Aftellen naar de big one

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Een centrale bankier heeft dezer dagen veel weg van een voetbalveteraan. Allebei willen ze nog, maar kunnen ze het niet meer. De Amerikaanse centrale bank (Fed) wil graag de beleidsrente nog eens verhogen, maar kan dat naar eigen zeggen nog niet door de recente onrust over China en de opkomende markten. Het is opvallend dat de Fed verwijst naar het buitenland om haar interne monetaire beleid te verantwoorden. Dat is niet van haar gewoonte. “De dollar is onze munt en uw probleem”, zei de voormalige Amerikaanse minister van Financiën John Connally ooit. Maar na een renteverhoging zou de dollar ook een Amerikaans probleem worden. De handelsgewogen wisselkoers van de dollar is het voorbije jaar met 15 procent gestegen, wat weegt op de export en de inflatie in de Verenigde Staten. En al zegt de Fed dat niet met zo veel woorden, een verdere appreciatie van de dollar is weinig wenselijk — niet alleen voor de Verenigde Staten, maar vooral voor de rest van de wereld.

De Fed heeft zich schaakmat gezet. Door haar expansieve monetaire beleid heeft de instelling de wereld overspoeld met dollarliquiditeiten. Vooral bedrijven in de groeilanden hebben massaal geleend in dollar, waardoor de wereldwijde schuldenberg in dollar buiten de Verenigde Staten is opgelopen tot bijna 10.000 miljard dollar. Een verdere appreciatie van de dollar, of een rentestijging in dollar, kan de stabiliteit van die schuldenberg in gevaar brengen op een moment dat de opkomende markten het al moeilijk hebben. De Fed en de andere westerse centrale banken komen dus zichzelf tegen. Ze hebben een te soepel beleid gevoerd, met als resultaat een recordhoge schuldenberg, een trage economische groei en een manifest gebrek aan beleidsruimte. De wereldeconomie kan een renteverhoging niet langer aan. We zijn allemaal Japan geworden.

De centrale bankiers verwijzen naar de hardnekkig lage inflatie om hun expansieve beleid te verantwoorden. In de helft van de 189 landen die inflatiecijfers publiceren, stijgen de prijzen met minder dan 2 procent. Bijna 20 procent van die landen kampt met deflatie, slechts 7 procent heeft te maken met een inflatie van meer dan 10 procent. Zeven jaar na het begin van de crisis is de tendens nog altijd deflatoir. En dan? Het gaat meestal om een gezonde deflatie, die het gevolg is van de globalisatie van de wereldeconomie en de toegenomen concurrentie. Die prijsdalingen verhogen de koopkracht en hebben de neiging de economische groei aan te zwengelen. Waarom zijn de centrale bankiers dan zo bang voor die vorm van deflatie? Opnieuw omdat de wereld nog zo diep in de schulden steekt. Niet de lage inflatie is het probleem, wel de schuldenberg, maar toch bestrijden de centrale bankiers als gekken de inflatie die in wezen gezond is.

De wereld zit gevangen in een schuldenval en de centrale bankiers hebben de sleutel van de gevangenis niet. Ze kunnen tijd kopen, maar verergeren intussen het probleem. Het expansieve beleid is niet langer een deel van de oplossing, maar een deel van het probleem. Het soepele geldbeleid voedt financiële instabiliteit en baart een financiële boom-bustcyclus die schadelijk is voor de economie. Na een financiële crisis kun je de groei van voor de crisis weer bereiken, maar het outputverlies wordt nooit meer goedgemaakt. Daarnaast stapelt het bewijsmateriaal zich op dat een boom-bustcyclus ook de groei van de productiviteit ondermijnt, doordat de beschikbare middelen minder goed worden geïnvesteerd. Een typisch voorbeeld is geld dat naar de vastgoedsector vloeit. En zodra de zeepbel barst, vraagt het veel tijd om die slechte allocatie van middelen en mensen te corrigeren. De trage groei legt de druk nog meer bij de al overvraagde centrale bankiers. Ze zaaien steeds meer financiële instabiliteit en oogsten steeds minder economische groei.

Geld gooien naar de crisis is dus hoe langer hoe meer een contraproductieve strategie. Het beleidsroer moet daarom dringend om, stelt Claudio Borio, de hoofdeconoom van de BIS (lees blz. 48). De wereld kan alleen ontsnappen aan de schuldenval als de overmatige schuldenlast wordt afgebouwd, de krakkemikkige balansen van de overheden en de banken worden opgekuist, en als structurele maatregelen de economische groei versterken. Zolang aan die drie fronten niet meer vooruitgang wordt geboekt, neemt de instabiliteit alleen maar toe en wordt de volgende financiële crisis alleen maar erger. Kortom, het aftellen naar de ‘big one‘ is begonnen — de grote financiële crisis die het bord zal schoonvegen als de politici het tij niet kunnen keren. De centrale bankiers weten dat. Maar die gevaarlijke tredmolen stoppen? Ze willen wel, maar ze kunnen niet.

DAAN KILLEMAES

De centrale bankiers zaaien steeds meer financiële instabiliteit en oogsten steeds minder economische groei.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content