VERLIEZEN. OVER DE LIEFDE VOOR VERLIEZEN. Handel in verlies-vennootschappen drooggelegd

Wat hebben de belastingen met de liefde te maken ? Op het eerste gezicht niet veel. De belastingen vormen niet direkt een onderwerp dat veel aan Amor of Cupido doet denken. Nochtans zijn er met enige fantazie wel wat raakpunten te vinden. Jos Defoort, filozoof, fiskalist en levenskunstenaar die van nog zoveel andere markten thuis is, is een man met fantazie. En dus heeft hij die raakpunten treffend beschreven in zijn best-seller “101 tips om belastingen te besparen”. Die tips betreffen het juiste moment om te huwen. Of om niet te huwen. De kontrakten die ongehuwden fiskaal vriendelijk kunnen afsluiten. En het type vrouw dat de voorkeur van een fiskaal-gevoelig minnaar verdient.

VOORDEEL.

Die vrouw is een vrouw met “verliezen”. Geen verloren dromen, of vergane schoonheid, of weggekwijnde illuzies. Wel een vrouw met echte verliezen. Een dame die bijvoorbeeld “het voordeel” heeft juist een faillissement achter de rug te hebben. Of die zopas een nefast avontuur heeft beleefd in verband met het opstarten van een bloemenwinkel of een boetiek, of…

Zo’n vrouw is goud waard. De dames onder het lezerspubliek zullen het ondergetekende overigens niet kwalijk nemen dat hij het zwakke geslacht ten tonele voert in de rol van meelijwekkende partij. Dat komt slechts omdat Jos Defoort het ook over “de vrouw met verliezen” heeft. En omdat het geslacht der engelen zonder diskussie vrouwelijk is, en zij dus de volle aandacht en zorg verdienen van de mannelijke soort, zeker wanneer zij zich in een verliessituatie bevinden.

SCHOONMOEDER.

Zoek dus, zo luidt de gouden tip van Jos Defoort, een vrouw met aanzienlijke verliezen. De liefde van de man gaat weliswaar door zijn spreekwoordelijke maag. Maar als er wat verliezen bij te pas komen, kan men desnoods een wat mindere schoonheid of een chagrijnige schoonmoeder op de koop toe nemen (zo voegen we zelf aan de stelling van Jos Defoort toe).

Een aantal miljoenen overdraagbare verliezen kunnen het toekomstig huwelijk en de materiële aspekten van het liefdesbedrijf immers alleen maar ten goede komen. Stel je voor : een bontmantel op kosten van de fiskus, de huwelijksreis ook al met een knipoog naar het belastingkantoor, om nog maar te zwijgen van de kanapee, de kookpotten, de auto, waarom niet het huis, en dat alles mee waargemaakt door de verliezen die gekompenseerd kunnen worden met de beroepsinkomsten van de kersverse echtgenoot. Een echtgenoot die bij het aanschouwen van al die fiskale mogelijkheden misschien niet meer weet wat hij het liefste ziet, zijn vrouw of haar verliezen.

WINST.

Dezelfde schizofrene toestand doet zich ook voor op het niveau van de vennootschapsbelasting. Een gezonde vennootschap maakt winst. Geen verlies. Niettemin moet je in de praktijk vaststellen dat voor verliesmakende vennootschappen meer dan gewone belangstelling bestaat. Zoals de “verliesmakende vrouw” in het hoger vermelde voorbeeld, is een “vennootschap met verlies” immers ook goud waard. Want verliezen zijn overdraagbaar naar de toekomst. En kunnen dus gebruikt worden om toekomstige winsten te “detaxeren”.

REKENING.

Als je ervan uitgaat dat de vennootschapsbelasting in normale omstandigheden ongeveer veertig procent bedraagt, dan is de rekening vlug gemaakt. Wie honderd frank winst kan kompenseren met honderd frank fiskaal overdraagbaar verlies, spaart veertig frank belasting uit.

Op honderd frank is dat niet veel. Maar op honderd miljoen frank, maakt dit al meteen een verschil van veertig miljoen frank. En dat is meer dan de moeite waard.

SCORE.

Hoeft het dan verwondering te wekken dat “verlieslatende vennootschappen” hoog scoren in de hitparade van de fiskale planningtechnieken ? En dat voor de aandelen van verlieslatende vennootschappen grof geld geboden wordt ? Hun verliezen zijn immers ook grof geld waard.

In de coulissen van het fiskale speeltoneel wordt gefluisterd dat er zelfs een echte markt in verlieslatende vennootschappen bestaat. En dat op sommige momenten de vraag het aanbod ruim overtreft. Uiteraard is dat geen zichtbare “markt”. Er is geen beursgebouw waar een handeltje in verlieslatende vennootschappen gaande is. Dat gebeurt allemaal in de besloten ruimtes van de fiskale cenakels. Men moet alleen de juiste weg kennen.

Maar men make zich beter geen illuzies. Het overkopen van een verlieslatende vennootschap is geen kinderspel. In veel gevallen heeft het veel weg van koorddansen op de scheidingslijn tussen toegelaten belastingontwijking en verboden belastingontduiking. Voorzichtigheid is dus geboden. Er zijn al te veel ongelukken gebeurd.

WETSONTWERP.

Wie door het bovenstaande verhaal de smaak voor verlieslatende vennootschappen te pakken gekregen heeft, moet zich evenwel niet al te veel illuzies meer maken. In het parlement wordt op dit ogenblik gewerkt aan een wet die zo goed als zeker het einde betekent van de handel in verlieslatende vennootschappen.

Het wetsontwerp sleutelt drastisch aan de mogelijkheid om overgedragen verliezen te rekupereren. In feite gaat het om de kombinatie van twee uiteenlopende maatregelen. Langs de ene kant voorziet het wetsontwerp in de opheffing van de spreiding van de verliesrekuperatie die op dit ogenblik in hoofde van vennootschappen bestaat. Per belastbaar tijdperk mogen vennootschappen op dit ogenblik slechts een beperkt bedrag aan overgedragen verliezen rekupereren : maximaal twintig miljoen frank, of 50 % van de belastbare winst zodra die winst meer bedraagt dan veertig miljoen frank. Die spreiding van de verliesrekuperatie behoort weldra tot het verleden. Definitief met ingang van het aanslagjaar 1998 en al een jaartje vroeger voor de verliezen die geleden worden in het boekjaar dat aan het aanslagjaar 1997 verbonden is. Overgedragen verliezen zullen bijgevolg in de toekomst zonder enige beperking gerekupereerd kunnen worden.

SLAPEN.

Keerzijde van de medaille is dat het wetsontwerp daarnaast ook in een minder plezierige maatregel voorziet. Het wetsontwerp stelt immers een volledige uitsluiting in het vooruitzicht, van de verliesrekuperatie in hoofde van zogenaamde “slapende” vennootschappen. Dat zijn vennootschappen waarvan de omzet en de financiële opbrengsten gedurende drie opeenvolgende boekjaren gemiddeld minder bedragen dan 5 % van het gemiddelde van het totaal bedrag van de activa die op de balans voorkomen.

Op de “markt” van de verlieslatende vennootschappen gaat het heel dikwijls om vennootschappen die al een tijdje op non-aktief staan. En waarvan de enige bestaansreden nog is dat ze een voorraad “rekupereerbare” verliezen in petto hebben. Gevreesd mag worden dat de meeste van die vennootschappen niet aan de hoger vermelde norm voldoen. Wat tot gevolg zal hebben (als het ontwerp ooit wet wordt) dat hun “pot” overgedragen verliezen reddeloos verloren gaat. Zij zijn dan ook niets meer waard. Integendeel, hun instandhouding kost alleen maar geld : kosten van boekhouding, neerlegging van stukken, publikatie van dokumenten, enzovoort.

DANK.

Dat de handel in verlieslatende vennootschappen op deze manier “drooggelegd” wordt, zal overigens niet door iedereen in dank worden afgenomen. En zeker niet door hen die in het recente verleden nog geld op tafel hebben gelegd om een verlieslatende vennootschap over te kopen. De geplande regeling zou immers in werking treden met ingang van het aanslagjaar 1996. Wat betekent dat de bestaande “pot” rekupereerbare verliezen al met ingang van het boekjaar 1995 verloren gaat, als de vennootschap in de loop van de drie daaraan voorafgaande boekjaren (1992, 1993 en 1994) “slapend” is geweest. In feite komt dit neer op een inwerkingtreding met “terugwerkende kracht”. Niet in de juridische betekenis van het woord, wel in de bedrijfsekonomische betekenis ervan.

UITREKENEN.

Stel dat ik vorig jaar enkele miljoenen neergeteld heb voor de aandelen van een vennootschap die reeds een paar jaren op non-aktief staat, maar die nog wel over bijvoorbeeld twintig miljoen rekupereerbare verliezen beschikt. Om uit te maken of die verliezen vanaf het aanslagjaar 1996 al dan niet verloren gaan, moet ik dus uitrekenen of deze vennootschap voor de boekjaren 1992, 1993 en 1994 de gestelde norm haalt (gemiddelde van de omzet en van de financiële opbrengsten moet minstens 5 % halen van de gemiddelde activa op de balans). De kans is groot dat mijn vennootschap die norm niet haalt. Ze staat in het voorbeeld immers al jaren op non-aktief.

Weg dus de “pot” verliezen, weg het fiskale goud, de zilverlingen die schitterden aan de fiskale horizon. En weg ook mijn miljoenen die ik voor de nu waardeloos geworden aandelen heb betaald. Men zou van minder in zak en as, en in lichte paniek geraken.

DEVIES.

Wie nog plannen koestert om zich in te laten met het handeltje in verlieslatende vennootschappen, zal er bijgevolg goed aan doen een rekenmachientje bij de hand te hebben. Kwestie van altijd eerst na te gaan of de vennootschap niet als “slapende” vennootschap gekwalificeerd moet worden. Zo ja, dan is het devies voortaan : “handen af”.

Het is in die omstandigheden voorspelbaar dat het aantal verlies-vennootschappen dat nog “geschikt” is om over te kopen, drastisch zal dalen. Voor bronstige zoekers die op de markt van de verliesvennootschappen niet (meer) aan hun trekken komen, zit er dan ook niets anders op dan hun geluk elders te beproeven. Misschien dat zij hun pijlen alsnog kunnen richten op bijvoorbeeld een weduwnaar of weduwe met een riant overdraagbaar verlies. Aan de rekuperatie daarvan wijzigt er immers niets. Al is de kans natuurlijk niet gering dat hun bruidsschat juist daardoor fors duurder wordt.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content