Bedrijven als oorlogswinnaars

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Aan wie is de geallieerde overwinning in de Tweede Wereldoorlog te danken? Aan het strategisch inzicht van geallieerde topmilitairen als Montgomery of Eisenhower? Aan het bondgenootschap Churchill-Stalin-Roo-sevelt? Als we Arthur Herman, auteur van Freedom’s Forge, mogen geloven zijn de geallieerden dankzij de snel opgebouwde en uiterst efficiënte Amerikaanse oorlogsindustrie als winnaars uit de tweede wereldbrand gekomen.

Freedom’s Forge brengt het verhaal van managers uit de Amerikaanse auto-industrie en de sector van de scheepsbouw die erin geslaagd zijn het productieproces aan te passen en op een nooit geziene manier te versnellen. Toen Europa in 1939-1940 in brand stond na de Duitse inval in Polen bleven de Verenigde Staten eerst buiten het conflict. Maar voor president Roosevelt was het duidelijk dat het slechts een kwestie van tijd was vooraleer ook de VS bij deze oorlog betrokken zouden raken. Hij wilde anticiperen en besloot de autofabrieken om te vormen tot producenten van legermateriaal. Hij deed daarvoor een beroep op Bill Knudsen, een Deense immigrant die het tot CEO van General Motors had geschopt. Knudsen beschikte zowel over de competenties van een ingenieur als over die van een manager. Hij was de ideale persoon om de switch door te voeren. Na General Motors volgden nog veel andere bedrijven.

De snelheid waarmee werd overgeschakeld is verbijsterend. In die tijd had een auto 15.000 onderdelen. Een B-24 legervliegtuig telde er 488.193. Producent Ford slaagde erin een B-24 te produceren met 30.000 onderdelen. De Amerikaanse omschakeling naar een oorlogsindustrie werd door nazi-Duitsland zwaar onderschat. De Amerikanen hadden in 1941 tenslotte een kleiner leger dan het Nederlandse. Adolf Hitler zei toen over de VS: “Wat is Amerika anders dan missverkiezingen, miljonairs, slechte muziek en Hollywood?” Tegen het einde van de oorlog had de VS-industrie twee derde van het geallieerde materiaal geleverd: 286.000 oorlogsvliegtuigen, 86.000 tanks, 8800 gevechtsschepen, 2,6 miljoen machinegeweren en 41 miljard (!) kogels.

Dat oorlogsmateriaal moest niet alleen geproduceerd worden, het moest ook naar Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie verscheept worden. Daarvoor werd een beroep gedaan op de scheepsproducent Henry Kaiser, wiens consortium de 2700 zogenaamde Liberty Ships produceerde. Aanvankelijk duurde het zeven tot acht maanden vooraleer de eerste schepen afgewerkt waren. Ook al ging het om vaartuigen met een minimum aan comfort, want er was zelfs geen stromend water voorhanden. Maar Kaiser voerde de productie op en na verloop van tijd was zo’n schip in tien dagen klaar voor gebruik. Zonder die nooit geziene productiviteitsstijging had de oorlog nog veel langer aangesleept en was het zelfs niet zeker dat de geallieerden de eindoverwinning hadden behaald.

Opvallend aan de Amerikaanse oorlogsmachine is ook dat de bedrijven erin slaagden een belangrijk deel van de vrouwelijke bevolking in te schakelen in de oorlogsindustrie. Na de Japanse aanval op Pearl Harbour in december 1941 werkten 80.000 vrouwen in de Amerikaanse oorlogsindustrie. Tegen eind 1942 was dat aantal gestegen tot 3 miljoen.

Arthur Herman, Freedom’s Forge, How American Business Produced Victory in World War II, Random House, 2012, 413 blz., 35 euro

Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content