Het kruitvat aan de Nijl

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

In Egypte orkestreert het almachtige leger weer eens een regimewissel. Intussen verkruimelt de economie en krimpen de toekomstverwachtingen van de miljoenen, vaak werkloze jongeren. Het land is een tikkende tijdbom.

Het leger is de echte baas in Egypte, maar het houdt zich liever op de achtergrond. Eind vorige maand was de positie van president Mohamed Morsi onhoudbaar geworden, na protest van miljoenen Egyptenaren tegen zijn bewind. Het leger zette hem af, maar gaf de teugels meteen door aan een burgerregering. De terughoudendheid van het leger is een les uit het verleden. In februari 2011 had het ook al president Hosni Moebarak aan de kant geschoven, na wekenlang volksprotest tegen de corruptie, de repressie en de economische problemen. Het nam toen wel het bestuur in handen, en werd zo zelf de schietschijf van het protest.

Daarom waren de militairen blij dat ze na de verkiezingen van een jaar later een deal konden sluiten met de Moslimbroeders, hun enige echte tegenspeler. De Moslimbroeders mochten het land leiden, in de persoon van president Morsi, op voorwaarde dat ze het leger met rust zouden laten. Concreet betekende dat: geen vervolging van misdaden door militairen uit het Moebarak-tijdperk en geen parlementair pottenkijken in de belangen van het leger.

Een klasse apart

De belangen van het leger zijn niet niks. Naar schatting is 15 tot 40 procent van de Egyptische economie in handen van de militairen. Een web van tienduizenden ex-officieren heeft belangen in een lange reeks sectoren, van de bouw en het hotelwezen tot de uitbating van het Suezkanaal. Ze vormen een klasse apart, met eigen sociale clubs, hotels en ziekenhuizen.

Voor de veiligheid van die belangen is stabiliteit van het grootste belang. Maar de Moslimbroeders maakten er een potje van, zo blijkt nu. Er zijn voorbeelden genoeg. Zo sprak president Morsi op een massabijeenkomst waar werd opgeroepen tot een jihad in Syrië. Hij probeerde een fundamentalistisch getinte grondwet door te drukken, wat leidde tot straatprotest.

De economie ging verder bergaf. De groei viel terug tot zowat 2 procent, tegen een behoorlijke 5 tot 7 procent in de laatste jaren van het Moebarak-regime. Het Internationaal Monetair Fonds schat de inflatie op 8,2 procent, het begrotingstekort schommelt rond 10 procent van het bruto binnenlands product. De stroomonderbrekingen en de wachtrijen aan de benzinepompen bereikten een hoogtepunt, al waren die volgens sommigen te wijten aan sabotage door het leger en het oude Moebarak-establishment. Een aanwijzing daarvoor is dat ze verdwenen lijken te zijn sinds de afzetting van Morsi.

De labiele politieke toestand houdt de toeristen weg en doet de buitenlandse investeringen opdrogen. Daardoor vielen de buitenlandse reserves terug tot 14,9 miljard dollar in juni, onvoldoende om drie maanden import te betalen — een belangrijk economisch alarmniveau. Egypte moet op bedeltocht bij bevriende landen.

Welopgevoed

In de economische afgang schuilt nog een groter gevaar, aldus de Wereldbank: de sombere perspectieven voor de massa jongeren. Een derde van de bevolking is jonger dan 14 jaar, een ander derde is tussen 15 en 29 jaar. Daardoor staat Egypte onder enorme druk. De jongeren moeten aan een baan zien te raken, maar de Egyptische groei is te laag om werkgelegenheid te creëren. Dat kan de sociale frustratie hoog doen oplopen.

De werkloosheid stijgt, en de jongeren worden dubbel getroffen. In 2011 bedroeg de jeugdwerkloosheid 23,2 procent, meer dan het dubbele van de algemene werkloosheidsgraad. Meer dan driekwart van de werklozen is tussen 15 en 29 jaar oud. Merkwaardig genoeg stijgt de werkloosheid met het opleidingsniveau. In 2011 bedroeg de werkloosheid onder analfabeten 5,5 procent, onder academici 29 procent.

Als hoogopgeleiden een baan hebben, is het vaak werk ver onder hun niveau. “De bedieners van onze machines in Egypte waren vaak academici”, zegt Alex Vanneste, de CEO van het familiebedrijf Jos Vanneste nv. De Harelbeekse vlasbewerker zette in 2004 een spinnerij op in de Nijldelta, samen met een Egyptische partner, die later een bedrieger bleek te zijn (zie kader Nooit meer Egypte). “Wij zagen die academici als een troef. We wilden die mensen geleidelijk meer verantwoordelijkheid geven, om het management uiteindelijk in hun handen te laten. Egypte heeft een fenomenale jeugd, die welopgevoed en goed geschoold is.”

Hoogleraar economie Tarek Selim is minder enthousiast. “De Egyptische onderwijscultuur drijft de jeugd te veel naar de universiteit”, zegt Selim, die werkt voor de American University in Caïro. “Het gevolg is een overaanbod aan artsen en ingenieurs, en een tekort aan verplegers en technici. Er zijn hier wel technische scholen, maar ze halen de internationale standaarden niet.”

Gezondheidskuur

Volgens Selim hoeft Egypte de oplossing voor zijn jeugdwerkloosheid niet ver te zoeken: het toerisme. “Het is een arbeidsintensieve sector, waarvan het echte potentieel nog lang niet is gerealiseerd. We hebben wel een toerismevriendelijke infrastructuur nodig, zuivere lucht en zuiver water — allemaal zaken waarover toeristen klagen. Nu komen zij maar één keer in hun leven naar Egypte, om de piramiden te zien. Landen als Tunesië en Marokko hebben de jaarlijks terugkerende strandtoeristen.”

Investeringen in toerisme zijn een gezondheidskuur voor de hele economie, aldus Selim. “De groei van het toerisme sijpelt door naar tal van andere sectoren, zoals het transport en de voedingsproductie. Bovendien levert het buitenlandse deviezen op, wat goed is voor een sterke munt.”

De ontwikkeling van een conjunctuurbestendige, hoogwaardige industrie vindt Selim minder prioritair. “Hightechindustrie is niet arbeidsintensief, en je moet concurreren met de rest van de wereld. In het toerisme kunnen we kapitaliseren op onze historische voordelen. Egypte heeft letterlijk monumentale troeven.”

JOZEF VANGELDER

Naar schatting is 15 tot 40 procent van de Egyptische economie in handen van het leger.

In 2011 bedroeg de werkloosheid onder analfabeten 5,5 procent, onder academici 29 procent. Als hoogopgeleiden een baan hebben, is het vaak werk ver onder hun niveau.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content