FAILLISSEMENTEN. FAALT DE ENTREPRENEUR ?

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

De vloed aan faillissementen en vereffeningen de jongste weken komt niet uit de lucht gevallen. Al in ’93 waren liefst 43,6 % van alle Belgische ondernemingen die een jaarrekening neerlegden (dat waren er 116.086, dekoördinatiecentra uitgezonderd) verlieslatend. Zo goed als de helft van deze bedrijven (49,4 %) zat geplaagd met een gekumuleerd verlies op hun balans. De cijfers komen van Hubert Ooghe, professor bedrijfsfinanciering aan de Universiteit Gent en De Vlerick School voor Management. “Zolang ze alleen maar onrendabel zijn, worden deze bedrijven niet failliet verklaard, ” aldus Ooghe. “Dat gebeurt pas als ze ook in likwiditeitsproblemen komen zo dikteert de wet en dat is jammer. Want je hebt anderzijds zeer rendabele bedrijven die toch in faling gaan omdat ze gebrek hebben aan cash. Dat is typisch voor snelgroeiers : hun cash flow is te laag om hun explosieve groei te financieren en ze krijgen te weinig kredieten omdat de banken hen nog onvoldoende vertrouwen. In de huidige faillissementengolf echter overwegen de onrendabele bedrijven : oudere ondernemingen in een ineengezakte markt, of jonge bedrijven die de markt overschat hebben. “

– TRENDS. Ondernemingen noemen steeds opnieuw “te hoge loonkosten” als doodsoorzaak. Om zich te verbergen achter gebrek aan innovatie en flexibiliteit in de harde internationale konkurrentie ?

– HUBERT OOGHE. Dan moet je eerst de cijfers bekijken. De gemiddelde loonkosten voor een bedrijf bedragen 1,35 miljoen frank per werknemer. Haalt een bedrijf dus een toegevoegde waarde per personeelslid van 1,35 miljoen, houdt het net genoeg over om zijn werknemers te betalen. Schuldeisers, overheid (of belastingdiensten) en aandeelhouders blijven in de kou staan. Welnu, neem alle Belgische bedrijven die in ’93 een jaarrekening moesten neerleggen en rangschik ze naar toegevoegde waarde per personeelslid. De mediaan de score van het bedrijf dat precies in het midden van de rij staat bedraagt 1,375 miljoen, juist voldoende om het personeel te vergoeden. Het onderste kwart van de rangschikking komt zelfs niet verder dan 0,9 miljoen.

– Op een seminarie over faillissementspreventie zei Vlaams minister van Ekonomie Eric Van Rompuy : “Er zijn geen goede of slechte sektoren, wel goede of slechte bedrijven. “

– Er zijn goed of slecht geleide bedrijven, en dat zeg ik al sedert de tijd dat de ekonomische politiek sektorieel bepaald was : steun aan staal, steenkool, scheepsbouw, textiel. Neem de talrijke onderzoeken naar indicatoren als solvabiliteit, rendabiliteit op eigen vermogen en dergelijke bij ondernemingen. De faktor “sektor” verklaart hooguit 10 tot 20 % van de afwijkingen tegenover het gemiddelde van de indicatoren. Even onbelangrijk zijn “regio”, “bedrijfsgrootte” en zo meer. Er blijft steeds een onverklaarbare restfaktor : daarachter gaat de kwaliteit van de bedrijfsleiding schuil.

– Maar het valt toch op dat vooral bedrijven uit de traditionele industrieën over de kop gaan. Er zijn dus toch “slechte sektoren” ?

– Terwijl in ’84 nog 0,95 % van het aantal bedrijven in de textiel & leder-sektor failliet gingen, was dat al 1,6 % in ’94. Voor meubelen & hout is dat respektievelijk 1,05 % en 1,7 %. Metaal scoort het slechtst in ’94 : 2,2 % tegenover 0,7 % in ’84. Dat is verontrustend, omdat bij deze sektoren het effekt op tewerkstelling het grootst is. Dat ligt anders met bijvoorbeeld de horeca. Die sektor is trouwens steeds gevoelig geweest voor faillissementen : 1,6 % in ’94. In ’84 was dat nauwelijks beter : 1,3 %.

– De faillissementengolf ware zo erg nog niet als er evenveel nieuwe investeringen tegenover stonden. Is het uiteindelijke probleem niet de Belgische renteniersmentaliteit ?

– De staatslening Philippe XVII haalt op 1 dag 363 miljard binnen. Het leeuwedeel daarvan kwam van institutionele beleggers. Vergelijk dat even met het ongelofelijke tekort aan risico-kapitaal in ons land : 53 % van de in ’94 failliet gegane bedrijven had een startkapitaal van niet eens 1 miljoen. Met een steviger vermogensbasis hadden deze ondernemingen de tegenslagen gemakkelijker kunnen opvangen.

– Zijn de falingen van tegenwoordig een proces van natuurlijke selektie, een ekonomische transformatie zo u wil, of is het gewoon afbraak ?

– In een laagkonjunktuur als deze gaan de onrendabele bedrijven er eerst uit, het soort dat het in de hoogkonjunktuur nog net het hoofd boven water hield. Als het spel serieus gespeeld wordt dat wil zeggen, als de schuldeisers niet bedrogen worden, als er geen lieden met de noorderzon verdwijnen, en zo verder hoeft faillissement geen slechte zaak te zijn. Want wie wil nog in een zaak investeren die op het punt staat bankroet te gaan ? Een faling echter saneert het bedrijf : de gewone schulden vervallen, je hoeft enkel nog met de bevoorrechte schuldeisers te onderhandelen, en je kan herbeginnen met een afgeslankt personeelsbestand.

– Kan de overheid iets doen tegen de faillissementen ?

– Er is de Vlaamse Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid, maar die vraagt meer middelen. De EROV (Ekonomische Raad voor Oost-Vlaanderen), een vzw voor startersbegeleiding en streekontwikkeling, nodigt bedrijven in moeilijkheden uit om op vrijwillige basis te komen praten over hun problemen. Zulke initiatieven moesten er meer zijn. Verder brengt het wetsontwerp over het gerechtelijk akkoord en de faillissementen een aantal verbeteringen, zoals de verschoonbaarheid van de gefailleerde. Als je failliet gaat, hoef je niet meer een stempel voor het leven te dragen. Dat zal de stap om te investeren bevorderen. Keer op keer komen studies echter tot dezelfde konklusie : beschikbaarheid van financiële middelen en dat soort zaken zijn belangrijk, maar het entrepreneurship primeert. Stimuleer het initiatief, zorg voor goeie opleidingen, werk aan een kulturele mentaliteitsverandering.

JOZEF VANGELDER

HUBERT OOGHE (UNIVERSITEIT GENT) “53 % van de in ’94 failliet gegane bedrijven had een startkapitaal van niet eens 1 miljoen. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content