SERV-rapport over coronapreventie in België: ‘Zonder zicht vaar je blind’

coronatest in Antwerps testdorp op Spoor Oost © belga
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Lockdowns snoeren het coronavirus in, maar slopen de economie en maatschappij. Preventie is veel doelmatiger en goedkoper. Maar de Belgische coronapreventie breekt nog te weinig potten, aldus een rapport van de SERV.

Lockdowns zijn als bommentapijten. Ze schakelen de vijand uit, maar veroorzaken grote vernielingen in economie en maatschappij. Lockdowns zijn bovendien een wanhoopsdaad: je kondigt ze af als het al te laat is. Preventie is veel beter: het kost weinig geld, is onschadelijk, en werkt veel doeltreffender in de strijd tegen het coronavirus. Ons land doet al heel wat preventie, maar schiet nog vaak tekort, zo besluit een rapport van de studiedienst van de SERV (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen), het adviesorgaan van de Vlaamse sociale partners.

Tussen maart 2020 en maart 2021 waren er ‘grote inspanningen’ om de preventie ‘vrijwel uit het niets op te bouwen en bij te stellen naarmate inzichten vorderden,’ aldus het SERV-rapport. Maar het kon beter, en vandaag nog steeds. ‘Testing, contactopsporing en quarantaine vertoonden de eerste maanden van de crisis – en ook nu nog – beperkingen. Maatregelen zoals luchtverversing en organisatie in openlucht werden pas vrij laat aanbevolen. Daarin lijkt nog nauwelijks te zijn geïnvesteerd.’

Annemie Bollen, co-auteur van het rapport en medewerkster van de SERV-studiedienst, vergelijkt preventiemaatregelen met kanaries in de koolmijn. “De kanaries waarschuwden al heel vroeg voor gevaar, zodat de mijnwerkers snel konden ingrijpen en zo veel schade konden voorkomen. Hoe beter de opsporing van besmette personen of de detectie van onvoldoende geventileerde binnenlucht, hoe sneller en preciezer de ingrepen. Dat maakt blinde lockdowns overbodig. Het economisch en maatschappelijk leven hoeven niet langer in een kooi.”

Lockdowns veroorzaken zware verliezen, terwijl testen en contactopsporing zichzelf terugverdienen, schrijft u in het rapport.

ANNEMIE BOLLEN: “Ja, omdat testing en contactopsporing niet alleen de epidemie vroeger kunnen tegenhouden, maar ook de sociaal-economische gevolgen daarvan kunnen vermijden, en vooral toelaten om veel gerichtere maatregelen te nemen, zodat die maatregelen ook minder schadelijk zijn. Voor België of Vlaanderen zijn nog geen kostenbatenanalyses beschikbaar, maar elders geven schattingen aan dat de kosten van testing en contactopsporing zichzelf meer dan 30 keer terugverdienen.”

De stiefmoederlijke behandeling van preventie valt ook af te lezen van de overheidsbudgetten.

BOLLEN: “Volgens een ruwe schatting besteedde Vlaanderen in 2020 slechts 6 procent van de coronamiddelen aan preventie, voornamelijk contactonderzoek. Daarnaast ging 10 procent naar aanpassingen van bijvoorbeeld ICT en infrastructuur. Het leeuwendeel, of 84 procent, vloeide naar de zogenoemde curatieve maatregelen: hinder- en compensatiepremies, tijdelijke werkloosheid en overbruggingsrecht. Daarmee wil ik niet zeggen dat die curatieve maatregelen niet nodig zijn. Maar het is goedkoper als je ze kan vermijden. Ons rapport wil vooral benadrukken dat investeringen in preventie en zeker investeringen in ventilatie tot nu toe een beperkt budget kregen toegewezen, terwijl ze zeer effectief zijn.”

Die effectiviteit zit niet alleen in het verminderen van de sociaal-economische kosten van de pandemie. Preventie maakt ook dat de mensen zich beter voelen.

BOLLEN: “Preventie is maatschappelijk meer aanvaard dan lockdowns. Als we besmettingen, besmettingsclusters en binnenlucht beter opvolgen – bijvoorbeeld via een zogenoemd dashboard – hebben we ook betere informatie. Dat vermindert angst en onzekerheid, en versterkt het vertrouwen. Het biedt hoop en perspectief. De data uit preventie laten ook toe om beleidsbeslissingen te onderbouwen en verantwoorden. Dat komt de aanvaarding en naleving van de maatregelen ten goede, en zo de maatschappelijke rust.”

Met de vaccinatie van de bevolking zal de kous niet af zijn, waarschuwt u. Preventie blijft nodig.

BOLLEN: “We horen soms dat het ‘na de vaccinatie in ons land allemaal opgelost zal zijn.’ Dat moet ik ontkrachten. Want de vaccinatie heeft zijn tijd nodig, zeker ook wereldwijd. Hoe langer de wereldwijde vaccinatie duurt, hoe langduriger het virus zich verspreidt en hoe meer het virus kan muteren, wat de effectiviteit van vaccins kan ondermijnen. Intussen zijn nieuwe varianten van het virus in opmars. Die kunnen besmettelijker of schadelijker zijn. De zogenaamde escape mutants kunnen medicatie en vaccinatie omzeilen. Er zijn ook meldingen van herinfecties en chronische infecties, bijvoorbeeld bij personen met een verzwakt immuunsysteem. Testing en contactopsporing, en ook brononderzoek – de zoektocht naar de besmettingsbron om zo andere besmettingen te kunnen detecteren – blijven nodig om de varianten te kunnen opvolgen.”

Het Belgisch preventiebeleid kan beter, volgens het rapport. Maar alvast over de testcapaciteit mogen we niet meer klagen.

BOLLEN: “Zeker tijdens de eerste golf was de testcapaciteit te klein. Nadien is die sterk uitgebreid. De Belgische testcapaciteit scoort nu internationaal niet slecht. Maar we zien dat er vooral om diagnostische redenen wordt getest: is iemand met symptomen effectief besmet? Er zijn nog te weinig testen om preventieve redenen, zoals screenings van scholen en andere plaatsen waar vele mensen samen komen. Van die zogenoemde collectiviteiten is er ook nauwelijks informatie over hoeveelheid testen en positiviteitsratio’s (het aandeel van de positieve testen in het totaal aantal testen; nvdr.). Omdat we geen volledig zicht hebben op de teststrategie kunnen we die ook moeilijk evalueren”

Het afgelopen jaar voerde België 12 miljoen coronatesten uit. Dat klinkt niet slecht. Toch wordt er in België nog te weinig getest, zegt het rapport.

BOLLEN: “Inderdaad. De jongste maanden blijft meer dan de helft van de dagelijkse capaciteit van 150.000 testen zelfs onbenut. Om te zien of er voldoende getest wordt, gebruikt de WHO (de Wereldgezondheidsorganisatie; nvdr.) de positiviteitsratio. Een stijgende positiviteitsratio suggereert dat het virus zich sneller verspreidt dan de groei van de besmettingen doet vermoeden. Een positiviteitsratio van meer dan 5 procent wijst op onvoldoende testen, aldus de WHO. Vorig jaar schoot België regelmatig boven 5 procent, vooral door de ontoereikende testcapaciteit. Nu zitten we op 7,7 procent. Dat wijst erop dat wij onvoldoende testen.”

Hoe komt dat?

BOLLEN: “Daar spelen verschillende factoren, zoals de testprotocols van de overheid die bepalen wie als hoogrisicocontact getest wordt. Blijkt bijvoorbeeld een leerling besmet, dan wordt nu niet systematisch de hele klas getest. Ook de testbereidheid van de mensen zelf speelt mee. In Nederland wordt de testbereidheid opgevolgd, de mate waarin mensen zich laten testen. Zo kunnen onze noorderburen de hinderpalen detecteren: waarom laten mensen zich niet testen, zelfs mensen met symptomen niet? Daar hebben wij in België weinig zicht op. Andere landen zetten ook in op open testing: mensen die zich willen laten testen, kunnen dat zonder meer. Bij ons was tot nu toe de tussenkomst van een arts nodig. Inzetten op laagdrempeligheid kan de deelname aan testen verhogen. Positief is de diversificatie van de testen in België. Naast de gewone PCR-testen hebben wij ook zelftesten en sneltesten. Tot nog toe ging het om pilootprojecten, de opschaling gebeurt deze maand. Maar andere landen hebben daar al langer grootschalig op ingezet.”

Hoe staat het met de contactopsporing?

BOLLEN: “Daarover zijn weinig data beschikbaar. De informatie is ook weinig toegankelijk, zodat ze onderbenut blijft. In de eerste golf stelde de contactopsporing niet veel voor. Vooral de laatste maanden is er een forse verbetering. De Vlaamse en lokale contactopsporing bereiken nu meer mensen, en bereiken hen ook sneller. Maar doorgaans geven mensen slechts drie contacten op, meestal gezinsleden. Gemiddeld geven ze 1 extern contact op. We weten niet hoeveel de contactopsporing ons effectief vooruit helpt. Er wordt bijvoorbeeld niet systematisch gerapporteerd of de opgegeven contacten later ook positief testen.”

Wat weten over het brononderzoek en de clusteranalyses?

BOLLEN: “Daarover is nog minder informatie beschikbaar. Sciensano (de federale kennisinstelling voor volksgezondheid; nvdr.) geeft zelf aan dat zijn clusterdata geen volledige weergave zijn van alle effectieve clusters. De buurlanden rapporteren daar veel gedetailleerder over: hoeveel clusters, hoe groot die clusters zijn, en waar ze precies worden vastgesteld. Dat maakt maatwerk mogelijk. Ook weten we bijvoorbeeld niet of er locatie-onderzoek wordt gedaan bij vaststelling van een besmettingscluster. Was de ventilatie niet in orde, bijvoorbeeld? Dat weten we niet. Nochtans kan zo’n locatie-onderzoek nuttige informatie opleveren. Zonder zicht vaar je blind.”

En de coronalert-app dan?

BOLLEN: “Die is weinig verspreid en wordt ook weinig gebruikt, zodat ze amper relevant is voor het contactonderzoek. Coronalert kan alleen contacten met een hoog risico detecteren als de betrokken personen de app gebruiken. Slechts 22 procent van de Belgen heeft de app, of 28 procent van de mensen met een smartphone. Misschien overschatten we zelfs het gebruik van de app. Want een deel van de gebruikers kan de app intussen weer verwijderd hebben. De app blijft onder de verwachting.”

Quarantaine en isolatie vormen het sluitstuk van de testing en contactopsporing. Maar er is weinig controle en handhaving, zegt het rapport.

BOLLEN: “Daar lijkt weinig aandacht voor te zijn, inderdaad. Maar opnieuw is er weinig informatie beschikbaar. We weten onvoldoende hoeveel mensen op welk moment in quarantaine zitten, en hoeveel controles op de naleving ervan worden gedaan. Nederland bijvoorbeeld weet dat 80 procent van de inkomende reizigers de quarantaine schenden. Andere landen zetten meer in op opvolging, niet alleen om te controleren maar ook om te zien of die mensen hulp nodig hebben, zoals boodschappen. Zo’n initiatieven helpen om de quarantaine draaglijker te maken en zo de naleving ervan te verbeteren.”

Het rapport breekt ook een lans voor ventilatie.

BOLLEN: “Vrijwel alle coronabesmettingen gebeuren binnen. Daar verspreidt het virus verspreidt zich via zeer fijne vloeistofdruppeltjes, of aerosolen, in de lucht. Zo kan het virus diep in onze longen doordringen, ook al zitten we op meer dan anderhalve meter van elkaar. Luchtverversing verdunt de virussoep en verkleint zo het risico op besmettingen. De verspreiding via die aerosolen is belangrijker dan de transmissie via oppervlakten. We wassen onze handen, maar we vergeten dat de gezamenlijke oppervlakte van onze longblaasjes die met besmette lucht in contact kan komen, zo groot is als een tennisveld. Er zijn normen voor ventilatie, en er is ook sensibilisering, maar er wordt weinig in geïnvesteerd. In het relanceplan van de Vlaamse regering komt het woord ventilatie zelfs niet voor.”

U pleit voor meer CO2-meters.

BOLLEN: “Er zijn er veel te weinig in gebruik. CO2 is een goede indicator voor luchtverversing en dus voor het besmettingsrisico. Wij zijn bezorgd. 70 procent van de scholen bijvoorbeeld heeft geen CO2-meters. De SERV heeft al in oktober om een meetcampagne gevraagd, maar er beweegt weinig. De zorginspectie en onderwijsinspectie voeren blijkbaar geen CO2-metingen uit. Verse lucht verlaagt niet alleen het aantal besmettingen, het verhoogt ook de productiviteit. Mensen hebben minder hoofdpijn, zijn geconcentreerder en creatiever.”

De blikvanger in uw rapport is het belang van de luchtvochtigheid. Hoe droger de lucht, hoe meer besmettingen.

BOLLEN: “Bij droge lucht werkt ons menselijk afweersysteem minder goed, en bevat onze uitademing meer virusdruppeltjes die ook langer blijven zweven. Anderzijds bevordert ook een te hoge luchtvochtigheid het aantal besmettingen, maar dat risico komt in ons klimaat niet veel voor. Een luchtvochtigheid binnenkamers tussen 40 en 60 procent is optimaal. Is de binnenlucht te droog, zet dan waterbakjes op de radiator of laat de was binnen drogen en ventileer dan extra goed.”

Blijkbaar kan puur op basis van de luchtvochtigheid het aantal besmettingen voorspeld worden?

BOLLEN: “Ja, maar dat is allemaal niet nieuw. We wisten al dat virussen zich meer verspreiden bij droge lucht. Maar in deze pandemie wordt er weinig rekening mee gehouden, zowel in de voorspellingsmodellen als in de maatregelen. Er zijn ook geen waarschuwingen. Het weerbericht zou bijvoorbeeld kunnen waarschuwen voor droge lucht en weinig wind, omdat de natuurlijke ventilatie dan minder goed werkt en het besmettingsrisico groter is. Het zijn eenvoudige maatregelen die niet veel kosten, maar wel doeltreffend zijn. Daar draait preventie om.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content