Ping Piraat op het juiste pad

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

China, de opperkoning van de namaak, doet zijn eerste stappen op het betere pad. De bescherming van intellectuele eigendom is er niet langer een lachertje. Al was het maar omdat de Chinezen zelf meer technologie beginnen te ontwikkelen. Belgische bedrijven hebben van die ommekeer nog niet veel gezien.

Met namaak steel je een dag, met eigen vondsten win je een toekomst. Dat inzicht proberen de Chinese leiders al enkele jaren in de praktijk om te zetten en het lijkt hen langzaam te lukken. Zo stappen steeds meer Chinezen naar de rechtbank om hun intellectuele eigendom te verdedigen. Dat kan alleen omdat er iets te verdedigen valt.

Het aantal rechtszaken is de voorbije tien jaar vertwaalfvoudigd, van 5000 in 2001 tot 60.000 in 2011. Voor het leeuwendeel ging het om Chinese geschillen, westerse bedrijven waren slechts bij een klein deel betrokken. Ook in het buitenland stappen Chinese bedrijven naar de rechter. Huawei en ZTE, twee Chinese reuzen in telecomapparatuur, vervolgen elkaar in Europa voor patentinbreuk.

Een ander signaal is de spurt van het aantal Chinese patentaanvragen. ZTE diende vorig jaar 2826 patentaanvragen in bij de World Intellectual Property Organisation (WIPO) en stootte daarmee het Japanse Panasonic van de troon. Op nummer drie staat Huawei. Het aantal Chinese patentaanvragen bij de WIPO is het voorbije jaar met 33,4 procent gestegen tot 16.406. Daarmee groeide China in enkele jaren uit tot het wereldwijde nummer vier. Alleen de VS, Japan en Duitsland doen beter, maar hun patentaanvragen groeiden veel trager.

Blijkbaar beslissen meer Chinese bedrijven dat het beter is om intellec-tuele eigendom te creëren dan om te stelen. Dat komt ook omdat de overheid de patentaanvragen subsidieert. Ook de kwaliteit van de patenten is dikwijls ondermaats. Alle begin is moeilijk, belangrijk is dat er een begin wordt gemaakt, redeneert Geert Glas, advocaat van Allen & Overy. “Zelfs de gewone Chinees weet nu wat een patent is. Er heerst zelfs een soort fascinatie voor intellectuele eigendom. Dat merk je aan de toeloop van figuren die uit zijn op snel gewin. Ze zoeken op de westerse markt naar interessante merknamen en designs, en nemen daar een inschrijving op in China.”

China kan het niet blijven rooien met platte kopieën van Rolexen, iPads en BMW’s. De 1,3 miljard Chinezen willen een beter leven en een hoger loon. Willen de Chinese partijbonzen het volk tevreden houden, dan moet het land leren te innoveren. Zo kan het zelf geavanceerde en dus dure producten verkopen. Dat alles kan niet zonder afdoende be-scherming van intellectuele eigendom. Als een ander ongestraft met je uitvinding aan de haal kan gaan, begin je er niet aan. De tijd dringt, want door de abrupte vergrijzing begint het Chinese reservoir aan goedkope arbeidskrachten al na 2013 leeg te lopen. Als er niets gebeurt, dreigt de ‘fabriek van de wereld’ stil te vallen.

Aan de Chinese ommezwaai zit ook een ironische kant, volgens Philippe Snel, advocaat van De Wolf & Partners in Sjanghai. “China krijgt zelf last van namaak in landen die nog goedkoper produceren, zoals Vietnam en Indonesië. Allicht is dat nog de voornaamste verklaring waarom China is wakker geschoten.”

Midlifecrisis

Als China tegen 2030 wereldleider wil worden in innovatie, gaat het niet alleen om retoriek. Het land investeert miljarden in onderzoek en zet buitenlandse bedrijven aan om er O&O-centra te openen. Critici zien daarin meer dan noodzaak. Het land wil weer een supermacht worden, een positie die het omstreeks 1850 verloor aan Groot-Brittannië toen daar de industriële revolutie begon. De voorbije 160 jaar zijn voor de uitvinder van het papier, buskruit en kompas niet meer dan een midlifecrisis. Chinezen zijn een trots volk. De Mandarijnse naam voor China is niet toevallig het ‘Middenrijk’, afgeleid van het Chinese zelfbeeld als centrum van de wereld.

De Belgische bedrijven merken weinig van die herwonnen trots. Unibind, een bedrijf uit Puurs dat mappen verkoopt om bedrijfspresentaties of fotoboeken in te binden, had zijn patent zorgvuldig geregistreerd in China. Dat weerhield een reeks Chinese bedrijven niet om gekopieerde producten op de markt te brengen. “In de lokale rechtbanken wonnen we elke zaak”, zegt CEO Esmeralda Peleman. “Tot een van de kopieerders, Winbind, naar een hogere administratie stapte en de vernietiging van ons patent verkreeg. In China krijgt je de illusie dat de overheid aan jouw kant staat, maar in de praktijk stelt het niks voor.”

De rechtszaken van Unibind sleepten zes jaar aan en kostten het bedrijf naar eigen zeggen 250.000 euro. “Het Chinese gerecht werkt traag, wat kopieerders alle tijd geeft om de markt te veroveren. In plaats van ons geld in advocaten en processen te steken, vechten we terug met prijskortingen. Een kopieerder duwen we uit de markt door onder zijn prijs te verkopen. Dat verkleint onze winstmarge, maar je mag kopieerders niet groot laten worden.”

Als relatief klein bedrijf vermag Unibind misschien niet veel tegen het Chinese apparaat. Maar ook multinationals worden het voetje gelicht. Er loopt een hardnekkig gerucht dat twee Chinese werknemers van Bekaert op de loop gingen met de technologie om zaagdraad te produceren. De twee proberen nu met eigen fabrieken hun vroegere werkgever uit het veld te spelen. Bekaert zou een rechtszaak aangespannen hebben, maar de Chinese overheid houdt het tweetal blijkbaar de hand boven het hoofd. Het West-Vlaamse bedrijf weigert alle commentaar.

De Ieperse weefgetouwenbouwer Picanol heeft al sinds 1994 een assemblagefabriek in China. “We zijn gestart als joint venture met een Chinese partner”, vertelt Geert Ostyn, hoofd ontwikkeling en productie bij Picanol. “Op een dag ontdekten we dat onze partner een deel van onze weefmachines namaakte en doodleuk voor eigen rekening verkocht. Het voorbeeld illustreert perfect de Chinese attitude in de jaren negentig: pak alles wat je kunt krijgen.”

“We ontdekken nog altijd ‘blote ko-pieën’ van onze weefgetouwen, al is het wat minder dan vroeger”, zegt Ostyn. “Er zijn tekenen dat de industrie een stukje volwassener werd. Dat merken we aan de bijna westerse reactie bij geschillen. Toen we onlangs een Chinese concurrent verwittigden dat zijn ontwerp voor een nieuwe machine op het terrein van ons patent kwam, stuurde hij zijn plannen bij. Vroeger zou hij ons straal genegeerd hebben.”

Wat China nog lang geen paradijs maakt. “Als wij ook maar één opening laten, duiken ze er zonder scrupules in. Daarmee schieten ze zich in eigen voet. De partner die ons destijds bedroog, maakt vandaag nog altijd dezelfde laagwaardige weefgetouwen. Intussen is Picanol mee geëvolueerd met de noden van de Chinese markt en we verkopen ook hoogtechnologische weefmachines. Vele concurrenten komen en verdwijnen omdat ze zich beperken tot loutere namaak, zonder oog voor kwaliteit, continuïteit en dienstverlening.”

Repressailles

“Mijn oren gaan vaak tuiten als ik westerse CEO’s hun verhaal hoor doen”, zegt een goedgeplaatste Europese functionaris. “Velen durven niet openlijk te klagen uit vrees voor Chinese represailles. De bedrijven kunnen het zich gewoon niet permitteren om een enorme groeimarkt als China links te laten liggen. Op de westerse markten is er geen groei meer. Vorige maand verkocht Audi meer wagens in China dan op eender welke andere markt. Dat zegt genoeg. De Chinese namaak nemen westerse bedrijven dan maar voor lief.”

De Chinezen weten dat zeer goed en maken daarvan gebruik om westerse bedrijven voor het blok te zetten. Multinationals als Siemens, General Electric en Alstom kregen pas toegang tot de Chinese markt als zij hun technologie onderbrachten in een joint venture met Chinese staatsbedrijven. Dankzij die gedwongen overdracht van knowhow groeiden de Chinese bedrijven uit tot geduchte rivalen en verloren de westerse multinationals marktaandeel, in China en in de rest van de wereld.

Philippe Snel, die ook voorzitter is van de Benelux Kamer van Koophandel in Sjanghai, schat dat een op de twee Belgische bedrijven in China last krijgt van ideeëndiefstal. “Dat gaat van kleine pekelzonden tot zware inbreuken op zijn intellectuele eigendom. Bedrijven zouden nochtans heel wat problemen kunnen vermijden als ze hun huiswerk maakten. Sommige doen niet eens de moeite om een patent te nemen of vergeten om hun merknaam ook in Chinese lettertekens te registeren.”

Snel pleit ook voor een dosis realisme. “De westerse manier van werken kan je niet klakkeloos toepassen in een land dat nog in volle ontwikkeling verkeert. Wie zijn product tien jaar tegen een hoge prijs op de Chinese markt verkoopt, vraagt bijna om namaak. Maak daarom een realistische risico-inschatting. Dat geldt ook voor de keuze van de Chinese partner. Gun hem van bij het begin een gezond deel van uw winst. Dat vermijdt dat hij na een tijd zelf een zaak opstart met uw producten.”

De Chinese leiders doen wel moeite. De intellectuele-eigendomswetten zijn de voorbije jaren op westers niveau herschreven. In Peking, Sjanghai en Shen-zhen zijn gespecialiseerde rechtbanken opgericht. Probleem is de uniforme toepassing van de wetten in heel het land. Lokale rechters bevoordeligen vaak het plaatselijke bedrijf. Wie al tegen de lamp loopt, trekt gewoon wat dieper het land in en begint opnieuw. China is zo immens en de namaakcultuur zo diepgeworteld, dat het moeilijk weten is waar te beginnen.

JOZEF VANGELDER

“Vele concurrenten komen en verdwijnen omdat ze zich beperken tot loutere namaak, zonder oog voor kwaliteit, continuïteit en dienstverlening” Geert Ostyn, Picanol

“China krijgt zelf last van namaak in landen die nog goedkoper produceren, zoals Vietnam en Indonesië”

Philippe Snel (De Wolf & Partners)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content