Spelen met voedsel

Volatiele voedselprijzen zijn vervelend voor de westerse consument, risicovol voor de speculant, maar vooral dodelijk voor een groot deel van de wereldbevolking. En stabiele voedselprijzen liggen niet in het verschiet.

“Hogere voedselprijzen zijn rampzalig voor de armen, vooral voor kinderen. Dwerggroei en cognitief verlies treden vaak op door onvoldoende voeding tijdens de eerste 1000 dagen na de conceptie.” Dit schrijft de G20 in de vertrouwelijke versie van zijn rapport over de volatiliteit van de voedselprijzen.

De wereldwijde voedselprijzenindex van de voedsel- en landbouworganisatie van de VN (FAO) stijgt sinds de zomer van 2010 weer explosief en heeft in december het vorige hoogtepunt van 2008 overtroffen. Volgens The Economist stonden de reële voedselprijzen toen op hun hoogste niveau sinds het begin van de waarnemingen in 1845.

Dat veroorzaakt onrust in de hele wereld en ligt mee aan de basis van de Arabische revoluties. In deze landen zijn de voedselprijzen goed voor meer dan de helft tot 80 procent van het gezinsbudget. Voor die gezinnen zorgt een prijsstijging van 40 procent ervoor dat hun normale eetgewoontes onbetaalbaar worden.

Als de prijzen enkele maanden later dalen, is het kwaad meestal al geschied. Op 17 april wezen de Wereldbank en het IMF er nog op dat er in het afgelopen jaar 44 miljoen mensen onder de armoedegrens terechtkwamen door de stijging van de voedselprijzen.

Vooraleer de internationale beleidsmensen voor stabiele en betaalbare voedselprijzen kunnen zorgen, moeten ze weten waarom de voedselprijzen zich zo volatiel gedroegen. Volgens Paolo De Castro, economist aan de universiteit van Bologna en voorzitter van het landbouwcomité van het Europees parlement, moet je daarbij een onderscheid maken tussen de structurele factoren die de prijzen op lange termijn doen stijgen en de factoren die verantwoordelijk zijn voor de extreme volatiliteit.

De structurele tendens

Tussen de klassieke argumenten vinden we de groei van India en China, de opkomst van de biobrandstoffen en de sputterende productiviteit van de landbouw. “Tussen 1950 en 2000 gingen de wereldwijde landbouwprijzen lichtjes omlaag omdat het aanbod sneller groeide dan de vraag”, zegt De Castro. “Sindsdien heeft de vraag het aanbod overtroffen.”

Daarmee zijn de forse prijspieken nog niet verklaard. Vorig jaar nog berekende de Wereldbank dat tussen 2003 en 2008, terwijl het Chinese bbp jaarlijks gemiddeld met 10,4 procent toenam, de Chinezen elk jaar maar 0,2 procent meer tarwe en zelfs minder rijst gingen eten. Ook de mythe van hun toenemende vleesconsumptie werd doorprikt. De groei van de vleesconsumptie lag tijdens 2003-’08 lager dan in de periode 1997-2002.

Ook de grote volumes voedingsgewassen die bestemd zijn voor de productie van de biobrandstoffen verklaren de volatiliteit niet. Machines op voedsel laten draaien, is ecologisch en sociaal moeilijk te verantwoorden. Toch blijft het onwaarschijnlijk dat de productie van biobrandstoffen, nu goed voor 1,5 procent van de wereldwijde oppervlakte aan granen en oliehoudende zaden, aanzienlijk kon bijdragen tot de verdubbeling van de prijzen.

De duurdere olie jaagt de prijzen wel omhoog, want het is een essentiële grondstof voor de productie van meststoffen, herbiciden en pesticiden, en onmisbare brandstof voor de productie en distributie van voedsel. Als voedselprijzen een oorzaak zijn voor opstanden, die op hun beurt hogere olieprijzen en dus voedselprijzen veroorzaken, kan het moeilijk worden die vicieuze cirkel te doorbreken.

Natuurrampen eisen ook hun tol. De spectaculaire prijsstijgingen die zich in 2008 en 2010-’11 voordeden, werden mee in gang gezet door de droogte en vuurhaarden die vorig jaar in Rusland een groot deel van de graanproductie vernielden en leidden tot een uitvoerverbod.

“Op de markt ontstaan paniekreacties. Saoedi-Arabië besliste onlangs om zijn voedselvoorraden te verdrievoudigen. Terwijl die vroeger vier of vijf maanden konden meegaan, beschikt het land nu over genoeg voedsel voor twee jaar. Een ander fenomeen is land grabbing. Staatsfondsen gaan in Afrika enorme stukken land opkopen uit bezorgdheid voor de toekomstige beschikbaarheid van landbouwgrond. China zou volgens schattingen van het FAO meer dan 40 miljoen hectare hebben opgekocht”, legt De Castro uit.

De speculatieve saus

Ook financiële speculatie hoort bij de klassieke verdachten om plotse en krachtige prijsstijgingen te verklaren. Beleggers leveren de brandstof om stokebrand te spelen op de voedselmarkten. De jongste jaren pompten grote institutionele investeerders, voornamelijk pensioen- en hefboomfondsen, een pak geld in de grondstofmarkten, waaronder de zachte grondstoffen zoals voeding, om hun portefeuilles te diversifiëren en te wapenen tegen de financiële crisis. “Specifieke investeringsfondsen, de commodity-indexfondsen, hebben hun posities in grondstoffenfutures opgetrokken van 13 naar 317 miljard dollar”, zegt Olivier De Schutter, professor aan de UCL en voedselrapporteur voor de VN.

De stijgende vraag van beleggers kan de prijsstijging een zelfvoedend karakter geven. “Uit angst voor verdere prijsstijgingen gaan kopers op de spotmarkten, zoals Nestlé, meer op voorhand kopen en vervolgens de goederen in voorraad houden. Dat verhoogt de vraag en leidt tot een opwaartse prijsdruk. Maar de verkopers verkopen met vertraging in afwachting van hogere prijzen en veroorzaken zij zo tekorten”, zegt Peter Wahl, van de Duitse ngo Weltwirtschaft, Ökologie & Ent- wicklung (WEED).

Volgens Nobelprijswinnaar Paul Krugman gaat die theorie alleen op als tegelijk de voorraden landbouwgrondstoffen toenemen. Dat zou tijdens de crisis van 2008 niet het geval geweest zijn. De Schutter is het hier niet mee eens. “We kunnen niet weten hoeveel grondstoffen overheden en traders in voorraad houden. Die informatie is niet openbaar en sommige traders gaan die juist geheimhouden.”

De Europese Triodos Bank stelt zich al langer vragen bij de activiteiten van de commodity-indexfondsen. Triodos verschaft handelskredieten aan landbouwers in ontwikkelingslanden, die hun producten via fair trade-contracten aan Europese afnemers verkopen.

“De speculanten zijn niet de enige factor die de voedselprijzen beïnvloeden, maar ze spelen wel een belangrijke destabiliserende rol. Kijk naar de gebeurtenissen in Japan. Investeerders panikeerden omdat ze zich moesten indekken tegen verliezen op Japanse aandelen en trokken massaal geld terug uit de grondstoffenmarkten”, zegt Marilou van Golstein Brouwers, directeur Investment Management bij Triodos.

Tot voor kort bestonden er nauwelijks wetenschappelijke studies die dit effect hadden onderzocht. Triodos gaf die opdracht aan de universiteit van Utrecht. De resultaten laten zien dat vanaf 2000 de prijsontwikkeling op de koffiemarkten steeds meer wordt beïnvloed door indexfondsen, ten koste van de fundamentele marktfactoren van vraag en aanbod. Voor 2000 was de prijsverklarende waarde van de indexspeculatie er nog vrijwel nihil. In de periode 2001-’04 werd dit 14 procent en in de periode 2005-’08 was dit opgelopen tot 27 procent.

Omdat het aanbod op lange termijn moeite heeft om te voldoen aan de stijgende vraag, worden de speculanten onrustig. Een natuurramp of een revolutie kan dan de ontsteker zijn van paniek op de markt, waardoor overheden of traders maanden grondstoffen in voorraad gaan houden. Als de wereldbevolking tegen 2050 toeneemt tot 9 miljard is een sterke, wereldwijd gecoördineerde regelgeving nodig om de volatiliteit van de prijzen uit het systeem te halen.

Simon Van Dorpe en Simon Bowring

Als voedselprijzen een oorzaak zijn voor opstanden, die op hun beurt hogere voedselprijzen veroorzaken, wordt het moeilijk die vicieuze cirkel te doorbreken.

De grote volumes voedingsgewassen die bestemd zijn voor de productie van de biobrandstoffen verklaren de volatiliteit niet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content