Wie zal het plan-Magnette betalen?
Het plan van informateur Paul Magnette dreigt, zelfs in afgezwakte vorm, een catastrofe te worden voor onze economie. Het begrotingstekort stijgt naar 3 of zelfs 4 procent van het bbp, de banengroei komt tot stilstand – zeker voor de laaggeschoolden – en het concurrentievermogen van de bedrijven wordt aangetast.
“Geen basis voor onderhandelen, imbuvable“, was eind vorige week de reactie van Open Vld op de informateursnota van Paul Magnette (PS). Ook CD&V zei njet. Verdwijnt het document dan in de nevelen van de geschiedenis, zelfs bij onderhandelingen over een paars-groene coalitie? Niet direct.
ABVV-voorzitter Robert Vertenueil zegde Paul Magnette in een interview in Le Soir de wacht aan: dat de nota niet langer sprak van een verlaging van de pensioenleeftijd zag de ABVV-voorzitter niet graag, maar voor de rest kon hij de tekst met tal van hogere uitkeringen en sociale uitgaven wel pruimen. “Maar er mag niet te veel meer worden uitgehaald. En voor de financiering van de maatregelen kan geen sprake zijn van besparingen in de sociale zekerheid.”
Kortom, de nota mag voor de Vlaamse partijen dan wel inbuvable zijn, de linkse geest is uit de fles. Het ABVV en heel links Franstalig België zullen over de schouder van Paul Magnette blijven kijken. De PS-desiderata zijn nu publiek geworden en de linkse druk zal enorm groot zijn om zo weinig mogelijk toe te geven.
Tekort stijgt hoe dan ook
Straks zet Paul Magnette opnieuw het petje op van PS-voorzitter. Het zou verbazen mocht hij de extra uitgaven uit zijn nota laten vallen. En dat zijn er niet weinig. De sociale uitkeringen worden verhoogd tot boven de armoededrempel (kostprijs 1,7 miljard euro), de minimumpensioenen voor een volledige loopbaan stijgen naar 1500 euro netto tegen 2024 (1,170 miljard euro). En het is gedaan met de lagere uitkeringen voor samenwonenden. Daarnaast zijn extra middelen nodig voor de NMBS.
“Hoe wil men dat financieren?” zegt Voka-hoofdeconoom Bart Van Craeynest. “De factuur blijft onduidelijk. De Europese Commissie heeft het signaal gegeven dat hogere overheidsuitgaven mogelijk zijn, maar dan vooral voor landen met een overschot, zoals Duitsland en Nederland. Men kan ervan uitgaan dat een volgende federale regering de norm van een tekort van 3 procent van het bbp respecteert. Maar met de voorstellen uit de nota zal men hard zijn best moeten doen om eronder te blijven. Tenzij de belastingen aanzienlijk worden verhoogd in het land met de op twee na hoogste fiscale druk van de Europese Unie.” Volgend jaar loopt het begrotingstekort op tot 2,3 procent van het bbp. Aan het einde van de legislatuur zal dat 2,7 procent zijn. Als ook maar één van de drie hierboven genoemde maatregelen wordt uitgevoerd, stijgt het deficit met minstens 0,3 procentpunt richting 3 procent. Gaat men met het Magnette-plan all the way, dan komt een deficit van 4 procent van het bbp in zicht.
Als ook maar één van die drie maatregelen wordt uitgevoerd, stijgt het deficit met minstens 0,3 procentpunt richting 3 procent.
Erik Buyst, hoogleraar economische geschiedenis aan de KU Leuven, heeft een déjà vu. “De uitgaven doen stijgen en daarna kijken waar we de inkomsten vandaan moeten halen: ik heb de indruk dat de jaren 70 terug zijn. We kennen de gevolgen: een oplopende overheidsschuld en begrotingstekort. Voor een deel is dat de verantwoordelijkheid van de vorige regering. We hebben eigenlijk amper gemerkt dat de PS niet in die regering zat. Het enige grensverleggende van de vorige regering was het optrekken van de pensioenleeftijd. Ik zie de toestand van de overheidsfinanciën niet direct verbeteren. De nieuwe Europese Commissie is gewonnen voor een lakser begrotingsbeleid.”
Gert Peersman (Universiteit Gent) sluit zich aan bij Bart Van Craeynest: “De rekening van al die voorstellen moet natuurlijk betaald worden. De voorbije jaren is al heel wat bespaard op de begroting, tenminste buiten de sociale zekerheid. Is he, gezien de vergrijzing, mogelijk nog te besparen in de sociale zekerheid?” Uit een presentatie die Peersman vorige maand gaf aan de Kamercommissie Sociale Zaken blijkt dat het begrotingstekort tegen 2030 stijgt tot minstens 3,7 procent van het bbp en tot 4,7 procent in 2040.
“Vergeet niet dat de effecten van de geplande hervormingen, zoals de hogere wettelijke pensioenleeftijd naar 67 jaar in 2030, al verrekend is in de extrapolaties van de Vergrijzingscommissie”, legt Peersman uit. “Men gaat ervan uit dat iedereen twee jaar langer zal werken. Als je, zoals voorgesteld, weer vroeger recht geeft op een volledig pensioen, bijvoorbeeld na 42 jaar werken op je 65ste, dan lopen de vergrijzingskosten verder op. Ik ben er altijd voorstander van geweest om de wettelijke pensioenleeftijd sneller gradueel te verhogen. Een andere mogelijkheid is de pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting. De vergrijzingskosten kunnen dan op lange termijn met 1,7 procent van het bbp dalen.”
Van die maatregelen is in de nota niets terug te vinden. “Ook niet over de ambtenarenpensioenen of de gelijkgestelde periodes”, stelt Van Craeynest vast. Gelijkgestelde periode zijn de jaren dat men niet werkt (door werkloosheid, ziekte,…) maar die bij de berekening van het pensioen toch worden geteld als gewerkte jaren. Volgens een studie van Planbureau maken de gelijkgestelde periodes gemiddeld ongeveer een derde van de loopbaan uit. Worden die ook meegerekend in de 42 jaar loopbaan voor een volledig pensioen die in de nota van Magnette staat? Dat is onduidelijk.
Hoogste minimumloon van de EU
Een andere opvallende maatregel in de nota is de geleidelijke verhoging van het minimumloon. In 2024 zou dat uiteindelijk 14 euro per uur of 2300 euro per maand moeten bedragen, 40 procent meer dan nu. Daarmee zou België het hoogste minimumpensioen in de Europese Unie hebben. De werkgevers in de Groep van Tien, het interprofessioneel overleg, reageerden zeer kritisch op het voorstel met een virulent persbericht: “Het voorstel is onaanvaardbaar omdat volop sociaal overleg bezig is in uitvoering van het interprofessioneel akkoord. Er is tussen alle sociale partners, met uitzondering van het ABVV, een akkoord om de minimumlonen met 1,1 procent op te trekken en er wordt gesproken over een bijkomende stap. Daarnaast is dit voorstel economisch destructief. Jobs die betaald worden tussen het minimumloon en 2300 euro per maand zijn meestal jobs voor laaggeschoolden, met een beperkte productiviteit. Bovendien komen deze jobs relatief vaak voor in sectoren die het al moeilijk hebben om te overleven. De werkgever heeft dus niet veel marge om loonsverhogingen toe te kennen. De kostprijs van deze banen zo drastisch optrekken – zonder compensatie voor de betrokken werkgevers – zal dus onvermijdelijk tot zwaar jobverlies leiden. Heel wat laaggeschoolden en kansengroepen zullen hierdoor hun werk verliezen.”
Als de loonkosten voor laagproductieve arbeid te hoog worden, dreigen machines de plaats van mensen in te nemen” Pieter Timmermans, VBO
Hogere minimumlonen verhogen de loonkosten en dat tast altijd de Belgische concurrentiekracht aan. Na de taxshift van de vorige regering en een bijsturing van de wet op het concurrentievermogen leek de evolutie van de Belgische loonkosten ten opzichte van die in de drie buurlanden onder controle. De loonkostenhandicap sinds 1996 is weggewerkt. De historische handicap van voor 1996 daalde de voorbije jaren lichtjes, van 12,3 naar 11 procent. Een versoepeling van de wet op het concurrentievermogen dreigt de loonkostenhandicap opnieuw te doen oplopen.
“De verbetering van de concurrentiekrachtpositie lijkt gestopt”, waarschuwt bovendien KBC-econoom Johan Van Gompel. “Dat blijkt uit cijfers van de OESO. De relatieve arbeidskosten per eenheid product (dat is gecorrigeerd voor productiviteit) zijn weer wat opgesprongen en ook het marktaandeel op de afzetmarkten is iets verslechterd. De groei van onze uitvoer is kleiner dan de invoergroei op onze afzetmarkten en dus verliezen we marktaandeel.”
Arbeidsmarkt op slot
Een hoger minimumloon vergroot wel de kloof met een uitkering, waardoor werken aantrekkelijker wordt. Pieter Timmermans, topman van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), relativeert: “Dat oogt positief, maar als de loonkosten voor laagproductieve arbeid te hoog worden, dreigen machines de plaats van mensen in te nemen. Een hoger minimumloon is dus vooral problematisch voor de jobcreatie voor laaggeschoolden.”
En dat is net het zwakke punt van de Belgische arbeidsmarkt. De activiteitsgraad – het aandeel mensen tussen 15 en 65 jaar dat zich aanbiedt op de arbeidsmarkt – is in België bijna 69 procent, maar bij de laaggeschoolden is dat amper 41 procent. Van de Waalse laaggeschoolden is dat zelfs maar 36,8 procent. Van Craeynest: “Er zijn de voorbije jaren duizenden banen bij gekomen, maar de jobcreatie voor laaggeschoolden blijft een probleem.”
Zelfs als een hoger minimumloon die laaggeschoolde werklozen en inactieven toch aanzet om een baan te zoeken, wordt die incentive door andere voorstellen gecounterd. De informateursnota bepleit een verhoging van alle uitkeringen tot boven de armoedegrens. Hogere werkloosheidsuitkeringen maken de kloof met werken dus weer kleiner en vergroten de werkloosheidsval, zeker omdat onze werkloosheidsverzekering nog altijd onbeperkt is in de tijd, en slechts heel traag daalt.
Timmermans: “De keuze zal zich dus des te scherper stellen: ofwel een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd, ofwel meer controle op de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Het haasje-over van hogere uitkeringen, dan weer hogere minimumlonen, gevolgd door weer hogere uitkeringen, en dan weer meer minimumloon kost handenvol geld en is nefast voor de werking van onze arbeidsmarkt.” Bovendien staat in de nota van Paul Magnette een strengere aanpak van de dagcontracten in de uitzendsector. Dat betekent het terugdraaien van een van de weinige vormen van arbeidsmarktflexibiliteit in België.
Er is sprake van een recht op heroriëntering: een aantal keer in de loopbaan kan een werknemer zelf ontslag nemen en toch een een uitkering krijgen. In zijn zuivere vorm betekent dat het op slot zetten van de arbeidsmarkt. “Op zich is dat geen absurd voorstel”, zegt Jan Denys, arbeidsmarktspecialist van Randstad. “Maar dat kan enkel als je de uitkeringen in de tijd beperkt en de ontslagregeling aanpakt. Je moet voor zo’n uitkering ook eerst rechten kunnen opbouwen. Anders is zo’n voorstel belachelijk.”
Wereldkampioen in verlof
Ook het voorstel om het vaderschapsverlof uit te breiden tot twintig dagen, en ouders het recht te geven verlof aan elkaar over te dragen, kan op weinig genade rekenen. “De verlenging van het vaderschapsverlof verzwaart de lengte en het aantal verlofstelsels in België”, zegt Pieter Timmermans van het VBO. “België is al de wereldkampioen in dagen verlof. Het wordt hoog tijd dat de Kamer, zoals gevraagd door de sociale partners in de aanbevelingen van de Nationale Arbeidsraad, werk maakt van geharmoniseerde en uniforme verlofsystemen. Het kan niet de bedoeling zijn die stelsels nog uit te breiden, wel integendeel. Dat moet passen in een algemene hervorming van de Belgische verlofsystemen, die een prioriteit moet zijn in de volgende legislatuur. We pleiten voor een systeem dat inzet op een betere combinatie tussen werk en gezin, de gendergelijkheid bevordert, een efficiënte arbeidsorganisatie beoogt, eenvoudiger, transparanter en sociaal rechtvaardig is en budgetneutraal. Het onvoorwaardelijke recht op vaderschapsverlof bestaat vandaag uit drie dagen gewaarborgd loon, die door de werkgever worden betaald, en zeven dagen uitkering door het ziekenfonds. De uitbreiding van die uitkering heeft een grote budgettaire impact op de sociale zekerheid.”
Elektroshock voor salariswagens
In de nota van Paul Magnette staat ook de intentie om op korte termijn alleen nog salariswagens zonder CO2-emissie fiscaal te stimuleren. Dat kan op bijval rekenen van de leasingsector. “Ik vind het voorstel moedig en ik wil het ondersteunen”, zegt Miel Horsten, de voorzitter van sectorfederatie Renta. “Alles zal afhangen van de timing, maar tegen 2023 is wel heel snel. Om het voorstel realistisch te maken, moet nog veel gebeuren. De laadinfrastructuur in België is belabberd. Ook moet het elektriciteitsnetwerk voldoende krachtig zijn.” Horsten kijkt voor deze noodzakelijke investeringen naar de overheden, maar ook de bedrijven moeten uit hun pijp komen. “We mogen ons niet verstoppen achter de overheid, de bedrijfswereld kan ook veel doen”, zegt de Renta-voorzitter.
Over de timing van de elektrificatie van de bedrijfswagenvloot zal nog stevig onderhandeld worden. Open Vld schuift een systematische afbouw naar voren tussen 2023 en 2028. CD&V mikt op 2025. De Vlaamse regering heeft het over 2030. In de overgangsperiode worden wagens met een verbrandingsmotor voor de bedrijven duurder. Het wordt dan ook uitkijken of er geen platte belastingverhoging komt voor de bestaande leasecontracten. “Er is duidelijk nog wat wantrouwen”, geeft Horsten toe. “Onze vloot bedrijfswagens wordt om de vier à vijf jaar vernieuwd. We moeten wat tijd krijgen om ons aan te passen. Het gamma elektrische voertuigen wordt ruimer en betaalbaarder, maar voor de overgangsperiode hebben we wellicht nog de hybride technologie nodig.”
Renta wil afspraken maken met de overheid voor de periode 2020-2030. “Wat we moeten vermijden is pure aankondigingspolitiek. Vandaag een regel invoeren en die morgen weer wijzigen heeft geen zin. Dan gebeurt er uiteindelijk niets”, Miel Horsten. Volgens de autoverhuurders is een elektrische bedrijfswagen leasen vandaag duurder dan een gelijkaardige wagen met een verbrandingsmotor. “Omdat de investeringskosten nog hoger liggen. Maar als je de totale gebruikskosten en de fiscaliteit in rekening brengt, dan zijn de kosten vergelijkbaar. Vanaf volgend jaar zal je al een verschuiving zien”, voorspelt Miel Horsten.
De blinde vlek van de productiviteitsgroei
Volgens de nota-Magnette moet de productiviteit van de Belgische economie omhoog. Hoe dat precies moet gebeuren, is niet duidelijk. “Dat is cruciaal om de vergrijzing te kunnen financieren, ” zegt Gert Peersman. “De economie moet daarvoor de komende decennia voldoende groeien. Voor een deel kan dat gebeuren door meer jobs, maar het gros van de bbp-groei moet komen van een toename van de productiviteit met 1,2 procent per jaar.” De productiviteitsgroei onder de vorige regering was gemiddeld slechts 0,4 procent per jaar.
Hoe kunnen we de productiviteitsgroei optrekken? Digitalisering, robotisering en artificiële intelligentie kunnen helpen, al is de precieze impact onduidelijk. Vroeger kan de productiviteit omhoog door meer mensen langer te laten studeren. Nu is er volgens Peersman enkel nog marge door een kwaliteitsverbetering van het onderwijs. “Daarnaast kunnen investeringen helpen, een betere mobiliteit en extra aandacht voor onderzoek en ontwikkeling”, zegt hij. “Dat is vooral een taak van de deelstaten.”
De Gentse econoom waarschuwt dat het grotere gewicht van de dienstensector in de economie het moeilijker maakt om productiviteitswinsten te boeken. “Een vergeten probleem is het gebrek aan concurrentie op de binnenlandse markten. Dat vormt een rem op innovatie. Een bedrijf stelt zo zijn marktaandeel veilig. En dan wordt niet of te weinig geïnvesteerd in productieverbetering.”
Wachten op de nucleaire bocht
Paul Magnette gaat er in zijn onderhandelingsnota van uit dat de kerncentrales in 2025 sluiten. Dat is begrijpelijk, want dat werd al in 2003 beslist. Maar in de praktijk is nog maar weinig gebeurd om de sluiting van het nucleaire productiepark, dat nog altijd ruim de helft van onze stroom genereert, op te vangen.
Het federale parlement keurde weliswaar de wet goed om een CRM op te richten ( capacity remuneration system). Dat moet vergoedingen geven aan wie nieuwe productiecapaciteit bouwt, vooral gascentrales. Maar het blijft onduidelijk hoeveel nieuwe gascentrales nodig zijn. Sommigen pleiten voor vier tot zes, anderen vinden het CRM overbodig en willen de markt laten spelen.
Politiek ligt het voor de socialisten moeilijk de eigen en de groene achterban nu al duidelijk te maken dat wellicht twee, en mogelijk zelfs drie kerncentrales langer open moeten blijven. Toch verwacht de sector dat de nieuwe regering vrij snel een bocht zal maken. Veelzeggend is dat de nota- Magnette stelt dat er binnen de drie maanden een rapport moet zijn over de energiebevoorrading. Dat werkstuk zal meer dan waarschijnlijk concluderen dat de jongste twee kerncentrales minstens tien jaar langer moeten blijven werken.
Dat doet de vicieuze cirkel wel verder draaien. De resterende kerncentrales ondergraven de rendabiliteit van nieuwe gascentrales, waardoor die investeringen wellicht weer worden uitgesteld. Een van de weinige voordelen is dat onze netbeheerders, met de hoogspanningsnetbeheerder Elia op kop, mede daardoor kampioenen zijn in het aanboren van flexibiliteit. Zo vindt het af- en aanschakelen van industriële installaties steeds meer zijn weg naar de particulier, die over enkele jaren wellicht de flexibiliteit van zijn elektrische wagen of boiler te gelde kan maken.
1,2 procent
moet de productiviteit jaarlijks groeien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier