De index van de schaamte

De aandelenmarkten in Japan hebben een groter potentieel dan de Japanse economie, zegt Kazuyuki Terao, strateeg van Allianz Global Investors. De regering-Abe neemt maatregelen om het animo voor de beurs op te krikken.

Als je enkel kijkt naar de economische groeiverwachting van Japan, moet je er niet beleggen”, zegt Kazuyuki Terao, de fondsbeheerder van het Allianz Japan Fund. Echt rooskleurig lijkt het land er niet voor te staan. Het heeft een sterk vergrijzende bevolking, de overheidsschuld bedraagt meer dan 240 procent van het bruto binnenlands product, en sinds de kernramp in Fukushima van 2011 is Japan erg afhankelijk van buitenlandse energie.

Toch pleit Terao voor meer enthousiasme voor de Japanse beurs. “Het gaat niet enkel om economische groei, hoewel dat natuurlijk een belangrijke factor is. Kijk bijvoorbeeld naar Japanse bedrijven die over de hele wereld actief zijn. Hun groei is veel beter. Een groot deel van hun winst komt uit het buitenland.”

Een van de ondernemingen die op zijn bijval kunnen rekenen, is de motorproducent Yamaha. “Het is een heel kostenefficiënt bedrijf, waarvan we de komende jaren een sterke winstgroei verwachten.”

Berg cash

Maar de cijfers zijn wat ze zijn. Het gemiddelde jaarlijkse aandelenrendement van de brede Topix-index, die meer dan 1800 aandelen volgt, bedroeg het voorbije decennium 6,2 procent. Dat is de helft van wat de MSCI World-index in dezelfde periode heeft gepresteerd. Het helpt de Japanse beurs niet vooruit dat er in eigen land weinig animo voor bestaat, legt Terao uit. “Wij hebben een cultuur waarin je werkt voor je geld. Dat gevoel heb je niet als je je geld belegt. Het wordt soms als iets vies bekeken.”

De gewone Japanner heeft bovendien geen echte notie van wat aandeelhoudersbelangen inhouden, aldus Terao. “Dat verklaart waarom het management van ondernemingen er in het verleden weinig aandacht aan besteedde. Veel Japanse bedrijven zitten op een berg cash, en doen daar niet veel mee. Cash teruggeven aan de aandeelhouders is een concept dat in Japan amper bekend is. Nochtans kan de inkoop van eigen aandelen of de verhoging van het dividend de relatief lage waardering en winstgevendheid van die bedrijven verbeteren.”

Deugdelijk bestuur

De regering van premier Shinzo Abe heeft vorig jaar verscheidene initiatieven genomen om die cashbergen weg te werken en deugdelijk bestuur in ondernemingen aan te moedigen. “Ze beseft dat het gebrek daaraan belangrijke redenen zijn waarom de Japanse aandelenmarkt niet populair is”, verklaart Terao.

Zo richtte de beurs van Tokio met steun van de regering de JPX Nikkei 400 Index op. Die selecteert bedrijven op basis van het efficiënte gebruik van hun kapitaal. Daarbij telt vooral het gemiddelde aandelenrendement en de totale operationele winst van de laatste drie jaar. Er is ook aandacht voor deugdelijk bestuur. Zo moeten die ondernemingen minstens twee onafhankelijke bestuurders hebben en de IFRS-boekhoudnormen toepassen, of van plan zijn dat binnenkort te doen.

Vierhonderd lidkaartjes

De bredere boodschap lijkt te zijn aangekomen bij het beursgenoteerde bedrijfsleven. Volgens de zakenbank Nomura steeg het aantal inkoopprogramma’s van eigen aandelen en uitkeringen van dividenden tussen maart 2014 en maart 2015 met 76 procent tot 12.800 miljard yen (95 miljard euro). Die trend zet door. Een sprekend voorbeeld is Fanuc. Op aandringen van de Amerikaanse beleggingsactivist Daniel Loeb verdubbelt de robotfabrikant het percentage van de winst dat naar de aandeelhouders gaat.

Aandeelhouders van bedrijven die een van de vierhonderd lidkaartjes van de JPX Nikkei 400 Index weten te bemachtigen, mogen zich gelukkig prijzen. Grote institutionele beleggers zoals het Japanse overheidspensioenfonds volgen met hun portefeuille de samenstelling van die index, wat voor koopdruk zorgt.

Gezichtsverlies

Het is typisch voor de Japanse cultuur dat de index nu al te boek staat als de ‘schaamte-index’. Bedrijven willen tot elke prijs vermijden dat ze eruit vallen. Dat overkwam Sony bij de eerste herziening. De reden lag bij de aanhoudende verliezen in zijn televisietak, die het bedrijf maar niet weet te stelpen.

Zo’n gezichtsverlies kan ondernemingen er ook toe aanzetten van koers te veranderen. Amada, ‘s werelds grootste fabrikant van machines om staal te snijden en vorm te geven, viel eveneens uit de index. Het kondigde meteen daarna aan dat het de komende twee jaar de helft van zijn winst uitkeert als dividend, en de andere helft gebruikt om eigen aandelen in te kopen. Die strategie moet ervoor zorgen dat Amada snel weer zijn opwachting in de index kan maken. Beleggers beloonden die voornemens door het aandeel in de twee daaropvolgende dagen 24 procent hoger te sturen.

Daan Ballegeer in Berlijn

“Wij hebben een cultuur waarin je werkt voor je geld. Dat gevoel heb je niet als je je geld belegt”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content