Bedreigt links populisme in Zuid-Amerika uw groeikansen?

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Op 22 januari krijgt Bolivia een nieuwe president. Dat is niet onbelangrijk, want Evo Morales belichaamt het Latijns-Amerikaanse verzet tegen liberale economische hervormingen. Breken er slechte tijden aan voor buitenlandse investeerders of blijven zij de spelregels bepalen?

Na een nek-aan-nekrace won de socialist Michelle Bachelet vorige zondag in Chili de presidentsverkiezingen van zakenman Sebastián Piñera. De ‘Chileense Berlusconi’ belichaamde de hoop van rechts om opnieuw aan de macht te komen in een continent dat steeds meer naar links populisme overhelt en in de loop van dit jaar mogelijk nog meer tegen economische liberalisering zal stemmen. In bijna de helft van de latinolanden zijn er dit jaar parlements- en/of presidentsverkiezingen. En het ziet ernaar uit dat, op Colombia na, antiglobaliseringstendensen de bovenhand halen.

Met Bachelet krijgt het machocontinent zijn eerste vrouwelijke president en de Boliviaan Evo Morales, die zondag president wordt van het armste land van Latijns-Amerika, is de eerste inheemse regeringsleider van indiaanse afkomst. Met de gelaatsuitdrukking van een sculptuur in een Incatempel lijkt Morales de reïncarnatie van Tupac Katari, de Aymara-indiaan die in 1781 de opstand tegen de Spaanse kolonisten leidde. Terwijl hij werd gevierendeeld, schreeuwde Tupac Katari uit dat hij zou terugkomen om zich te wreken. Voor miljoenen indianen in de Andes is de democratische verkiezing van Morales, een Aymara- indiaan, een ommekeer in hun emancipatie. Niet alleen voor 60 % van de Bolivianen en de Andes, maar tot ver daarbuiten. Ook in Chili, waar Bachelet een alliantie sloot met de indiaanse minderheden, en in Mexico, waar de Zapatisti- sche verzetsleider Marcos zich in de presidentscampagne aan Morales spiegelt in een front tegen “het traditionele politieke systeem, dat al even inefficiënt is als corrupt”.

Met hun afkeer van corruptie en inefficiënte bureaucratieën zitten de linkse populisten in heel Latijns-Amerika op dezelfde golflengte als de promotoren van de zogenaamde ‘Washington Consensus’ in de jaren negentig. De Amerikaanse regering en de internationale financiële instellingen (Wereldbank en Internationaal Monetair Fonds) drongen toen aan op de modernisering van de economie. Dat betekende: liberalisering, privatisering, handelsbarrières neerhalen en vlotter kapitaalverkeer. De economische hervormingen in Chili onder dictator Augusto Pinochet (1973-1990) stonden model. Dat land ontpopte zich tot de meest bruisende economie van Latijns-Amerika: het kende sinds 1990 een stabiele gemiddelde groei van 5 % en een halvering van de armoede.

Maar wie profiteert van de hervormingen?

Hoewel hoge exportprijzen voor landbouwproducten en grondstoffen en ook de belangstelling bij internationale beleggers voor niet onaardige rendementen de economische vooruitzichten voor Latijns-Amerika gunstig inkleuren, zet de verkiezingsmarathon in een tiental landen een rem op verdere economische hervormingen. Behalve in Chili blijven kortetermijninvesteringen zowat overal de regel. Aanhoudende juridische onzekerheid, bureaucratie, corruptie, gebrekkige infrastructuur, lage scholing en een weinig stimulerend klimaat voor technologische innovatie houden de gemiddelde groei op een schuchtere 4 %, terwijl de meeste opkomende landen 6 % en meer bereiken.

Economische hervormingen hebben nochtans hun nut bewezen. In de jaren negentig waren begrotingstekorten en overgewaardeerde wisselkoersen schering en inslag. Niet langer. De schulden worden afgelost, het primaire saldo verbetert en schrikwekkende hyperinflatie werd teruggedrongen tot aanvaardbare proporties. Mexico, Brazilië en Uruguay volgen het Chileense voorbeeld en bouwen hun bureaucratische belemmeringen af. Maar overal worden zulke ingrepen steeds vaker gekoppeld aan de vraag: wie profiteert van die economische liberalisering?

Ook in de Chileense verkiezingscampagne stond die discussie centraal. In de voorbije 25 jaar groeide het inkomen per capita in Latijns-Amerika met amper 12 %, tegen een stijging met 80 % in de periode 1960-1980 vóór de liberaliseringen. “De sociale ongelijkheid blijft ook in Chili groot. Voor de beste banen kan je maar beter de juiste (Europees klinkende) naam hebben, een lichte huidskleur en diploma’s van selecte topscholen en elite-universiteiten,” aldus Marta Lagos van het opiniepeilinginstituut Mori in Santiago. “Een kleine, machtige blanke minderheid houdt de touwtjes in handen en vaart wel bij het Chileense succesverhaal. De rest valt uit de boot. Mensen willen dat daar verandering in komt.”

Daarom koos Chili voor de presidentskandidate van de linkse coalitie. Eenzelfde frustratie voedt de links-populistische onderstroom, van Argentinië over Brazilië, Peru, Ecuador, Bolivia tot in Mexico. Nieuwe leiders claimen via democratische weg een groter deel van de koek voor de minderbedeelden. En voor de achtergestelde indiaanse bevolkingsgroepen gebeurt dat met een uitgesproken etnische invulling. Evo Morales is hun held en zijn voorbeeld werkt aanstekelijk.

Morales komt op voor de cocaleros, de arme boeren uit de Boliviaanse hoogvlakte die leven van de traditionele cocateelt (zie kader: Coca en Coca-Cola), hij gaat tekeer tegen de gringos en wil de belangrijkste inkomstenbronnen van het land ombuigen naar de arme meerderheid. Tot ergernis van de Amerikanen haalt Morales inspiratie bij boeman Hugo Chávez in Venezuela, geestverwant van de Cubaan Fidel Castro. Zoals linkse kopstukken dat doen in Peru, Ecuador, Nicaragua, zelfs in Uruguay en Honduras – tot en met kanshebbende presidentskandidaten in belangrijke economieën zoals Mexico en Argentinië.

Suez en Total in de vuurlinie

Surfend op de hoge olieprijs speelt Chávez voor Robin Hood. Hij legt internationale oliemaatschappijen aan banden, pompt jaarlijks 3,5 miljard dollar oliegeld in sociale programma’s, pleit voor comanagement van werknemers in privébedrijven, laat landbouwproducten onder de marktprijs verkopen en wil agro-industriële bedrijven onder staatscontrole. Ook buiten Venezuela geniet hij bijval en invloed. Door leveringen van goedkope olie in de Caraïben en aan Cuba en door mee te betalen aan de aflossing van de Argentijnse schuld, kon hij tijdens de Latijns-Amerikaanse top van Mar del Plata in Argentinië regeringsleiders overtuigen om het ZLEA-project van George W. Bush voor een vrijhandelszone tussen Noord- en Zuid-Amerika te torpederen.

Tegenwoordig is niet langer het IMF maar Venezuela de belangrijkste kredietverlener van de tweede grootste economie van Latijns-Amerika. President Néstor Kirchner van Argentinië (en zijn echtgenote, presidentskandidate Cristina Fernández, die het best geplaatst lijkt om hem in 2007 op te volgen) drijft steeds verder weg in populistisch vaarwater. Onlangs stuurde Kirchner economieminister Roberto Lavagna de laan uit. Hij was de architect van de spectaculaire ommekeer van de Argentijnse economie na de instorting van de peso drie jaar geleden, toen duizenden bedrijven over de kop gingen en er een volksopstand uitbrak. Nu de banken stilaan weer op een normaal ritme draaien en de economie met 7,5 % groeit, ontketent Kirchner een juridische strijd met buitenlandse bedrijven, waaronder Suez dat 46 % van Aguas Argentinas verwierf. De regering weigert tariefaanpassingen voor nutsvoorzieningen. Overheidscontracten worden eenzijdig herschreven.

En dat is precies wat Evo Morales van plan is. Naar het voorbeeld van Chávez wil Morales opbrengsten van Bolivia’s gasontginning (de tweede grootste reserves van Latijns-Amerika, na Venezuela, en zesde ter wereld) aanwenden voor een sociale revolutie. Drie procent van de Boliviaanse bevolking controleert de economie. Die elite trok door liberaliseringsmaatregelen van Morales’ voorgangers buitenlandse investeerders aan, vooral in de gas- en energiesector. Nadat British Gas, het Braziliaanse Petrobras, het Spaanse Repsol, het Franse Total – onder aanhoudend volksprotest van sociaal activist Mo-rales – vorig jaar al een verhoging van de royalty’s van 18 tot 50 % te slikken kregen, zou de nieuwe president een prioriteit maken van de herziening van alle lopende contracten met buitenlandse energiebedrijven.

Chávez kondigde begin dit jaar in Venezuela de herinvoering aan van een staatsmeerderheid in 32 olievelden onder privémanagement. Maar ook het Chileense parlement ontsnapte eind vorig jaar niet aan de druk om mijninkomsten zwaarder te belasten. Opteert heel Latijns-Amerika straks voor maatregelen die buitenlandse investeerders afschrikken?

Investeerders bepalen spelregels niet meer

Evo Morales mag dan de sociale onrust aangewakkerd hebben die twee van zijn voorgangers tot opstappen dwong, volgens waarnemers zal de revolutionaire retoriek bekoelen. Omdat hij de realiteit niet uit de weg kan gaan. Direct na zijn overweldigende verkiezing op 18 december sprak hij met de Boliviaanse ondernemers. Het zwaartepunt van de economie ligt in het oosten rond Santa Cruz en dreigt met afscheuring. Morales suste die zakenkringen en verzekerde dat buitenlandse investeerders nodig zijn. Als een armoedig, ingesloten landje dat 90 % van zijn gas exporteert, kan Bolivia niet zonder. “Maar we moeten naar een nieuw partnership, waarbij niet langer zij de spelregels bepalen.” Tijdens zijn recente Europese toer herhaalde Morales die boodschap in Madrid, Parijs en Brussel.

Niet overtuigend, maar in Bolivia zelf gunde een deel van de middenklasse hem bij zijn verkiezing het voordeel van de twijfel. Velen hopen dat de indiaan de impasse kan doorbreken tussen het politiek-economische establishment en radicale sociale bewegingen die beweren te ageren in naam van de achtergestelde boeren en inheemse indianen.

Onderzoek van ontwikkelingseconomen Ricardo Hausmann en Dani Rodrik van Harvard toont aan dat radicale economische hervormingen in Latijns-Amerika niet geleid hebben tot hogere economische groei. Het nieuwe model resulteerde in ‘creool-kapitalisme’, waarin vanouds geprivilegieerde zakenkringen onder één deken met het politieke establishment blijven opereren. En die frustratie creëert een domino- effect. De democratiseringsgolf die dictaturen wegveegde, heeft ook de gevoeligheid voor sociale onrechtvaardigheden en corruptie versterkt. Die democratische uitlaatklep vertaalt zich in een variëteit van ‘links’-populistische bewegingen: aan het ene uiterste de provocerende, ideologische Hugo Chávez, en aan het andere uiteinde een meer pragmatische Luiz Inácio Lula da Silva (Brazilië) of Michelle Bachelet (Chili). Hoe Evo Morales uitpakt, is bij gebrek aan bestuurservaring onduidelijk. Maar hij beschikt hoe dan ook niet over massa’s oliedollars en zijn basis is onzeker.

Sommigen, vooral in Washington, gruwen van Morales. Maar in Latijns-Amerika en Madrid verwacht men dat de nieuwe Tupac Katari handig zal schipperen. Buurland Brazilië, Bolivia’s grootste investeerder, waar Lula zijn populistische beloftes doseert met economische orthodoxie en noodzakelijke hervormingen, kan een matigende invloed hebben. Latijns-Amerika is op zoek naar een nieuw, minder ideologisch evenwicht tussen economische groei en sociale rechtvaardigheid, tussen overheidsinmenging en privéondernemerschap. In zekere zin hebben nieuwe (centrum)linkse regeringen meer gemeen met moderniserende conservatieven als Álvaro Uribe in Colombia dan met Chávez. De Venezolaan houdt het vuur erin, maar Chili zet met zijn sterke democratische instituties en gezonde economie de toon.

Erik Bruyland

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content