Het minimumloon is een tweesnijdend zwaard

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Economen keuren het ABVV-voorstel om het minimumloon met 10 procent te verhogen unaniem af. Over de noodzaak van een minimumloon op zich zijn de meningen verdeeld. Het biedt sociale bescherming, maar het is niet echt een garantie voor jobcreatie.

Het pleidooi van ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw om het minimumloon met 10 procent op te trekken van 1472 euro naar 1620 euro bruto per maand, maakte deel uit van het klassieke rondje spierballen rollen op 1 mei. Minister van Economie Johan Vande Lanotte (sp.a) vond het voorstel om de Belgische minimumlonen te verhogen toch “nuttig”.

Voorstanders wijzen op de grotere kloof die dan tot stand komt tussen enerzijds de werkloosheidsuitkering en anderzijds het loon, wat mensen ertoe aanzet een job te zoeken. Werkgeversorganisaties wijzen op de gevaren van een hoger minimumloon: het doet de loonkosten toenemen en vernietigt jobs. En België heeft al een van de hoogste minimumlonen van Europa (zie tabel België bijna kampioen minimumloon). Duitsland, Oostenrijk, Italië, Finland, Noorwegen, Denemarken en Zwitserland hebben niet eens een algemeen bindend minimumloon.

De werkgevers krijgen steun van economen die een verhoging niet wijs vinden. “Aangezien België loonkostenkampioen is, lijkt zo’n aanpassing naar boven niet opportuun”, zegt de Leuvense econoom Joep Konings. “Vooral omdat de loonkosten bij laaggeschoolden een grotere rol spelen voor het scheppen van banen dan bij hooggeschoolden.”

VKW-hoofdeconoom Geert Janssens sluit zich daarbij aan. “Een lineaire verhoging van de minimumlonen verhoogt de arbeidskosten voor zwakke doelgroepen op onze arbeidsmarkt en zou al vlug tienduizenden jobs in gevaar brengen. Het zou tevens de loonwaaier als een accordeon verder in elkaar drukken en die is in België nu al flink samengeperst. Er zou met andere woorden nog weinig muziek uit komen. Het zou slecht zijn voor de motivatie van werknemers in hogere loonschalen en het ontneemt bedrijven instrumenten om mensen die goed presteren beter te belonen.”

Jobcreatie of -vernietiging

Over de vraag of het minimumloon op de schop moet, zijn de meningen verdeeld. Drie jaar geleden publiceerde Gianni Duvillier van het Voka-kenniscentrum een analyse met als titel ‘Minimumloon: bron van werkloosheid’. Hij wees op het verstorende effect van wettelijk opgelegde minimumlonen. Het grijpt in op de marktprijzen voor arbeid, want het minimumloon ligt boven het niveau van de prijs die spontaan in de markt tot stand komt. Wettelijk opgelegde lonen zouden tot inefficiënties leiden: bedrijven nemen geen laaggeschoolden meer in dienst omdat het minimumloon en de totale loonkosten te hoog zijn in verhouding tot hun productiviteit. Het gevolg is dat laaggeschoolden in de langdurige werkloosheid terecht dreigen te komen.

Maarten Goos, een specialist van de KU Leuven, nuanceert en wijst erop dat in de economische literatuur een consensus is gegroeid dat de invoering van een minimumloon op een bepaald moment de kloof tussen een uitkering en werken groter maakt. Dat maakt een job aantrekkelijker, want de werkloosheidsval verkleint. “Tot voor enkele jaren werd gesteld dat een 10 procenttoename in het minimumloon leidde tot een afname in de tewerkstelling met 0,1 tot 0,3 procent”, zegt hij. “Maar de huidige, recentere consensus onder economen is dat minimumlonen op zich niet noodzakelijk leiden tot banenverlies.”

“Een goed voorbeeld is de invoering van het minimumloon in Groot-Brittannië in 1999. Jobdestructie bleef toen beperkt omdat een commissie stapsgewijs het minimumloon heeft verhoogd. Die graduele aanpak moest stijgende werkloosheid als gevolg van te plotse en te sterke minimumloonstijgingen vermijden. Het stelsel heeft ook voor extra sociale bescherming gezorgd. Wel is het zo dat de onderzoeken over het positieve effect van een minimumloon op de jobcreatie uit Angelsaksische economieën komen. Je moet er dus voorzichtig mee zijn om die conclusies toe te passen op België met zijn relatief hoge minimumloon.”

Momenteel woedt in Duitsland volop de discussie over de effecten van de invoering van een algemeen minimumloon. Dat was lange tijd een taboe bij onze oosterburen, ook al bestaat het al in een aantal sectoren (zie kader Duitsland vreest voor 1 miljoen jobs). Volgens Goos het logische gevolg van de keuzes die Duitsland gemaakt heeft voor een Angelsaksisch arbeidsmarktmodel met een lage werkloosheid en een relatief grote inkomensongelijkheid. Duitsland verkoos tewerkstelling in banen met lage lonen boven werkloosheid. “Maar gegeven de toenemende segmentering van de samenleving met enerzijds goed betaalde jobs voor schaarse hooggeschoolden en anderzijds minder goed betaalde banen, blijft het noodzakelijk de lage inkomens te beschermen”, zegt Goos. “Een minimumloon is hier een goed instrument omdat het om een relatief kleine groep van werknemers gaat die vaak veel minder verdienen dan hun productiviteit.”

Vakbonden verheugen er zich al op dat Duitsland een algemeen minimumloon wil invoeren. Dat zal de loonkosten doen stijgen en de Belgische loonkostenhandicap doen dalen. Maar economen relativeren dat. “In de sectoren waar in Duitsland al een minimumloon bestaat, liggen de tarieven per uur wel een stuk lager dan bij ons”, stelt Janssens.

Werken op vraag en aanbod

Maarten Goos waarschuwt voor een overdreven focus op het minimumloon. Relatief weinig mensen werken tegen het minimumloon (ongeveer 5 procent van de werknemers), gewoonlijk verdient men meer. De discussie over het minimumloon op zich vertroebelt volgens economen de essentie van het debat: hoe verlaag je de loonkosten (brutoloon plus werkgeversbijdragen) en zorg je ervoor dat bedrijven toch weinig productieve mensen aanwerven (de vraag stimuleren) en hoe maak je dat die vaak laaggeschoolde werknemers toch op zoek gaan naar een job (het aanbod ondersteunen)?

Volgens Gianni Duvillier is in België hier nog heel wat werk aan de winkel. De voorbije jaren zijn de patronale lasten voor lage lonen (niet enkel het minimumloon) weliswaar aanzienlijk verminderd om de vraag naar arbeid te stimuleren. Van een brutomaandloon van 1400 euro houdt men netto 74 procent over van de kosten van de werkgever. Van een hoog brutomaandloon van 7500 euro houdt men netto 39 procent over, berekende het VBO. Daarnaast heeft de overheid eind vorige eeuw geprobeerd het werken voor lagere inkomens aantrekkelijk te maken via de werkbonus. Dat is een korting op de werknemersbijdragen van lage lonen, waardoor de werknemer netto meer overhoudt.

“Het probleem is dat hier vaak sprake is geweest van een haasje-overeffect”, zegt Duvillier. De lage lonen stegen, maar de kloof met de werkloosheidsuitkering steeg niet omdat die uitkeringen telkens werden aangepast. Nu zien wij inderdaad meer heil in de activerende aanpak gekoppeld aan de sterkere degressiviteit in werkloosheidsuitkeringen. Al is het nog wachten op concrete resultaten.”

ALAIN MOUTON

“Een lineaire verhoging van de minimum-lonen verhoogt de arbeidskosten voor zwakke doelgroepen en zou al vlug tienduizenden jobs in gevaar brengen” Geert Janssens (VKW)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content