‘Naast zure maatregelen zijn ook zachte nodig’

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Monica De Coninck noemt haar nieuwe tewerkstellingsplan noodzakelijk. Ze weerlegt de kritiek van werkgevers die lineaire lastenverlagingen verkiezen. “In een zeer complexe arbeidsmarkt kan een algemene loonkostenverlaging niet alle problemen oplossen.”

Hogere subsidies en kortingen voor werkgevers die jongeren en 50-plussers aanwerven, 10.000 stageplaatsen voor langdurig werkloze jongeren en vooral vrouwen ertoe aanzetten meer te kiezen voor een voltijdse baan. Dat zijn de krachtlijnen van het tewerkstellingsplan van minister van Werk Monica De Coninck (sp.a). Die maatregelen moeten deel uitmaken van het relanceplan dat de regering tegen 21 juli klaarstoomt. De Coninck vindt een hertekening van het arbeidsmarktbeleid dringend nodig.

“Het huidige beleid schiet tekort”, benadrukt ze. “De grote steden tellen veel jonge werklozen zonder diploma. Bovendien gaan de komende jaren 500.000 mensen met pensioen. We moeten jongeren klaarstomen om die vrijgekomen vacatures in te vullen. Iedereen moet langer aan de slag en wie op zijn vijftigste zijn job verliest, moet snel werk vinden. De Belgische cijfers blijven problematisch: de werkgelegenheidsgraad van 55-plussers bedraagt 37 procent. In de Scandinavische landen is dat 70 procent. De regering neemt maatregelen om mensen aan te sporen te werken en werk te zoeken. De sterkere degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen wordt vanaf november uitgerold. Maar naast een aantal zure ingrepen zijn er ook zachte of positieve nodig, zowel voor werknemers als voor werkgevers.”

MONICA DE CONINCK. “Het Planbureau is duidelijk: doelgroepenmaatregelen zijn de beste manier om de arbeidsmarkt efficiënter te maken. Daarom heb ik voorgesteld dat we de loonlasten meer verlagen voor werkgevers die 54-plussers aannemen. Wie een 50-plusser aanwerft, krijgt nu per kwartaal 50 euro RSZ-korting. Dat is de moeite niet. Ik stel voor een RSZ-korting van 400 euro per kwartaal in te voeren vanaf 54 jaar en 1000 euro vanaf 58 jaar. Niet alleen voor aanwervingen, maar ook voor bestaande jobs.”

Werkgevers verkiezen lineaire lastenverlagingen. Ze vrezen dat die doelgerichte lastenverlagingen in de plaats komen van de algemene loonkostenverminderingen die een paar jaar geleden zijn ingevoerd.

DE CONINCK. “Er zijn tot nog toe geen lineaire kortingen afgeschaft. We hebben wel een evaluatie gemaakt van de doelgroepenmaatregelen. Waar ze niet effectief zijn, schaffen we ze af om de vrijgekomen middelen beter aan te wenden. Ik verkies ook hogere kortingen met een korte looptijd. De lastenverlagingen voor de aanwerving van jongere werkzoekenden zullen gelden tot drie jaar na aanwerving. De regering wil focussen op wie het moeilijker heeft op de arbeidsmarkt. Onze arbeidsmarkt is zo complex dat één maatregel als een lineaire lastenverlaging niet alle problemen oplost.”

Het doelgroepenbeleid wordt toch regionale materie?

DE CONINCK. “Ik zou het mij als minister gemakkelijk kunnen maken en twee jaar niets doen omdat die bevoegdheden toch worden overgeheveld. Maar in een economische crisis is niets doen geen optie. Ik let er ook op dat we federaal complementair werken met de gewesten. Vorige week heb ik nog samengezeten met de regionale ministers van Werk.”

Komen de bezwaren op uw voorstellen vooral uit Vlaamse hoek?

DE CONINCK. “Alle gewesten zijn kritisch voor de federale overheid. Van Vlaamse kant krijg ik de kritiek dat ik de Vlaamse regering in de wielen rij met mijn voorstel om 10.000 stageplaatsen voor laaggeschoolde schoolverlaters te creëren. Dat zou botsen met de Vlaams individuele beroepsopleiding (IBO). Voor alle duidelijkheid: die 10.000 stages hebben betrekking op wat vroeger de wachttijd na studies werd genoemd. Die duurt twaalf maanden. Meestal zien we al na vier tot zes maanden of mensen op eigen houtje een job vinden of niet. Mijn stelling is: laat mensen niet nog maanden zitten wachten en laat hen werkervaring opdoen. Een IBO start na die inschakelingsperiode. Daaraan raak ik niet.”

Blijft het brugpensioen niet de achilleshiel van het arbeidsmarktbeleid? Het is verstrengd, maar komt pas op kruissnelheid in 2014 of later.

DE CONINCK. “De maatregelen worden geleidelijk ingevoerd. Je kan niet verwachten dat we voor brugpensioen direct van de minimumleeftijd van 50 jaar naar 60 jaar springen. Bekaert heeft brugpensioen op 50 gevraagd, maar we hebben afgesproken dat 52 jaar het minimum is, met de duidelijke boodschap dat zo veel mogelijk te beperken.”

Wie nu met brugpensioen gaat, moet zich beschikbaar houden. Gaan die mensen nog werken?

DE CONINCK. “Dat is ook de reden waarom de term brugpensioen niet meer zal worden gebruikt. Het schept een valse verwachting. Het is ook geen aangenaam systeem. Bruggepensioneerden jonger dan 55 jaar zijn niet gelukkig. Met een levensverwachting van boven 80 jaar betekent dat dat men 30 jaar van een vervangingsinkomen moet leven. Meer mensen zeggen dat ze toch weer willen werken. Ik hoor van 60-plussers dat ze hun carrière nog een tijdje willen rekken, maar dan in een systeem van vier dagen werken en drie dagen niet. Aan werkgevers zeg ik: geef oudere werknemers de kans iets anders te doen. Misschien geen leidinggevende functie meer, waarbij ze ook bereid zijn voor een lager loon te werken. Dat kan de carrière rekken.”

U zegt wel dat mensen meer moeten kiezen voor een voltijdse job in plaats van in allerlei systemen van arbeidsduurverkorting zoals tijdskrediet te stappen.

DE CONINCK. “Ik heb het vooral over vrouwen. Ik merk dat zelfs hooggeschoolde vrouwen thuisblijven voor de kinderen, voor tijdskrediet kiezen en niet meer op de arbeidsmarkt komen.

“Op oudere leeftijd vader worden komt ook meer en meer voor. Die vaders willen tijd maken voor de kinderen en daarna weer voltijds werken. De levensloop is zeer variabel geworden, maar de arbeidsorganisatie blijft rigide. Ook bedrijven moeten beseffen dat een goed evenwicht tussen werk en privéleven langere carrières mogelijk maakt.

“Nog een negatief aspect van de Belgische arbeidsmarkt is dat de meeste werknemers heel hun carrière of een groot deel ervan bij dezelfde werkgever blijven. Van job veranderen wordt als een groot risico gezien. Daarom heeft de regering de werkloosheidsuitkeringen in de eerste drie maanden met 5 procent opgetrokken, tot 65 procent van het laatste loon. De degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen is geen saneringsoperatie. De werkloosheidsuitkering is een verzekering. We willen meer geven aan wie net zijn job verloren heeft. Maar wie lang in het stelsel zit, moet weten dat inactiviteit wordt ontmoedigd.”

Vakbonden vrezen dat de degressiviteit werklozen in de armoede duwt.

DE CONINCK. “Help je mensen echt door hen een werkloosheidsuitkering te geven? Wij willen zorgen voor begeleiding en scholing, maar we moeten ook kijken waar we jobs kunnen creëren. Als je wil weten of iemand wil werken: geef hem een job. Ofwel komt hij, ofwel komt hij niet. Jobs creëren ook jobs. Wie zelf werkt, zal sneller geneigd zijn een beroep te doen op poetshulp en zal klussen door externe personen laten uitvoeren.”

Het Planbureau voorspelt voor de komende jaren een stijging van de werkloosheid met 33.000 tegen 2017.

DE CONINCK. “Deze regering is zes maanden bezig. Iedereen verwacht dat de regering de arbeidsmarkt dermate kan hervormen dat een paradijs wordt gecre-eerd. Dat is niet realistisch. We kunnen niet beschuldigd worden van een gebrek aan daadkracht.”

ALAIN MOUTON

“Ook bedrijven moeten beseffen dat een goed evenwicht tussen werk en privéleven langere carrières mogelijk maakt”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content