met Sporting Lokeren. Heeft de club een tekort, dan kan hij op de voorzitter rekenen. Roger Lambrecht: “De club heeft geen schulden, behalve aan de voorzitter. Maar ik trek een grens, waar ik niet over ga.”

Bovendien heeft Lokeren de jongste jaren met de verkoop van spelers als Jan Koller niet slecht geboerd. En op Daknam hebben ze een Afrikaanse aanvoerlijn van talent uitgebouwd om de toekomst te verzekeren.

Waar ligt het grote verschil tussen een bedrijf en een voetbalclub? “Ik kan gerust voor een paar dagen weg bij mijn bedrijf, maar dat lukt niet bij de club,” zegt Willy Van den Wijngaert. “Want achter je rug ontstaan er dan soms problemen waaraan je járen moet werken om ze weer goed te krijgen.” De voorzitter van KV Mechelen zou al meer dan 11 miljoen euro in de club hebben gestopt, wat binnen de familie tot hoge spanningen leidde. Zoon Marc Van den Wijngaert: “Het is waanzinnig hoeveel geld KV al heeft opgeslokt. Het familiebedrijf ( nvdr – koekjesfabrikant Bofin) heeft anders ook behoefte aan kapitaal om enkele broodnodige investeringen te doen. Als Bofin, waar nota bene 150 mensen werken, zou verdwijnen, heeft KV Mechelen helemaal niets meer.”

Het geschil tussen vader en zoon is intussen uitgepraat. “De verliezen uit tweede klasse heb ik inderdaad bijgepast, anders zou de club niet meer bestaan,” aldus Willy Van den Wijngaert. “En KV Mechelen zal de eerste twee jaar nog niet op eigen krachten rondkomen. Daarom schuiven we nu de emoties opzij en oordelen we met de botte bijl. De spelers die we nu binnenhalen, zijn transfervrij. En ook trainingskampen laten we vallen. Het moet allemaal gedaan zijn met die luxe. Daarom ook de zet om KV Mechelen in een nieuwe maatschappij onder te brengen, om de schulden om te zetten in eigendomtitels en om te proberen een deel van dat geld te recupereren. Ook daarom blijf ik. Maar ik besef dat het geld voor het grootste deel verloren is.”

De bakstenencyclus

Zelfs bij kampioen Racing Genk, dat zijn budget voor komend seizoen met 53% optrok tot 17,2 miljoen euro, is het financiële beheer een struggle for life. Dat komt omdat Genk 25 miljoen euro investeerde in het Fenixstadion, en daarvan nog 12,5 miljoen euro moet afbetalen. Dat kost de club bijvoorbeeld dit jaar 2 miljoen euro aan intrestlasten en schuldaflossingen.

“We zullen sterk staan als we de bakstenencyclus doorkomen,” zegt financieel directeur Filip Aerden. Intussen kan de club rekenen op Jos Vaessen om de tekorten op te vangen. Genk heeft bijvoorbeeld nog 2,5 miljoen euro te goed van Las Palmas voor de transfer van Thordur Gudjohnson, intussen twee jaar geleden. De som werd dan maar voorgeschoten door de Limburgse ondernemer om de club voor een liquiditeitscrisis te behoeden. En om het exploitatieverlies van vorig jaar op te vangen, mocht de voorzitter nog eens de portefeuille bovenhalen. Jos Vaessen zou al 12,5 miljoen euro van Genk te goed hebben.

“In elk geval veel te veel,” zegt Vaessen. “En ik maak me elke dag wijs dat ik dat geld ooit terugzie. Noem wat ik in de club heb geïnvesteerd een achtergestelde lening.” Vaessen noemt de voetbalbusiness moeilijk, irrationeel en tijdrovend. “Duidelijke lijnen zoals in een bedrijf ontbreken. Toch is Genk in wezen een bloeiend bedrijf, maar er is te veel onroerend goed gerealiseerd zonder de financiële fundamenten te hebben. We proberen dat recht te trekken door de bankschulden – 7,5 miljoen euro – te herschikken op langere termijn. We willen wel nog investeren in meer business seats, omdat we in vergelijking met Anderlecht te weinig dikkoppen ontvangen, die drie tot vier keer meer opbrengen dan de gewone supporter.” Blijft Vaessen nog lang voorzitter? “De veranderende transfermarkt doet me nadenken. De malaise is er van lange duur.”

Anderlecht is al door zijn bakstenencyclus heen, en financierde in tien jaar een stadion van 37 miljoen euro. “Met exploitatieoverschotten en transfers,” zegt algemeen manager Michel Verschueren. De club kan dit seizoen 22,5 miljoen euro spenderen, al geeft Verschueren toe dat acht spitsen in de selectie wat van het goede te veel is. “Als we de derde ronde van de Uefacup niet halen, boeken we een exploitatieverlies. Dat zou de tweede keer zijn in de 23 jaar dat ik hier manager ben,” aldus Verschueren.

“Een comfortabel stadion is een noodzakelijke geldmachine,” zegt AA-Gent-voorzitter Yvan De Witte. “Stel dat ons stadion elke wedstrijd uitverkocht zou zijn, dan puren we daar 8,5 miljoen euro uit op een seizoen. Terwijl een capaciteit van 15 miljoen euro toch een minimum is.” De club heeft daarom plannen voor een nieuw stadion, te bouwen op gronden die de club van de stad krijgt en te financieren door een projectontwikkelaar. De club durft aan de toekomst te denken nu de last van het verleden draaglijker wordt. De schuldpositie daalde van 20 miljoen euro drie jaar geleden naar 7 miljoen nu, dankzij dadingen, de verkoop van spelers en de verkoop van het Ottenstadion aan de stad. Dit jaar is er geen verdere schuldafbouw, want de club heeft nauwelijks transfers kunnen doen en zit met een exploitatietekort van 400.000 euro op een budget van 7 miljoen euro. Zelf steekt De Witte nauwelijks centen in de club: “Dat doe ik niet”.

Dezelfde stadionlogica vinden we terug bij SK Lierse. “We hebben de voorbije twee jaar zwaar geïnvesteerd in infrastructuur, voor ongeveer 7,5 miljoen euro. We zijn er immers van overtuigd dat je ten dode bent opgeschreven als je geen extra inkomsten kunt halen uit die infrastructuur,” zegt manager Herman Van Holsbeeck. “Daarvoor hebben we wel nagenoeg ons volledige elftal moeten verkopen, wat ongeveer 6 miljoen euro aan transferinkomsten opleverde. Dat is ons sportief zwaarder opgebroken dan we hadden ingeschat, want we hebben tot op het laatst moeten knokken om onze plaats veilig te stellen. Als we dit jaar dezelfde oefening hadden moeten maken, was dat voor Lierse een catastrofe geweest. De transfermarkt ligt helemaal lam.”

Charleroi heeft onder meer dankzij Euro 2000 een comfortabel stadion, maar de geldmachine draait niet. ” Very badly,” antwoordt voorzitter Abbas Bayat op onze vraag hoe het met de onderneming Sporting Du Pays De Charleroi SA gaat. Zijn bedrijf Chaudfontaine heeft er naar eigen zeggen 2,5 miljoen euro geïnvesteerd. De beursplannen zijn opgeborgen, maar Abbas Bayat heeft de hoop om van Charleroi een winstgevend bedrijf te maken nog niet helemaal opgegeven. “Voetbal is een entertainmentproduct, en het is uitermate geschikt als leverancier van televisiezenders – al is het corrupter en minder voorspelbaar dan een normale bedrijfstak. Maar het kan, met een doorgedreven commerciële uitbouw en besparingen in de kosten. Zo hebben we 400.000 euro bespaard op de loonmassa.”

Werkloze voetballers

Charleroi is lang niet de enige club die het mes zet in de spelerscontracten om het hoofd boven water te houden. Spelerslonen happen gemiddeld 50% uit het clubbudget weg. Dat percentage is voor velen een maximum. Racing Genk spendeert 38% van het budget aan lonen, Lokeren liefst 75%. “Maar doen we dat niet, dan spelen we in bevordering,” zegt Roger Lambrecht.

“De loonlast is een van de problemen. Al zit het hem – op een paar ploegen na – niet in de hoge lonen maar in het aantal spelers dat veel ploegen in huis hebben,” zegt Gaston Peeters, algemeen manager van Lommel. “Toen ik hier een vijftal jaar geleden aankwam, ben ik de spelerskern beginnen af te bouwen van 32 naar een stuk of 22. Vandaag wil iedereen daarnaartoe.”

De doorsnee Belgische eersteklasser onderhield tot vorig jaar rijkelijk gestoffeerde kernen. Een spelersbestand van 30 tot 40 man was geen uitzondering. Nu bestaat de ideale kern uit achttien eersteklassespelers, aangevuld met een handvol eigen jeugdspelers. “Onze kern bestaat momenteel uit 31 spelers, en dat is wat veel. Maar nu wat spelers kwijtraken, is zeer moeilijk,” zegt Jacques Denolf, algemeen secretaris van Club Brugge. Want omdat elke club spelers op de markt gooit, is er een overaanbod, druk op de lonen en werkloosheid onder de voetballers.

De clubs willen niet alleen afslanken, ook het contractbeleid is fel gewijzigd. Als reactie op het arrest-Bosman (dat spelers die einde contact waren de vrijheid gaf om zonder transfervergoeding van club te veranderen) boden de meeste clubs hun spelers riante langetermijncontracten aan. Dat is voorbij. Herman Van Holsbeeck (Lierse): “De lonen zijn op een gegeven moment waanzinnig geweest. Dat kon niet blijven duren.” Filip Aerden (Genk) voegt eraan toe: “Door met langdurige contracten te werken, krijg je dure vogels in de rangen die nauwelijks aan spelen toekomen.”

Naar 14 clubs?

Nog meer profspelers dreigen zonder club te vallen. De vijf groten – Anderlecht, Club Brugge, Racing Genk, Standard en AA Gent – dromen van een competitie met veertien clubs, om méér aantrekkelijke wedstrijden tussen topteams mogelijk te maken. “De koek is te klein om onder achttien clubs te verdelen,” zegt Michel Verschueren. Hij tekent een rechthoekige kaart van België en kruist acht regio’s aan waar een profclub leefbaar kan zijn: Brugge, Gent, Antwerpen, Genk, Brussel, Luik, Charleroi en Moeskroen. Op die manier zijn er nog zes plaatjes te verdelen. Hoeft het gezegd dat de kleinere teams bezwaren hebben tegen het plan, dat vorige week een eerste keer besproken werd op de Profliga?

“Moeten wij vertellen wie zijn plaats verdient bij die veertien?” vraagt de Moeskroense burgemeester Jean-Pierre Detremmerie zich af. “De economische realiteit zal jammer genoeg automatisch voor een selectie zorgen, want er is te weinig geld voor achttien.” Roger Lambrecht: “Lokeren hoort economisch gezien bij de zwakkeren, maar sportief bij de sterkere teams. Als we zevende eindigen, wil ik bij de veertien zitten.” Maar Lambrecht beseft ook dat een club als Lokeren een te klein hinterland heeft om op langere termijn te overleven. De voorzitter werkt aan fusieplannen. Eerst waren er gesprekken met AA Gent, en nu heeft hij zijn zinnen gezet op Germinal Beerschot. Lambrecht: “Als aandeelhouder is het makkelijker om een fusie uit te werken” Maar, zegt Herman Wijnants, manager van Westerlo: “Intern hebben we de oefening gemaakt: we hebben 5000 abonnementen nodig om te blijven bestaan. Voor de Zuiderkempen is dat volgens onze prognoses leefbaar. We hebben dat al bewezen. Niemand gelooft ons, maar we zitten er toch nog altijd in, hé.”

Lieven Desmet, Daan Killemaes [{ssquf}]

daan.killemaes@trends.be

De jaarrekeningen van Charleroi, Standard Luik en Germinal Beerschot.

In wezen is de helft van de clubs bedrijfseconomisch gezien failliet, maar ze worden kunstmatig in leven gehouden door voetbalgekke ondernemers.

Het Belgische eersteklassevoetbal boekte vorig seizoen een bedrijfsverlies van 20 tot 25 miljoen euro, en torst een schuldenlast van 80 tot 90 miljoen euro.

De cijfers van de Belgische eersteklasseclubs zijn alarmerend, vooral ook omdat er in de sector duizend werknemers aan de slag zijn.

Belgische clubs hebben dit jaar niet één uitgaande toptransfer naar het buitenland gerealiseerd.

Voetbalclub Standard boekte in het seizoen 2000-2001 een bedrijfsverlies van 10,5 miljoen euro op een omzet van 8,6 miljoen euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content