Dokter, genees uzelf

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

De gemeenschap roept de geneesheren ter verantwoording. De artsen op het terrein weten dat allang, alleen hun leiders moeten nog ter aarde neerdalen, zoals blijkt uit de halsstarrigheid van de Orde der Geneesheren of de arrogantie van een artsensyndicaat. Trends zet de verschillende standpunten even op een rijtje.

In België zijn er ongeveer 140.000 straten. Tegelijk telt ons land een kleine 40.000 geneesheren. Dat betekent dat er, bijna letterlijk, op iedere straathoek een arts woont. Toen de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten ( BVAS) er vorige week mee dreigde het tarievenakkoord op te blazen, als het parlement een wetsvoorstel goedkeurde over de inperking van ereloonsupplementen voor een- en meerpersoonskamers in ziekenhuizen, voelden vele burgers, en waarschijnlijk vele artsen met hen, dit machtsvertoon als een anachronisme aan. Dat deze supplementen vaak de enige manier zijn voor ziekenhuisdiensten om financieel het hoofd boven water te houden, is hier de kwestie niet. De bereikbaarheid van de dokter is dezelfde geworden als die van de kruidenier om de hoek. Het heeft dus weinig zin terug te grijpen naar de onaantastbaarheid van weleer. “Sociologisch is het een interessant fenomeen,” zegt Jan De Maeseneer, praktiserend huisarts en professor huisartsgeneeskunde aan de Universiteit Gent. “Een fractie van een groep van 40.000 mensen gijzelt het parlement, en daarmee een hele maatschappij. Die fractie is bovendien nooit gelegitimeerd geweest door verkiezingen. In de 19de-eeuwse standenmaatschappij zou dit nog gekund hebben, maar toch niet in een hedendaagse democratie. Als je dat in het buitenland vertelt, bekijken ze je alsof je van een andere planeet komt.”

Aan de tijd van de blanco cheque – alleen de arts weet wat goed is en de samenleving betaalt – komt nu een einde door de toenemende kostprijs van het systeem, volgens De Maeseneer. “In de ons omringende landen zette dat de artsen aan tot een maatschappelijk debat. De uitkomst daarvan luidde dat de deskundigheid van de geneesheer best een behoorlijke beloning mag krijgen, op voorwaarde dat hij werkt volgens wetenschappelijk getoetste kwaliteitsnormen. De samenleving heeft volledige inzage, en in ruil voor die transparantie investeert zij in kwaliteitswerking. Dergelijke vermaatschappelijking had je in België niet.”

Het verlengstuk daarvan

is het gebrek aan professionalisering van de artsenbelangengroepen. “Nu zijn dat samenraapsels van mensen met de beste bedoelingen,” zegt De Maeseneer. “Een typische vergadering van dokters vindt na de uren plaats, waarbij één arts de tijd vond om een A4-tje uit te tikken, als gespreksstof. Er zijn geen goed gemanagede beroepsgroepen, met professionele onderhandelaars en onderbouwde dossiers, die op gelijke voet staan in onderhandelingen met ziekenfondsen en overheid.” Overigens is de professionele omkadering van vele huisartsen of niet-ziekenhuisspecialisten betreurenswaardig, volgens De Maeseneer. “Ze doen zelf de deur open of nemen zelf de telefoon op, en dat tijdens hun raadplegingen. Een secretariaat of moderne communicatiemiddelen hebben ze vaak niet.”

Overheidsbeleid uitbesteed aan belangengroepen

Ook de overheid gaat niet vrijuit: zij bleef 30 jaar lang afwezig. Gezondheidszorg was overgelaten aan een oubollig machtsspel tussen belangengroepen, vindt Robert Rutsaert, geneesheer-specialist van het Antwerpse Sint-Vincentiusziekenhuis en voorzitter van de specialistenvleugel van het Algemeen Syndicaat van Geneeskundigen in België ( ASGB). “Het was vooral belangenvermenging die leidde tot perverse effecten. Er zijn kabinetsleden en hoge ambtenaren – en ooit zelfs een minister – die beheerder zijn of directiefuncties uitoefenen in ziekenhuizen of mutualiteiten. Beheerders hebben soms belangen in consultant- of informaticabureaus die met het ziekenhuis miljoenencontracten afsluiten waarvan de rekeningen aan de artsen gepresenteerd worden. De vakbonden van hun kant organiseren de witte woede met loonsverhogingen als gevolg, maar protesteren in de Algemene Raad van het RIZIV als daardoor de uitgaven stijgen. Ziekenfondsen werpen zich op als verdedigers van de patiënt, maar verkopen tegelijk hospitalisatieverzekeringen, en baten ziekenhuizen, poliklinieken en apotheken uit.” Opmerkelijk is hoe Rutsaert ook zijn collega’s niet spaart: “Nog te veel specialisten engageren zich te weinig voor hun ziekenhuis, en stellen de performantie van hun privé-praktijk boven die van hun instelling. Wij, specialisten, klagen over ons overtal, maar we blijven assistenten opleiden omdat we hén liever wachtdiensten laten lopen en zij bovendien goedkoop zijn. De universitaire ziekenhuizen ten slotte, betaald per ingeschreven student, zorgden mee voor het overaanbod aan artsen. En sommige proffen beseffen dat, als zij hun assistent goed opleiden, hij morgen hun concurrent kan zijn.”

De huiver van

overheid en parlement om keuzes te maken, dwingt de arts op het terrein in de rol van rantsoeneerder, volgens Rutsaert. “Ik kan daar veel voorbeelden van geven. Elke dag zie ik patiënten met een hoog cholesterolgehalte. Er bestaan nieuwe geneesmiddellen die de kans op een nieuw hartinfarct met 30 à 40% verlagen, maar de terugbetalingscriteria zijn nog altijd niet aangepast. Ofwel verzwijg ik die nieuwe behandeling tegenover mijn patiënten, maar dat is onethisch. Ofwel laat ik hen enkele duizenden frank per maand uit eigen zak betalen, wat sommige patiënten financieel niet aankunnen. Ik vind het gewoon oneerlijk dat wij met zulke beslissingen opgezadeld worden.”

Concurrentie tussen huisartsen en specialisten

Geen enkele zwangere vrouw stapt nog naar de huisarts, maar neemt een gynaecoloog in de arm. Zal de vooruitgang van de medische wetenschap van de huisarts geen soort veredelde verpleger maken? “Met de voortschrijdende superspecialisatie en de vertechnologisering van de geneeskunde stijgt de nood aan een aanspreekbare, integrerende huisarts die de informatie beheert en soms advocaat speelt voor de patiënt,” zegt De Maeseneer.

Er zijn in België ongeveer even veel specialisten als huisartsen. “Van de specialisten is 35% vrij gevestigd, dus niet verbonden aan een ziekenhuis,” aldus De Maeseneer. “Dat maakt dat de specialisten steeds meer vissen in de vijver van de huisartsen en dus onvoldoende geconfronteerd worden met de meer complexe problemen waarvoor ze zijn opgeleid.” Het gebeurt dat huisartsen niet of te laat doorverwijzen naar de tweede lijn (de specialist) uit vrees dat hun patiënt niet terugverwezen wordt. “Zo blijven patiënten te lang in de eerste lijn hangen, met alle gevolgen van dien,” zegt Rutsaert. “Zoiets vermijd je met een systeem van getrapte gezondheidszorg, waar iedere lijn een welomschreven taak heeft.” De Maeseneer: “In de desintegrerende samenleving is de lokaal verankerde huisarts een ongelooflijk belangrijke figuur. Alleen kan hij dat sterke punt niet verzilveren in zijn positie tegenover de specialist.”

Mutualiteiten sluiten contracten af met artsen, of verspreiden resultaten van prijs-kwaliteitvergelijkingen van ziekenhuizen onder hun leden. Is de arts over tien, twintig jaar gedegradeerd tot een radertje in de machine, in loondienst van mutualiteiten, of zelfs van privé-verzekeringsmaatschappijen die zorgpolissen verkopen? “Als, zoals in de VS, de winst bepaalt welke zorg goed is, heeft dat voor de patiënt perverse effecten en groeit de publieke afkeuring,” zegt Rutsaert. Waarop De Maeseneer: “Artsen moeten hier hun verantwoordelijkheid nemen. Als zij, in overleg met de maatschappij, duidelijk maken welke de keuzes zijn, zullen ze heel wat krediet krijgen.”

JOZEF VANGELDER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content