De ijsberg van Europa

Jef Vuchelen

DE ONDERHANDELINGEN over het vertrek van Groot-Brittannië uit de Europese Unie, de brexit, verlopen moeizaam. De problematiek begeestert weinigen. Nog minder zijn er op de hoogte van de inzet en de mogelijke consequenties. Ook de Europese leiders wekken de indruk dat de brexit een relatief onbelangrijke tegenslag is in het Europese integratieproces. Ze communiceren weinig en blijven stil over de gevolgen op de toekomst van ‘Europa’.

De tijd dat de Britse premier Tony Blair aankondigde dat hij misschien in 2003 een referendum zou organiseren over de toetreding van Groot-Brittannië tot de eurozone, is lang voorbij. Dat was misschien een optie bij de lancering van de euro, maar sedertdien is de houding van de Britten tegenover de Europese munt, en bij uitbreiding Europa, niet alleen bekoeld, maar totaal omgeslagen. Waar de niet-toetreding tot de euro initieel als een overgangsmaatregel werd voorgesteld, daalden de kansen op een toetreding zienderogen. Achteraf gezien, lijkt het er toch sterk op dat de Britse beslissingen uit de jaren negentig weinig goeds voorspelden. Vandaag moeten we toegeven dat de niet-deelname aan de euro de brexit eenvoudiger en minder belangrijk maakt.

Voor Europa zou een sterke Britse economische prestatie na de brexit rampzalig zijn.

OP HET VASTELAND maakt men nogal vlug de redenering dat de ‘domme Britten’ het zelf maar moeten weten als ze een stap terugzetten in het mondiale globaliseringsproces, waarvan de Europese Unie toch een belangrijk onderdeel is en een drijvende kracht van zou moeten zijn. De schuld voor de brexit wordt volledig bij de Britten gelegd.

Maar met evenveel recht kan worden geargumenteerd dat de Europeanen de schuld op zich moeten nemen omdat zij het integratieproces hebben laten stilvallen. In de eerste decennia van het Europese integratieproces lag de nadruk nog op de uitdieping, waardoor de voordelen vrij voelbaar waren voor de burgers. Maar na de creatie van de euro is de nadruk op de uitbreiding komen te liggen. De Europese leiders hebben verzuimd het politieke integratieproces vorm te geven en zo de burgers te blijven overtuigen van de voordelen van de integratie. Dat dat een moeizaam proces is, ligt voor de hand, maar men ontsnapt toch niet aan de indruk dat er weinig of geen daadkracht is om een Europese politieke bovenbouw te creëren. Voor de neutrale waarnemers zijn er veel minder stappen gedaan in het politieke integratieproces dan twee decennia geleden werd voorgehouden.

DE ONTGOOCHELING om de feitelijke stilstand van het integratieproces resulteert in desinteresse of zelfs afkeer. De hoge kostprijs van Europarlementsleden, die weigeren hun financiële privileges af te bouwen; het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank, dat de modale burger veel rente op zijn spaarmiddelen kost; de afwezigheid van een duidelijk asielbeleid, dat mee verantwoordelijk wordt gesteld voor de onveiligheid, enzovoort zijn vandaag duidelijk negatieve fenomenen waarvoor de verantwoordelijkheid maar al te graag bij ‘Europa’ wordt gelegd.

De brexit lijkt zo meer op het topje van de ijsberg van het haperende Europese integratieproces dan op een kleine ijslaag waar men snel doorheen kan varen. Veel zal natuurlijk afhangen van hoe de Britten het de komende paar jaar economisch afbrengen. Een zware economische terugval zou hen snel opnieuw in de richting van een hernieuwd lidmaatschap van de Europese Unie kunnen duwen. Voor Europa zou een sterke Britse economische prestatie rampzalig zijn. Het zou munitie geven aan de vele critici die af willen van het Europese keurslijf. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Zo zal het loskoppelen van zelfs maar één lid van de eurogroep een hele bedoening zijn, die niet zomaar te keren valt.

MAAR DAT ZIJN praktische problemen waar weinig burgers oog voor hebben. Het is een open vraag of politieke populisten ergens de macht zullen grijpen door een uittrede uit de Europese Unie voor te spiegelen als deel van een pijnloze oplossing voor de financiële problemen. Een echt drama wordt het als Europa dat zou tegenwerken via het loslaten van de budgettaire regels. Dan zullen de orthodoxe landen vertrekken, en niet de zwakke leden. In de euro blijven dan de kreupele landen over.

De auteur is professor emeritus economie aan de VUB

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content