HET BEGIN VAN FISCALE AUTONOMIE

De Europese belastingplannen plaatsen de discussie over fiscale autonomie in een nieuw daglicht,” zegt Jan Van Doren, adjunct- directeur van de Vlaamse werkgeversfederatie Voka. “Zo heeft de Europese Commissie een werkgroep opgericht om de belastbare grondslag voor vennootschappen in de 25 lidstaten te harmoniseren. Het bedrijfsleven is vragende partij. Het huidige kluwen aan diverse regelgevingen bemoeilijkt de grensoverschrijdende activiteiten van de ondernemingen.”

Wel blijft de fiscale concurrentie tussen de lidstaten spelen op het vlak van tarieven en vrijstellingen. Van Doren: “Deze evolutie maakt het makkelijker de Europese lijn naar België door te trekken. Voortaan bestaan er geen rationele argumenten tegen een regionalisering van de vennootschapsbelasting meer. Met het oog op de volgende ronde in de staatshervorming bereiden de werkgevers nu een gezamenlijk standpunt voor. De huidige bevoegdheden voldoen niet om een écht economisch beleid te kunnen voeren. Vandaag kan Vlaanderen enkel met subsidies ondernemingen steunen.”

Maar het gevaar bestaat dat de Europese Commissie deze techniek als concurrentievervalsing gaat beschouwen, waardoor de mogelijkheid tot bijsturingen wegvalt. Van Doren: “We zitten dus met een dode mus. De fiscale bevoegdheden van het gewest tegenover bedrijven, zoals de onroerende voorheffing, zijn eerder marginaal. De gemeenten hebben echter veel meer mogelijkheden om ondernemingen te belasten. Het is dan ook via hen dat de Vlaamse regering wil passeren – met een fiscaal pact – om de lokale belastingdruk op bedrijven te beperken. Dat is allemaal zeer omslachtig en politiek heikel. Wil de Vlaamse regering in haar economische beleid een efficiënt en toekomstgericht beleid kunnen voeren, dan dient het over de vennootschapsbelasting te kunnen beschikken.”

Maar levert fiscale autonomie geen problemen op voor bedrijven die in beide landsgedeelten actief zijn? “Neen,” repliceert Van Doren. “Net als in Amerika kan de winst per deelstaat worden bepaald op basis van eenvoudige parameters. Voor de toewijzing van belastbare bedrijfswinsten tussen de deelgebieden gebruiken de Amerikanen een formule op basis van drie parameters (lonen, activa en omzet). Die eenvoudige verdeelsleutel blijft een benadering van de economische werkelijkheid, maar werkt al bijna een eeuw tot ieders tevredenheid. Een meer verfijnd systeem levert in de praktijk te veel problemen op. Kijk maar naar de complexe regeling voor transfer pricing (vergoedingen tussen zusterbedrijven voor geleverde goederen of diensten). Op Amerikaans verzoek bestudeert de Europese Unie nu ook de invoering van een forfaitaire formule.”

Ten slotte wuift Van Doren, coauteur van het Manifest voor een Zelfstandig Vlaanderen, de kritiek weg dat de regionalisering van de vennootschapsbelasting een financiële aderlating voor onze zuiderburen zou betekenen. Van Doren: “Vergis je niet. Een tariefreductie kost Wallonië minder dan Vlaanderen, aangezien hun belastbare basis veel beperkter is. Nu al zie je dat Wallonië een assertiever belastingbeleid voert dan Vlaanderen, omdat het hen minder kost. Zo besloot het Waals Gewest begin dit jaar de belangrijkste lokale belastingen op het bedrijfsleven (lees: drijfkracht en onroerende voorheffing op materiaal) af te schaffen voor alle nieuwe investeringen. Op dat vlak staan de Walen sterker dan wij. Het is een dogma te denken dat fiscale autonomie de zwakkere regio’s benadelen. Integendeel. Kijk maar naar de spectaculaire groei van de Ierse economie na de algemene verlaging van hun belastingtarief voor vennootschappen naar 12,5 %.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content