‘Werk en pensioen combineren moet kunnen’

© belga

Het pensioenprobleem is gigantisch, en het is dringend. Maar het is veel minder onoplosbaar dan de vergrijzingstheorie ons wil doen geloven, menen economen van de denktank Itinera.

In zijn reeks ‘Fast Forward’ is de denktank Itinera momenteel toe aan het pensioenvraagstuk. Fast Forward neemt de grote problemen van onze samenleving onder de loep, en focust vooral op wat ons hier en nu te doen staat.

Werk creëert werk ‘Laten we eerst wat mythes vermorzelen,’ stelt UCL-econoom en Itinera-fellow Jean Hindriks voor. ‘Bijvoorbeeld de mythe dat arbeid een beperkt goedje is, dat je zorgvuldig moet verdelen. In het pensioendebat hoor je mensen vaak redeneren dat “langer werken” nadelig zou zijn voor de kansen van jongeren om een job te vinden. Welnu, in werkelijkheid is er nog nooit een land in geslaagd duurzame arbeidsplaatsen te creëren door de ouderen weg te duwen. Er is daarentegen overvloedig economisch en statistisch bewijs voor het omgekeerde. Ouderen die langer doorwerken, beschikken over meer middelen. Door die uit te geven, zwengelen ze de economische motor beter aan. Hoe meer ouderen aan de slag blijven, hoe meer jobs er kunnen komen voor jongeren. Het is niet of/of. Het is en/en. Werk creëert dus werk.’

De tweede mythe is dat het pensioenprobleem veroorzaakt wordt door de vergrijzing. Aangezien het de actieve bevolking is die met haar werk de pensioenen financiert, krijg je een probleem als het aantal actieve mensen daalt terwijl het aantal gepensioneerden stijgt. Dat is momenteel het geval, zeker nu de babyboomgeneratie met pensioen vertrekt. Die demografische gegevens zijn natuurlijk wel reëel, maar voor Ivan Van de Cloot en Hindriks houden ze niet in dat er een pensioenprobleem moet zijn. ‘Het probleem is dat onze kijk op het pensioen alleen oog heeft voor de jaren die iemand achter de rug heeft, en niet voor de jaren die nog voor de boeg liggen. Toen onze ouders de actieve generatie vormden, gingen ze met 65 jaar met pensioen en dan begonnen ze aan de “derde leeftijd”. Vandaag is de officiële pensioenleeftijd nog altijd 65, maar de levensverwachting is intussen met tien jaar toegenomen.’

Jonger dan we denken De derde mythe – de meest mentale maar daardoor misschien ook de meest fatale – draait rond de manier waarop we ‘welvaart’ zijn gaan interpreteren. Niet alleen hebben we elke verhoging van de levensverwachting vertaald als ‘langer pensioen’ – door de pensioenleeftijd onveranderd te laten. Daarbovenop hebben we ook andere welvaartstoenames altijd gretig omgezet in ‘vroeger stoppen met werken’. Welvaart is in sterke mate synoniem geworden van ‘niet hoeven te werken’. Maar volgens Van de Cloot zijn daarmee in de loop der jaren heimelijk een heleboel kosten afgewenteld op de volgende generatie. ‘Als je, niet uit noodzaak maar omdat je dat zo wilt kiezen, vroeger wilt stoppen met werken, dan vormt dat geen probleem zolang je daarvan zelf de gevolgen wilt aanvaarden. Het probleem is vandaag dat mensen dat massaal doen – en vaak móéten doen omdat de overheid of de werkgever of fiscale systemen hen daartoe verplichten – en dat het op kosten van de gemeenschap gebeurt.’

De krekel en de mier Voor Van de Cloot is het sociaal pact dat na de oorlog tot stand kwam – in de vorm van ons socialezekerheidsstelsel – in feite verbroken. Omdat er twintig, dertig jaar lang niets gedaan is met wat iedereen zag aankomen.

Het falen van het sociaal contract veroorzaakt nu al twee pijnlijke breuklijnen in onze samenleving. Ten eerste zijn er de jongeren, die heel goed beseffen dat ze zwaar moeten betalen voor de pensioenen van hun ouders, terwijl er voor hen zelf geen bruikbaar pensioen meer dreigt in te zitten. Als we niets doen, zullen de pensioenen totaal eroderen: van 40 procent van het gemiddelde inkomen naar minder dan 25 procent. Ten tweede is er een enorme discrepantie ontstaan tussen korte en lange carrières: mensen die wel blijven werken tot hun 65 jaar dragen onredelijk veel méér bij om het systeem overeind te houden, terwijl anderen al stoppen vóór ze zelf een redelijke bijdrage hebben kunnen doen.

Van de Cloot: ‘Dat een deel van de bijdragen van een veelverdiener doorgeschoven wordt naar het pensioen van een minderverdiener, is normaal en verdedigbaar in een solidariteitssysteem. Maar het financieringstekort dat ontstaat als mensen op hun 55e al stoppen met werken, heeft niets meer met echte solidariteit te maken. Daar wordt gewoon de vloer aangeveegd met het sociaal contract waarop het hele stelsel gebaseerd was. We hebben toegelaten dat er krekels en mieren zijn. Bínnen het systeem. En daardoor ligt het nu aan diggelen.’

Er is dus een probleem. Tegen 2020 zullen er in ons land een half miljoen mensen méér gepensioneerd zijn. Tegen 2050 komen er nog eens een miljoen bovenop. Voor een actieve bevolking die ongeveer gelijk zou blijven, is dat een angstaanjagend vooruitzicht. Er moet dus wat gebeuren.

Geen taboes maar ook geen ratrace Blijven werken, ook na 65, kan dus geen taboe zijn. Maar voor de Itinera-economen wil dat niet zeggen dat iedereen manu militari tot 67 of 70 jaar in de ratrace gehouden moet worden. Ze verzetten zich zowel tegen het manu militari als tegen de rigiditeit van een algemeen opgelegde pensioenleeftijd als tegen alles wat werken vandaag tot een ratrace maakt. Wat ze voorstellen, noemen ze de 50/70-oplossing. De 70 staat voor een gemiddelde pensionering met 70 jaar. Die mag wel heel geleidelijk ingevoerd worden, zodat ze 67 bedraagt in 2020, 68 in 2030, 69 in 2040 en 70 in 2050. De 50 staat voor deeltijds werken. Waar het deze economen om gaat, is dat de overheid het meer aan de mensen moet overlaten om uit te maken hoeveel ze na hun 60e nog willen werken en hoelang ze daarmee willen doorgaan.

Zowel de vraag- als de aanbodzijde van de nieuwe arbeidsmarkt vergt huiswerk bij de overheid. Aanbod is: meer mensen moeten bereid gevonden worden om actief te blijven. Dat veronderstelt de afschaffing van tal van regels die mensen vandaag verbieden om te werken, bijvoorbeeld omdat ze al pensioen genieten. ‘Werk en pensioen combineren moet kunnen. En dat kost géén jobs bij de jongeren, integendeel. Hoe meer handen aan de ploeg, hoe meer jobs er gecreëerd worden.’

Aan de vraagzijde moet natuurlijk een economie zitten die de extra handen-aan-de-ploeg ook wil absorberen. Dat vergt om te beginnen een behoorlijke aanpassing van onze fiscaliteit: ‘Stop de fiscale euthanasie van de arbeid!’ heet het. Een gelijke fiscale behandeling van pensioenen en arbeid zou betekenen dat niet de overheid maar de mensen zelf kunnen kiezen wat ze het aantrekkelijkst vinden. Bovendien zou zo’n gelijkschakeling een bonus van 1,5 miljard euro opbrengen, waarmee álle pensioenen tot boven de armoedegrens gebracht zouden kunnen worden.

Luc Baltussen

(bron:knack)

Jean Hindriks en Ivan Van de Cloot, Onze Pensioenerfenis. Hoe de pensioenuitdaging aangaan, Itinera Institute/Roularta Books, 180 blz.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content