De bewaking van de bewakers

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Hadden onze inlichtingendiensten de aanslagen van 22 maart kunnen vermijden? Binnenkort moet de parlementaire onderzoekscommissie op zoek naar het antwoord. Wouter De Ridder, griffier van de toezichthouder Comité I, pleit voor een beetje begrip. “Plots is het waterpeil veel hoger gesprongen, en de dijkwachter noch de dijk is daarop voorbereid.”

Functioneren onze inlichtingendiensten naar behoren? Dat is de eerstvolgende vraag voor de parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen, wanneer zij straks terugkeert uit vakantie. Ongetwijfeld zal de onderzoekscommissie de mening willen horen van het Comité I, de toezichthouder op de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV. Al sinds 1993 controleert het Comité I of de inlichtingendiensten de wetten naleven, efficiënt zijn en goed samenwerken.

Die controle was 23 jaar terug nieuw voor België. De inlichtingendiensten waren gewoon te werken achter een waas van geheimzinnigheid, wat hun niet slecht uitkwam. “We zijn begonnen met de gedeeltelijke demystificatie”, zegt Wouter De Ridder, griffier van het Comité I, die in eigen naam spreekt met Trends. “In het begin liep de controle niet gemakkelijk. ‘Je kunt ons niet controleren, want wij zijn de enigen die het metier kennen’, zo klonk het soms.”

Intussen loopt de samenwerking met het Comité I veel vlotter. Beide partijen hebben hun vooroordelen aan de kant gezet. “Bij de inlichtingendiensten is een dynamiek op gang gekomen”, aldus De Ridder. “Vroeger zag je nog routine en praktijken die nooit ter discussie werden gesteld, vandaag veel minder.”

Complex

Daarmee is het eindoordeel niet geveld, volgens De Ridder. “Werken onze inlichtingendiensten 100 procent efficiënt? Neen, zoals geen enkele organisatie. De Staatsveiligheid kende de meeste leden van de terreurcel in Parijs, maar niet allemaal. En de informatie was niet altijd zo compleet als je zou wensen. Is dat een bewijs van inefficiëntie? Dat ook weer niet.”

Waarom niet? “Ten eerste omdat je de complete veiligheidsketen moet bekijken”, zegt De Ridder. “De politie had de gebroeders Abdeslam al gedetecteerd als geradicaliseerden, en gaf die informatie door aan het OCAD (Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, dat het dreigingsniveau bepaalt, nvdr). Maar rechtstreekse informatie-uitwisseling tussen de politie en de Staatsveiligheid was er mijns inziens te weinig. Om maar te zeggen hoe complex ons veiligheidsapparaat in elkaar zit. Dat is voor verbetering vatbaar. Ten tweede zijn onze inlichtingendiensten een schakel in een internationaal veiligheidssysteem. Er is wel samenwerking over de grenzen heen, maar het kan nog beter. Een Europese CIA of FBI zijn zeker niet voor morgen. En ten derde kampen de inlichtingendiensten met een aantal handicaps. De grenscontroles van vroeger zijn er niet meer. Dat is een grote verdienste, maar een nadeel voor de veiligheid. Want de Staatsveiligheid kent de reisgegevens van terreurverdachten niet, die ook van de radar kunnen blijven dankzij de anonieme prepaid-telefoonkaarten. (Intussen heeft het parlement een einde gemaakt aan die anonimiteit, en komt er ook een systeem voor overdracht van passagiersgegevens, nvdr.) In deze geanonimiseerde samenleving kan je de Staatsveiligheid niet verwijten dat er soms iets aan haar aandacht ontsnapt. Al blijft het moeilijk uit te leggen dat een terroristische cel haar gang kan gaan onder onze neus.”

Zal elke evaluatie van onze inlichtingendiensten dan per definitie onvolledig zijn? “Dat is een terechte vraag”, zegt De Ridder. “Voor een toezichthouder is het verleidelijk te zeggen: ‘Hier zit de fout, dus is dat de oplossing.’ Maar heeft die fout de aanslag veroorzaakt? En zal het herstel van dat mankement een volgende aanslag verhinderen?”

Interactie

Bovendien moet een oprechte evaluatie ook rekening houden met de aard van de constructie. “Er zit een dualiteit ingebakken in het veiligheidssysteem”, zegt De Ridder. “Het parket en de gerechtelijke politie staan in voor gerechtelijke vervolging, de inlichtingendiensten waken over de veiligheid van het land. Dat zijn twee verschillende jobs. Wat niet wil zeggen dat beide niet moeten samenwerken, integendeel. Gelukkig gaat dat de goede richting uit. Al zijn er soms nog missing links. Blijkbaar had de politie informatie over de leden van de Parijse terreurcel doorgegeven aan het parket, maar niet aan de inlichtingendiensten. Ze was daartoe niet verplicht, hoewel het om interessant materiaal ging. Vermoedelijk zijn omgekeerd ook kansen gemist.”

Een betere interactie tussen de gelederen levert nochtans zichtbare resultaten op, volgens De Ridder. “Kijk naar de recente terreurprocessen. Heel wat van de gebruikte informatie komt daar van de inlichtingendiensten. Het gerecht is de grootste klant van die diensten. Dat toont de vruchtbaarheid van een systematische samenwerking.”

België probeert de interactie te verbeteren, onder meer via het OCAD. “Dat orgaan verzamelt en evalueert alle relevante informatie, en stuurt die evaluaties naar de andere diensten”, zegt De Ridder. “Dat is een waardevol systeem, dat navolging verdient in andere landen. Maar je mag van het OCAD niet verwachten dat het de diensten coördineert, of de info-uitwisseling organiseert. Voor die coördinatie hebben we andere organen en instrumenten, zoals de Nationale Veiligheidsraad (onder voorzitterschap van de premier, nvdr).”

In Nederland loopt de informatiestroom tussen de politie en de inlichtingendiensten rechtstreeks en permanent, aldus De Ridder. “Elke politiezone heeft medewerkers die systematisch informatie doorgeven aan de inlichtingendiensten. De connectie tussen de politie en de inlichtingendiensten is er sterker. Gelukkig heeft België de Local Task Forces gecreëerd, informatie-uitwisselingsplatformen voor de politie, de inlichtingendiensten en andere overheden. Maar de verplichte invoering van de Local Task Forces dateert pas van 2014. Het systeem heeft tijd nodig om op kruissnelheid te komen.”

Budgetten

Vergeleken met de collega’s in de buurlanden hebben de Belgische inlichtingendiensten een kleiner budget en minder manschappen, en tegelijk meer taken. Zo vraagt de aanwezigheid van de NAVO, de EU en tal van andere supranationale instellingen meer inspanningen in spionagebestrijding. Ook dat moet meespelen in een evaluatie, aldus De Ridder. “Onze Staatsveiligheid is ook belast met het opvolgen van sekten. In veel landen bestaat zo’n opvolging niet. Een andere opdracht van de Staatsveiligheid is de bescherming van het wetenschappelijke en economische potentieel, of de strijd tegen economische spionage. Dat is een flinke boterham. Andere landen hebben daar een aparte dienst voor, of geven die taak aan de departementen Economie of Financiën. Ik pleit niet noodzakelijk voor een gelijkaardige regeling in België. Maar de bescherming van economisch potentieel weegt op de werkingscapaciteit van onze Staatsveiligheid.”

Als onze inlichtingendiensten boven hun gewicht moeten spelen, kan dan samenwerking met de buitenlandse collega’s de last verlichten? “Die oplossing heeft zeker voordelen, want we ontvangen veel inlichtingen uit het buitenland”, zegt De Ridder. “Maar ze heeft ook nadelen. Hoewel daar sinds kort verandering in komt, is de hoofdmoot van de internationale samenwerking nog altijd bilateraal. Wederzijds vertrouwen is cruciaal in de bilaterale contacten. De bazen van beide diensten moeten elkaar kennen en vertrouwen. Dat is de sterkte en tegelijk de zwakte van het systeem. Daarom moeten we naast de bilaterale contacten ook een gestructureerde internationale samenwerking uitbouwen. Dat proces is in gang gezet, maar vraagt tijd. Want veel informatie ontvangen is prachtig, maar je moet ze ook kunnen verwerken.”

De regering heeft extra budgetten uitgetrokken voor veiligheid, maar dat zal niet voor mirakels zorgen. “De koek moet verdeeld worden over veel partijen”, zegt De Ridder. “En de aanbestedingsprocedures bij nieuwe uitgaven zijn streng, complex en traag. Hetzelfde geldt voor aanwervingen. Maar de budgettaire injecties waren broodnodig, zeker gezien de gebeurtenissen van de jongste weken en maanden. Tot zowat de grote antiterreuractie in Verviers van vorig jaar stonden de veiligheidsdiensten nog in besparingsmodus.”

Geld alleen zal de problemen niet oplossen. “Je dient ook de organisatie aan te passen aan de nieuwe noden”, zegt De Ridder. “Kijk alleen maar naar de toevloed van informatie, door het internet en de digitalisering. Of neem het moslimradicalisme. Je kunt die milieus niet zomaar infiltreren. Het vergt rekrutering en opleiding van mensen met de juiste achtergrond. Ik vergelijk de situatie met die van een dijkwachter. Hij wist al die tijd om te gaan met de waterstanden, want ze waren hem vertrouwd. Plots is het waterpeil veel hoger gesprongen, en de dijkwachter noch de dijk is daarop voorbereid.”

Veiligheid is een kwestie van jarenlange inspanningen, besluit De Ridder. “Ik denk niet alleen aan de versterking van de veiligheidsdiensten, maar ook aan de organisatie van preventie, en de uitbouw van de capaciteit om crisissituaties op te vangen. Het vergt veel middelen, in budgettair krappe tijden. Dat zijn moeilijke beslissingen. De diensten moeten nog doelmatiger worden. Maar je zult er niet komen door vlug even een blik agenten open te trekken.”

Jozef Vangelder

“Bij de inlichtingendiensten is een dynamiek op gang gekomen. Vroeger zag je nog routine en praktijken die nooit in vraag werden gesteld, vandaag veel minder”

“Voor een toezichthouder is het verleidelijk om te zeggen: ‘Hier zit de fout, dus is dat de oplossing.’ Maar heeft die fout wel de latere aanslag veroorzaakt?”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content