Vlaanderen – Wallonië: ieder zijn loonoverleg?

Werkgelegenheid wordt voor de volgende regering een topprioriteit. Het Vlaams Economisch Verbond (VEV) zou de hefbomen daarvoor het liefst in Vlaamse handen zien. Al is niet iedereen daarvan overtuigd. Een confrontatie.

Geregeld gaan ze met elkaar in de clinch via vrije tribunes. Nu doen ze het live, met de cijfers onder de arm. Ze, dat zijn Jan Van Doren, adjunct-directeur van de VEV-studiedienst, en Rudy Aernoudt (“ik spreek hier ten persoonlijken titel”), adjunct-kabinetschef van Waals minister van Economie Serge Kubla(MR) en gastprofessor Economie aan de EHSAL en de Hogeschool Gent.

Jan Van Doren is een pleitbezorger van een sterke regionale differentiatie in het loonoverleg. De reden: de loonontwikkeling houdt onvoldoende rekening met de regionale verschillen in productiviteit en werkloosheid, wat ertoe leidt dat Wallonië opgezadeld blijft met een loonkostenhandicap ten opzichte van Vlaanderen. Aernoudt vindt het debat over een regionaal loonoverleg een vals debat. Volgens hem moet er meer aandacht worden besteed aan het promoten van het ondernemerschap.

JAN VAN DOREN (VLAAMS ECONOMISCH VERBOND, VEV). “Economisch bestaan er belangrijke verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië. Ook al proberen sommigen ze te verdoezelen, de cijfers geven ons gelijk. Nemen we de verschillen in werkloosheidsgraad in 2001 volgens het jongste jaarverslag van de Nationale Bank: in Vlaanderen bedraagt die 3,8 %, in Wallonië 10,6 % en in Brussel 11 %. De werkgelegenheidsgraad: Vlaanderen 64,2 %, Wallonië 56,7 % en Brussel 54,8 %. Belangrijker is dat die verschillen amper wijzigen. Volgens de Nationale Bank kent Vlaanderen sinds 1984 een structurele daling van de werkloosheid met 40 %, terwijl die in Wallonië en Brussel met 20 % toeneemt. Die kloof komt ook terug wanneer we het bruto binnenlands product (BBP) per capita bekijken: in Wallonië bedraagt dat 74 % van het Vlaamse. Ook hier neemt die kloof niet af, integendeel. Onder andere de loonkostencompetitiviteit in de Belgische context is nadelig voor Wallonië. De loonkostenstructuur sluit niet aan bij de productiviteit in Wallonië en zeker niet bij de hoge werkloosheid. Daarom pleit ik voor een verschillend loonbeleid in Noord en Zuid.”

RUDY AERNOUDT. “De argumentatie van het VEV doet mij denken aan de godsbewijzen uit de Middeleeuwen. Je poneert de stelling dat God bestaat en zoekt constant naar bewijzen om dat te staven. Het VEV leest de studies op zo’n manier, dat het gelijk krijgt. Concreter: het VEV neemt de regio als eenheid en kijkt hoe Vlaanderen zich positioneert ten opzichte van Wallonië. Maar binnen Vlaanderen zijn er ook verschillen: in Limburg ligt de productiviteit lager dan in andere provincies en lager dan in Luik. Anderzijds kan je België als een entiteit beschouwen en die vergelijken met andere landen. Zo lees ik in verslagen van de Nationale Bank dat de loonkosten in België de voorbije zeven jaar gestegen zijn met 16,3 %, terwijl de loonkosten in de buurlanden toenamen met 16,5 %. In dezelfde periode is de productiviteit in het buitenland wel met 2,4 % méér gestegen. De concurrentiepositie van België is er dus op achteruitgegaan. Dàt is een veel groter probleem dan de regionale verschillen.”

VAN DOREN. “In Vlaanderen zijn de interprovinciale verschillen in werkloosheid kleiner dan de interregionale door de pendelarbeid. Tussen Vlaanderen en Wallonië is de mobiliteit beperkt, zodat hier de aanpassing meer moet komen van loonflexibiliteit.”

De werkgelegenheid in Wallonië moet sowieso aangezwengeld worden. Is dat niet makkelijker te realiseren met een gedifferentieerd loonbeleid?

AERNOUDT. “Ik heb daar mijn twijfels bij. En hierbij geven de cijfers mij gelijk. Ik hanteer de gegevens die betrekking hebben op de open economie, dus zonder de publieke sector. Tussen 1995 en 2000 steeg de arbeidsproductiviteit in Vlaanderen met 16,4 %. Dat is 1 % méér dan in Wallonië. De loonkosten stegen in Vlaanderen met 13,4 %, in Wallonië met 10 %. De productiviteitsverschillen worden regionaal vertaald in de lonen, ook al bestaat er een federaal overlegsysteem. Het VEV onderschat de efficiëntie en flexibiliteit van de markt. Dezelfde fout die Marx indertijd maakte. Bovendien tonen de cijfers aan dat de loonkostenhandicap (het verschil tussen de loonkost per eenheid product) van Wallonië gedaald is tot 1,8 % ten opzichte van Vlaanderen.”

VAN DOREN. “De cijfers die u aanhaalt, komen van het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) en zijn slechts ramingen. Bepaalde evoluties moeten we over een langere periode bekijken. Hou er bijvoorbeeld rekening mee dat Vlaanderen in de periode 1999-2000 door de krapte op de arbeidsmarkt een loonontsporing heeft gekend. Anderzijds hebben we een vertraagde uitstoot van arbeid gehad in vergelijking met de evolutie van de conjunctuur. Die factoren tonen aan dat de vermindering van de concurrentiehandicap conjunctureel te verklaren is. Ik wil eens zien of het VBO binnen vijf jaar nog met dezelfde cijfers op de proppen zal komen. Bovendien wordt in die cijfers abstractie gemaakt van de publieke sector, die precies één van de Waalse handicaps is en blijft.”

Een apart loonbeleid is één zaak, maar is er geen nood aan een volledig geregionaliseerd werkgelegenheidsbeleid?

AERNOUDT. “Als er nieuwe wetten worden gestemd, wordt steeds de impact op het milieu nagegaan. Laten we ook eens kijken naar de impact op het ondernemerschap. Als we vertrekken vanuit het streven naar meer ondernemerschap, hebben de regionale verschillen weinig zin. België scoort op het vlak van ondernemerschap in het geheel slecht. Er zijn wel enkele subregionale groeipolen. Biotechnologie, bijvoorbeeld, is dé sector van de toekomst en 75 % daarvan bevindt zich in Wallonië. De Waalse politici weten dat ze het ondernemerschap moeten stimuleren. Het regionale loonbeleid is daarom minder belangrijk.”

VAN DOREN. “Uiteraard is ondernemerschap belangrijk, maar het debat rond loonkostencompetitiviteit is even cru- ciaal. De regionale verschillen zijn te hardnekkig en leiden ertoe dat er jaarlijks een aanzienlijke transfer naar Wallonië gaat, die onze budgettaire marge voor een groeibeleid aanzienlijk beperkt, zonder dat Wallonië bijbeent. Ik geef toe dat er in Wallonië een mentaliteitsverandering is opgetreden. Maar de beweging die is ingezet, moet afgemaakt kunnen worden.”

AERNOUDT. “Vlaanderen moet beseffen dat het belang heeft bij een sterk Wallonië. Het is een afzetgebied. Ik ben me ook bewust van het belang van regio’s. Economisch evolueert Europa in de richting van competitieve regio’s. En de discussie over loonbeleid leidt tot spanningen tussen regio’s die er niet zouden mogen zijn.”

Als we spreken over sterke regio’s, is het dan niet normaal dat Wallonië over homogene bevoegdheidspakketten beschikt, zoals het VEV bepleit?

AERNOUDT. “Ik apprecieer hun bezorgdheid voor Wallonië. Maar laat de Walen zelf bepalen wat ze belangrijk vinden. Als ze willen werken op onderzoek en ontwikkeling, en ondernemerschap en bepalen dat loonbeleid voor hen niet cruciaal is, dan is dat zo.”

VAN DOREN. “Ja, iedereen moet zijn eigen dynamiek kunnen ontwikkelen. Maar hoeveel tijd gunnen we elkaar? En ten slotte, is Wallonië zich wel voldoende bewust van de problemen?”

Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content