Overleven tussen bieten en dikbillen

Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

De boeren klagen, maar dat is niet nieuw. Is landbouw in Vlaanderen echt zo onrendabel? Trends trok drie dagen de stal in, het veld op, bij het boerengeslacht Vanvinckenroye in Haspengouw. “Met ons type bedrijf blijft boeren mogelijk. We hebben nog nooit over de hele lijn verlies geleden.”

Paasmaandag, 15.00 uur. Het regent pijpenstelen op de boomgaarden en verzopen akkers van Haspengouw. De leemgrond ligt er doods bij. “Dit is het hoogseizoen voor de landbouw. April is onze topmaand. Zaaien, planten, alles moet nu gebeuren. Maar met dit weer wordt ook vandaag een prutsdag.”

Hoofdschuddend tuurt boer Guy Vanvinckenroye (61) naar de zware lucht. Werkloos toert hij in zijn jeep door de akkers van Boekhout, een deelgemeente van het Zuid-Limburgse Gingelom. De tientallen hectaren akkers smeken om het zaad van suikerbieten, erwten, bonen, wortelen en rode kool. Tonnen pootaardappelen liggen in de schuur opgestapeld; ze beginnen al te kiemen. “De planning voor de suikerbieten wordt strikt opgelegd door de verwerkingsfabriek in Hollogne, tien kilometer hiervandaan,” zegt zoon Christian (33). “Het zaaien moet op 10 april beginnen, eind september volgen de eerste leveringen van de suikerbieten. Elke dag dat we achterliggen op het schema, betekent 300 kilogram minder opbrengst.”

Die middag luistert Guy Vanvinckenroye vol spanning naar het weerbericht. “Weerberichten worden steeds preciezer. Sóms geloven we het. Die mannen zitten er dichtbij. Maar de kans is klein dat het weer vóór 23 april betert. Dan wordt het volle maan en zal het klaren. Alles zal heel snel groeien, dan volgt een ware explosie.”

1001 vragen

Is dit bluf of gewoon degelijke boerenwijsheid? Guy Vanvinckenroye heeft in elk geval ervaring te koop. Hij werd in 1940 geboren in een boerderij in Bommershove, een deelgemeente van Borgloon. In 1961 pachtte hij een hoeve in Boekhout, tien kilometer verderop. Een solide Haspengouwse boerderij, met het typische vierkante patroon, opgetrokken rond het erf. “Die boer ging in 1961 met pensioen. Hij vond onder zijn twee kinderen geen opvolger.” Was het toen eenvoudiger om een zaak te starten? Guy: “Geld vinden voor broodnodige investeringen was toen net zo moeilijk als vandaag. Ook in 1961 zat je al met 1001 vragen.”

Vandaag is Vanvinckenroye senior met pensioen, maar de boerenstiel bepaalt nog altijd zijn leven. De opvolging werd al in 1986 geregeld, toen zoon Christian in zijn voetsporen trad. Hij huurt sindsdien een hoeve, bouwjaar 1650. Het imposante bouwwerk aan de Monnikenlaan in Heks, een deelgemeente van Heers, is eigendom van graaf Ghislain Marie Pascale d’Ursel de Bousies, de kasteelheer in het gelijknamige dorp.

Beurtelings in Boekhout en Heks – in vogelvlucht tien kilometer van de ouderlijke boerderij – beoefenen vader Guy en zoon Christian de stiel. De eenmanszaak Vanvinckenroye zorgt voor een gemiddelde omzet van 20 miljoen frank. Jaarlijks worden voor miljoenen leninglasten en pachtgelden voor de 107 hectare akkerbouw afbetaald. Kopen is voor het duo te duur: in de vruchtbare leemstreek van Haspengouw schommelen de prijzen voor één hectare landbouwgrond tussen de 600.000 en één miljoen frank.

Uit de kosten

De akkerbouw genereert tarwe, maïs, aardappelen, erwten, bonen, wortelen, suikerbieten, rode kool. Maar het gemengde bedrijf doet ook dienst als vetmester voor 300 varkens en 110 stieren-dikbillen. “Met ons type bedrijf blijft boeren mogelijk,” zegt Christian Vanvinckenroye. “We hebben nog nooit verlies geleden over de gehele lijn. Maar ik zou een veel schoner leven hebben zonder de dieren. Die worden het hele jaar door vetgemest. Zonder die beesten kon ik in de winter een maand met vakantie. Maar ze compenseren wat we met de akkerbouw verliezen. Of omgekeerd.”

Die winstrekening geldt voor de varkens, niet voor de stieren. Log gaapt een driekwart ton zware dikbil in de stal in Heks ons aan. Lijdt het beest aan overgewicht? Normaal wordt het tien maanden lang vetgemest, maar dit exemplaar vreet zich al langer bol: krachtvoer, maïs, suikerbieten(-afval), stro en meel doen de dikbil van 300 tot 750 kilo zwellen. Vanaf dat gewicht wordt het dier slachtrijp. “Ik verkoop niet zolang we geen fatsoenlijke prijs krijgen,” zucht Christian. “Door de hysterie rond gekke koeien zijn de prijzen van rundvee met een derde gezakt. Vandaag verliezen we aan onze dikbillen. Maar te lang kan ik deze stier niet houden – een te zware dikbil levert vet, geen vlees.”

De stieren worden gekocht bij een veehandelaar in het nabije Oreye, net over de taalgrens. Diezelfde commissionaire koopt na tien maanden de vetgemeste dikbillen terug. De startende stier van 300 kilo kost 50.000 frank, het gezwollen exemplaar wordt vandaag voor 76.000 frank afgeklokt. “Alleen door de Europese subsidie van 6000 frank per rund komen we vandaag uit de kosten,” zegt Christian Vanvinckenroye. “Het veevoeder kost 20.000 frank. Daarbij komt nog het stro en de afschrijving van de stal.” Én de anderhalf miljoen dure kipkar.

Behendig manoeuvreert Christian de Weidemann-kar tussen de schotten in de stal. De kipbak bevat afwisselend voeder en stro – het eerste belandt in de voederbak, het tweede wordt zonder veel poeha op de ruggen van de stieren geslingerd. Log schudden de dikbillen het stro af, en knabbelen meteen aan de droge stokjes. “Deze dieren worden toch niet mishandeld?” moppert Guy Vanvinckenroye. “Die beelden van Gaia waren insinuerend. Af en toe moet je met een stok op de kop slaan – als het kindje niet wil luisteren, krijgt het ook op de billen.”

BB houdt van varkens

Dinsdag 17 april, 10.00 uur. In het halfduister van de verwarmde varkensstal, priemt Guy Vanvinckenroye met een zaklamp in de drink- en voederbakken. De rozige beesten deinzen achteruit. Wat een verschil met de stieren: met de geautomatiseerde varkensstal is weinig werk gemoeid. In hooguit een kwartier is de inspectieronde afgehaspeld.

Varkens vragen niet alleen minder werk dan dikbillen en leveren bovendien een hoger rendement. In de crisisjaren 1998-1999 kelderden de prijzen door een overaanbod. In 1999 kregen de Haspengouwse boeren met moeite 3800 frank voor een vetgemest zwijn. Vandaag is dat 6000 frank. En het zou nog meer kunnen zijn als de prijsgarantiecontracten er niet waren. Want de varkens zijn nauw verbonden met de Boerenbond(BB): aangekocht via Aveve en gevoederd door diezelfde veevoederdochter van de Leuvense landbouworganisatie. Na het vetmesten worden ze gekocht door Covee, de winkelketen die diepgevroren vlees verkoopt aan particuliere consumenten.

“Niet de Boerenbond maar de markt bepaalt vraag en aanbod,” nuanceert Guy Vanvinckenroye. “Prijsgarantiecontracten werken goed. Vandaag maken we minder winst, en natuurlijk doen we dat niet graag. Maar de voorbije jaren met verlies kenden we het omgekeerde systeem.”

Prijsafspraken met de fabriek

Woensdag 18 april, 14.00 uur. Guy Vanvinckenroye rijdt door het industrieterrein Kanaal-Noord in Bree. Sinds 1966 is de Haspengouwse boer leverancier van de Noord-Limburgse producent van groenteconserven nv Noliko-Scana. Noord-Limburgse Konserven ontsproot midden jaren zestig uit een groep telers die uitkeken naar een gewaarborgde afzet en dito prijzen voor hun groenten. Guy Vanvinckenroye noemt de samenwerking met Noliko een goede zaak. Een derde van de 107 hectare akkerbouw wordt gereserveerd voor het Breese bedrijf: erwten, bonen, wortelen en rode kool verdwijnen in de conservenpotten. Het Haspengouwse boerengeslacht bindt zich strak aan Noliko. ” De fabriek bepaalt de prijzen, wat en hoeveel we produceren, wanneer we zaaien, en wanneer we oogsten,” zegt Christian Vanvinckenroye licht misnoegd.

“Producent en verwerker hangen aan elkaar vast. Er is geen alternatief: we voelen de hete adem van de grootdistributie in onze nek,” nuanceert Rik Ceyssens, hoofd landbouwafdeling bij Noliko-Scana. “De voorbije tien jaar daalden de prijzen voor landbouwproducten voortdurend. We zitten nu aan de bodem. De sector werkt met zeer kleine marges. Om te overleven, zullen we steeds meer naar dit soort modellen gaan: in ruil voor een verzekerde grondstoffenvoorziening door een trouw telerspubliek maken wij op voorhand prijsafspraken met de landbouwers.”

Het bestaan van Noliko illustreert dat coöperaties haalbaar zijn, want 250 telers werken er hecht samen. Met aardappelen liggen de kaarten anders. Al decennia probeert Guy Vanvinckenroye, als voorzitter van een aardappelcoöperatie, weerwerk te bieden tegen de aankoopkracht van de vier grote verwerkers, Aviko, Farm Frites, Lamb Weston en McCain. De Limburgse Aardappeltelerscoöperatie ( Larco) groeide inmiddels aan van zeven tot vijftig boeren. Maar pogingen om bij de Nederlandse confraters aan te sluiten, verlopen moeizaam. “Coöperaties liggen al moeilijk. En hoe verder je komt, hoe moeizamer. De frietboeren bepalen de prijs. Vroeger kregen we tot tien frank voor een kilo bintjes, vandaag nog 2,2 frank. Die goede jaren komen nooit weer. Als er in Europa schaarste is, kopen de frietboeren aardappelen in Amerika.”

Het oogstjaar 1999 was een ramp: de opbrengst bintjes op zes hectare werd verpatst tegen 0,45 frank per kilo. Goed voor een verliespost van 474.000 frank. Christian Vanvinckenroye haalt schamper de schouders op: “Het aanbod was groter dan de vraag.” De aardappelmarkt is niet gebonden aan beperkende marktmechanismen. Suikerbieten zijn dat wél. Een kwart van de 107 hectare akkerbouw mogen de Vanvinckenroyes aan de bietenteeld besteden, die sterk door Europa gereglementeerd is. “Bietengeld, dat is nog onze enige zekerheid,” lacht Christian. “Daar wachten we op voor de aflossing van onze leningen. Want van februari tot eind juli heeft de boer met akkerbouw geen inkomsten. Die komen pas tussen augustus en eind januari. December is onze financiële topmaand. Dan stroomt het bietengeld binnen.”

Laat de boer boeren

Woensdag 18 april, 16.45 uur. De fax van Christian Vanvinckenroye spuwt bemestingsadviezen van de Bodemkundige Dienst van België. De bodemanalyses geven een ruime voldoende qua stikstof, fosfor, humus en zuurtegraad. “Eén bodemstaal kost 2000 frank. Ik neem er vijftien per jaar en bemest de landbouwgrond op basis van die gegevens. We strooien dus niet lukraak stront op de akkers. Voor akkerbouwboeren is drijfmest een grondstof; voor buurtbewoners is het nog te vaak afval.” Christian gooit een vuistdikke map voor de Mestbank op zijn bureau, dat met officiële paperassen bezaaid is. “Het mooiste van alles: ik heb geen overschot, ik laat nog mest aanvoeren.”

Maar mest is slechts één aspect van de regelgeving waarmee boeren worstelen. De kast achter het bureau telt mappen met duizenden pagina’s reglementeringen en andere documentatie: afvalwater, de samenstelling van het veevoer, de aanvragen van de akkerbouwpremies voor de dertien hectare graan, het kwaliteitshandboek Eurep-Gap voor de groenteteelt. Sanitel, het paspoortsysteem voor runderen, breekt alle records. In viervoud wordt de informatie over de veestapel verzameld. De gegevens blijven vijf jaar opgeslagen.

“Alles wat we doen wordt geregistreerd: vetmesten, zaaien, bemesten, sproeien, oogsten. Een derde van wat we opschrijven, is nutteloos. Dat steekt zó tegen. Die regels worden van hogerhand opgelegd, maar ze zijn niet goed voor de praktijk. Wij kijken naar de regen en de grond. Vroeger kon een boer zijn stiel doen en hij deed dat goed. Nu voelen anderen zich geroepen om te zeggen hoe een boer moet boeren.”

Wolfgang Riepl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content