Weg naar performante arbeidsmarkt ligt open, maar beleid volgt niet

minister van Werk Nathalie Muylle (CD&V) © belga
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Er is behoefte aan maatregelen om de grote groep inactieven naar de arbeidsmarkt te loodsen, stelt de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid in zijn jaarverslag. Door de combinatie van studeren en werken te stimuleren bij jongeren, de koppeling tussen de anciënniteit en het loon los te laten en door de inactiviteitsval weg te werken. Ook een beperking van de uitkeringen in de tijd blijkt mensen ertoe aan te zetten een baan te zoeken. Alleen, dat zijn zelden de prioriteiten van de politieke partijen.

In analyses en rapporten over de arbeidsmarkt duiken steevast eerst de cijfers over de werkzaamheidsgraad op. De Belgische werkzaamheidsgraad, het aandeel werkenden onder de 20- tot 64-jarigen, bedraagt bijna 71 procent. In Vlaanderen is dat 75 procent. Maar even belangrijk is de activiteitsgraad. Hoeveel mensen tussen 15 en 64 jaar werken of zijn werkloos en bieden zich aan op de arbeidsmarkt? In zijn pas verschenen jaarverslag 2019 zet de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid enkele cijfers op een rij. De activiteitsgraad van de Belgische bevolking tussen 15 en 64 jaar is de afgelopen jaren gestegen tot 68,6 procent in 2018. Daarmee bevindt ons land zich nog altijd onder het EU15-gemiddelde (74,4%) alsook onder het percentage in de drie buurlanden (Duitsland 78,6%, Frankrijk 71,9%, Nederland 80,3%).

“Het verloop van de activiteitsgraad kent in alle landen eenzelfde profiel”, stelt de Hoge Raad. “Die kent eerst een snelle toename tot 30 jaar, bereikt de piek bij de 30- tot 50-jarigen, en neemt vervolgens weer af met een scherpe terugval tussen 60 en 65 jaar naargelang de effectieve pensioenleeftijd. In België is de activiteitsgraad voor nagenoeg elke leeftijdsgroep lager dan het gemiddelde van de drie buurlanden, of de activiteitsgraad in de Scandinavische landen. De kloof is het meest uitgesproken voor de jongeren (15-24) en de 60-plussers.”

Die cijfers bevestigen wat de Gentse arbeidseconoom Stijn Baert al lange tijd zegt: het beleid moet zich niet alleen richten op de werklozen op zoek naar een baan, maar ook naar de inactieven die ertoe moeten worden aangezet zich aan te bieden op de arbeidsmarkt. Dat is meer dan nodig op een arbeidsmarkt waar de krapte zich nog altijd laat voelen. Het is ook de motor voor economische groei, zoals de Hoge Raad stelt: “Een hogere activiteitsgraad van de bevolking op arbeidsleeftijd kan de economie dichter bij haar groeipotentieel brengen, de druk op de overheidsrekeningen verminderen en de houdbaarheid van het socialezekerheidsstelsel verbeteren.”

Blinde vlekken in de informatienota’s

De Hoge Raad benadrukt in zijn rapport dat België al een weg heeft afgelegd. “De afgelopen twee decennia is de activiteitsgraad in België toegenomen met 4 procentpunten. Die vooruitgang is in belangrijke mate toe te schrijven aan de latere uittreding van de werkende bevolking, waardoor de activiteitsgraad van de 55- tot 59-jarigen vrij spectaculair klom van 40 procent in 1999 naar 71,5 procent in 2018.”

Dat is onder meer het gevolg van de verstrenging van de vervroegde uittredingsstelsels, zoals het vervroegd pensioen en het brugpensioen of SWT. Die maatregelen moeten worden doorgetrokken, stelt de Hoge Raad, die ook een voorstander is van het aanpassen of loskoppelen van de band tussen het loon en de anciënniteit. De in de ogen van de bedrijven te hoge loonkosten zijn een rem op de aanwerving van 55-plussers.

Voor de jongeren wordt gedacht aan het stimuleren van duaal leren, tegelijk studeren en werken. De Vlaamse regering heeft al stappen in die richting gezet. Voorts wijst de Hoge Raad op de noodzaak strenger toe te zien op mensen die via de arbeidsongeschiktheid en invaliditeit structureel inactief zijn. Het systeem geldt voor sommigen als een vluchtroute uit de arbeidsmarkt nu andere uittredingsstelsels strenger zijn geworden.

Voorts stelt het rapport dat er maatregelen moeten worden genomen om de werkloosheids- of inactiviteitsvallen weg te werken. Wie aan de slag gaat, moet zijn inkomen substantieel zien stijgen.

Allemaal terechte pleidooien om de activiteitsgraad op te trekken, maar tot nu toe hebben we er niet veel van teruggezien in de discussies en de nota’s rond de federale regeringsvorming. Erger nog, het arbeidsmarktbeleid was in de nota-Magnette een blinde vlek. En ook de elementen die zijn gelekt uit de nota van Coens en Bouchez wijzen niet direct op diepgaande arbeidsmarkthervormingen.

Uitkeringen beperken in de tijd

Nochtans ligt de weg naar een meer performante arbeidsmarkt open. Dat blijkt niet alleen uit de analyse van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. Deze week maakte minister van Werk Nathalie Muylle (CD&V) bekend dat de beperking in de tijd van de inschakelingsuitkering – de vroegere wachtuitkering voor schoolverlaters – vruchten afwerpt. De inschakelingsuitkering is in het leven geroepen voor werkzoekende schoolverlaters die in de beroepsinschakelingsperiode van een jaar nog geen werk hebben gevonden. De regering-Di Rupo besliste in 2011 die uitkering in de tijd te beperken tot drie jaar.

Die beperking in de tijd heeft ertoe geleid dat die personen effectief worden gestimuleerd om sneller werk te zoeken. 43 procent van de mensen die er een beroep op deed, heeft zes maanden na het aflopen van de uitkering een baan. Begin 2015 was dat nog 12,8 procent. Dat bewijst dat een beperking in de tijd van uitkeringen een stimulans is om werk te zoeken. Dat geldt ook voor de gewone werkloosheidsuitkering die in België niet is beperkt in de tijd.

Maar die maatregel is voor de PS taboe. Er was niets over te lezen in de nota van PS-voorzitter Paul Magnette, men hoorde er niets van tijdens zijn nieuwjaarstoespraak. Als Magnette zegt het over zowat alles oneens te zijn met de N-VA, dan gaat het om thema’s als dit.

Maar er bestaat ook bij andere partijen koudwatervrees om de weg naar een performantere arbeidsmarkt in te slaan. In Wallonië wil geen enkele partij de werkloosheidsuitkeringen in de tijd beperken. In Vlaanderen is een meerderheid van de partijen daarvoor gewonnen, maar die meerderheid is politiek niet werkbaar. N-VA en Open Vld zijn voor, maar die partijen staan federaal met getrokken messen tegenover elkaar. En het Vlaams Belang is voor een beperking in de tijd tot 55 jaar. Die partij staat buiten het spel van de coalitievorming. In een volgende regering zal het dus hoogstens komen tot een verdere degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen. Al is zelfs dat voor socialisten en groenen een brug te ver.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content