Passief, actief, aangepast

Luc Sels decaan van de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen aan de KU Leuven

Het is me wat, de vaudeville rond de ‘aangepaste’ beschikbaarheid. De vraag waar alles om draait is in welke mate mensen in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (het vroegere brugpensioen) nog beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt. Het is een bizarre vraag. Als we mensen per se uit het brugpensioen willen krijgen, waarom laten we ze er dan in eerste instantie in toe?

De sociale partners vinden ‘passieve’ beschikbaarheid voldoende. Werklozen zijn dan enkel verplicht in te gaan op het aanbod van een passend werk of een passende opleiding. In het regeerakkoord is men echter ietwat voortvarend uitgegaan van een bijna onvoorwaardelijke ‘actieve’ beschikbaarheid. Dat betekent dat men zelf actief op zoek moet naar werk en het zoekgedrag moet kunnen aantonen.

Om een impasse te voorkomen, baande de regering zich een weg naar een compromis. Ze lanceerde een nieuw concept, de ‘aangepaste’ beschikbaarheid. Niemand weet wat het precies inhoudt. Maar daar vinden we wel wat op. Meer zorgen maak ik me over de afgeleide effecten van al dat gekissebis.

Ongewild zijn we er, ter rechterzijde, weer eens in geslaagd de 55-plussers af te schilderen als lamme goedzakken die terrasjes afschuimen of zich in Benidorm verschuilen, en de rekening het liefst doorschuiven naar volgende generaties. Of als passieve behoeftigen die zich zonder hulp geen weg naar een actief leven kunnen banen. Ze moeten geactiveerd worden, want ze zijn passief. Ze zijn passief omdat ze niet langer actief willen zijn, of omdat ze niet beter weten.

Onbedoeld hebben we, ter linkerzijde, weer de indruk gewekt dat er geen kansen zijn. Waarom mensen actief laten zoeken naar wat er niet is? Kunnen we hen niet beter passief laten wachten tot er toch iets komt? Ik zie ook wel dat veel te weinig jobs openstaan voor de wat ouderen onder ons. Maar dat wijzigen we niet door passief te wachten tot het verandert. Werkgevers staan maar open voor kandidaten die zich op de meest actieve wijze verkopen als hun employee of choice. Precies daarom schuilt in ‘passieve beschikbaarheid’ een innerlijke tegenspraak. Of we zijn beschikbaar, of we zijn het niet.

Onnodig hebben we, met zijn allen, weer eens de onaantrekkelijkheid van werk en werken beklemtoond. Doorheen de debatten groeit steeds weer dat beeld van werken als noodzaak, en niet langer werken als ultiem doel. Alsof we zodra we met (pre)pensioen zijn met zijn allen ons werkplunje op een groot vreugdevuur verbranden. Alsof na de vervreemding van het werk de bevrijding van de rust volgt. We lijken te vergeten hoeveel gepensioneerden kampen met een gevoel van ‘einde rit’, met gevoelens van verveling en gedachten van doelloosheid. Elke dag weer opstaan met diezelfde vraag: ‘wat nu?’.

Onterecht hebben we, u en ik, alweer die foute indruk gewekt dat een beleid gericht op langer werken hard, rechts en asociaal is. Terwijl het loopbaaneindedebat draait om solidariteit van de huidige generaties met het oog op meer sociale zekerheid voor volgende generaties. Beleidsmaatregelen die gericht zijn op langer werken en blijvende beschikbaarheid worden door de betrokkenen mogelijk als hard en rechts ervaren. Maar in hun maatschappelijke uitwerking zijn ze dat allerminst.

Per abuis hebben we, met zijn allen, opnieuw de perceptie versterkt dat regering noch sociale partners de wil of de moed hebben om werk te maken van een voluntaristisch loopbaaneindebeleid. Dat er geen belangrijke stappen worden gedaan, is een hardnekkige, foute perceptie. Meer zelfs, Vlaanderen hééft een specifieke aanpak die toch wat vruchten afwerpt. Die aanpak berust overigens op een akkoord met en tussen de sociale partners: ‘samen op de bres voor 50+’. Een aanpak op maat, met aandacht voor de competenties en het werkvermogen, met begeleiding en bemiddeling door 50+-consulenten.

Ach, wellicht zie ik het allemaal wat te zwart of te grijs. Al die weerstand bij een zo belangrijke sociaaleconomische omwenteling is begrijpelijk en waarschijnlijk ook belangrijk. Door het weerwerk kunnen we de grenzen van wat mogelijk is juister bepalen. De tegenbeweging leert ons ook dat er nog altijd onvoldoende draagvlak is, en dat we nog meer inspanning moeten leveren om daar verder aan te bouwen. Weerstand geeft een kans om het discours om te buigen, en die kans moeten we grijpen. Verzet is de verpakking van kritische feedback. Zolang weerstand maar geen stilstand wordt.

De auteur is decaan van de faculteit Economie en Bedrijfsweten- schappen aan de KU Leuven .

LUC SELS

Onterecht hebben we, u en ik, alweer die foute indruk gewekt dat een beleid gericht op langer werken hard, rechts en asociaal is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content