Alweer extra verplichtingen

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Van bedrijven die een beroep doen op belastinggeld om hun activiteiten in het buitenland een duwtje te geven, mag de overheid ook een ethisch gedrag eisen. En als dat niet het geval is: ze ter verantwoording roepen.

Uitgaand van deze redenering wil SP.A-fractievoorzitter in de Kamer, Dirk Van der Maelen, internationale gedragscodes afdwingbaar maken. De Organisatie voor Economische S amenwerking en Ontwikkeling ( Oeso), het Internationaal Arbeidsbureau, de milieuconventies van Rio geven immers alleen richtlijnen en aanbevelingen mee aan regeringen en ondernemingen. Van der Maelen wil een echte stok achter de deur (zie Briefing, blz. 23). En daar is a priori niets op tegen.

De meeste in het buitenland opererende bedrijven hebben zelf ethische gedragscodes of best practices uitgebroed, of hun bedrijfsfederaties deden het voor hen. Met zijn Congolese evenknie FEC pende het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) spontaan een code neer om het zakendoen te verluchten in een van de meest corrupte landen. Als alibi of omwille van de publieke opinie? Uit bezorgdheid om het bedrijfsimago of omdat het even trendy is als Max Havelaar-koffie? Uit schrik voor heisa van lastige ngo’s? Misschien wel ja, maar beursgenoteerde en dus koersgevoelige, meestal multinationale bedrijven kunnen er moeilijk onderuit. Ook omdat corporate social responsability ( CSR) de aandeelhouders en stakeholders oprecht bezighoudt.

Een aantal privé-ondernemers neemt zelfs – zonder financiële return – participaties in de investeringsmaatschappijen Incofin en Alterfin, of stelt kosteloos tijd ter beschikking om bedrijfjes in ontwikkelingslanden via Ex-Change technisch advies te geven. Kortom, de overgrote meerderheid gedraagt zich ook zonder politiereglementering en Big Brother.

En toch heeft Van der Maelen een punt. Want een (Belgische) onderneming kan geneigd zijn in troebel water te gaan vissen, vooral in gebieden waar staatsstructuren óf autoritair zijn, óf te zwak, óf overhoop gehaald worden door rebellen. En als dat gebeurt – met of zonder Belgische overheidssteun – mag het parlement gerust een stok gebruiken om de overtreder tot de orde te roepen.

Gepaste instrumenten bestaan. Als ten minste de politieke wil aanwezig is om ze te gebruiken. Ze kunnen verfijnd worden in afwachting van nieuwe initiatieven op Europees niveau of van de Verenigde Naties. Van der Maelen kan het bestaande Nationaal Contactpunt bij Economische Zaken voor naleving van de Oeso-regels meer slagkracht en geloofwaardigheid geven. In plaats van met zijn wetsvoorstel een ethische commissie in het leven te roepen, waar ondernemers flagrant in de minderheid worden gesteld tegenover bevooroordeelde vakbonden, ngo’s, milieuactivisten of wereldvreemde academici. Bovenop de te verwachten papiermolen.

“Regeringen die de (Oeso-) richtlijnen onderschrijven, sporen hun bedrijven, groot en klein, aan om de aanbevelingen maximaal na te leven,” (” to the fullest extent possible“) zegt de Oeso. De parlementairen moeten gewoon hun werk doen wanneer het Nationaal Contactpunt bezwarende dossiers op tafel krijgt. Indien nodig bijgestaan door erkende, onafhankelijke auditkantoren. Eventueel, voor complexe dossiers, kan er zelfs een onderzoeksrechter worden ingeschakeld.

Maar laat ze in geen geval hún politieke verantwoordelijkheid afwentelen en ondernemers met extra verplichtingen opzadelen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content