NBB: ‘De tijd dat de overheid alles kan opvangen en betalen, is voorbij’
De hoge inflatie is een kantelpunt voor het beleid, zegt de Nationale Bank in het jaarverslag van 2021. Het is tijd om een punt te zetten achter het steunbeleid dat met gratis geld kon worden betaald. “Dat feestje is voorbij. Er dringen zich moeilijke keuzes op”, zegt Pierre Wunsch, de gouverneur van de Nationale Bank.
Het jaarverslag van de Nationale Bank is naar goede gewoonte een stevige turf die de polsslag neemt van de Belgische economie. Gouverneur Pierre Wunsch legde tijdens een persconferentie van ruim twee uur deze negen accenten.
1. Relatief trage groei in 2022 is geen ramp
Volgens de Europese Commissie zal de Belgische economie dit jaar de traagste groei in Europa kennen, maar daar tilt de Nationale Bank niet zwaar aan. Pierre Wunsch: “Dit is het logische spiegelbeeld van een relatief kleinere inzinking in 2020 en een relatief groter herstel vorig jaar. 2021 was een grandcru-jaar voor de Belgische economie. In de loop van het derde kwartaal bereikten we weer het welvaartsniveau van bij het begin van de pandemie. Onze herstelbeweging zal dit jaar dus sneller uitdoven vergeleken met de buurlanden. We zullen nog één tot twee jaar onze potentiële groei overstijgen, maar daarna keren we terug naar het lage groeiniveau van 1 à 1,5 procent.”
2. Het is tijd om een punt te zetten achter het steunbeleid
De mix van een expansief fiscaal en monetair beleid baarde in 2021 een krachtig herstel, maar de herleving is onverwacht snel op een aantal flessenhalzen gebotst, zoals de krapte op de arbeidsmarkt, een tekort aan componenten en sterk stijgende prijzen voor energie. “De fase waarin we alles uit de kast moesten halen om de economie door de crisis te loodsen, is voorbij. De vraag verder aanzwengelen zou het inflatievuur nog versterken. Zo’n beleid zou een slechte investering zijn. We moeten naar een normalisatie van het monetaire en fiscale beleid gaan”, zegt Pierre Wunsch.
3. De tijd van gratis geld is voorbij
Een normalisatie van het fiscale beleid betekent voor België een verlaging van het begrotingstekort. Bij ongewijzigd beleid stijgt het begrotingstekort naar 6 procent tegen 2030 en neemt de schuldgraad verder toe. “Dat is geen probleem op korte termijn, maar bij de volgende recessie loopt het tekort dan op tot 8 à 9 procent. Dan verlies je mogelijk de regie over het begrotingsbeleid”, zegt Pierre Wunsch.
Een terugkeer naar een begrotingsevenwicht acht ook de Nationale Bank niet langer realistisch. “We moeten een beleid voeren om de omvang van de overheidsschuld te stabiliseren rond 100 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dat betekent een gemiddeld begrotingstekort van ongeveer 3 procent over de conjunctuurcyclus. Dat betekent ook dat in goede tijden een lager tekort van 3 procent wenselijk is. Dat vraagt grote inspanningen in tijden van aandikkende vergrijzingskosten”, zegt Pierre Wunsch.
De normalisatie van het geldbeleid maakt de begrotingsopdracht niet eenvoudiger. “De tijd van gratis geld is voorbij. Schulden zijn niet langer gratis. De financiële markten hebben dat begrepen, maar die boodschap is nog niet doorgedrongen in de samenleving. Daar leeft nog het gevoel dat de overheid alles kan opvangen en betalen. We zullen keuzes moeten maken. Ik pleit niet voor een snelle afbouw van het begrotingstekort, maar we moeten wel beginnen met de voorbereiding van de volgende schok. We moeten buffers aanleggen. Zo niet dreigt het begrotingsbeleid haar geloofwaardigheid te verliezen.”
4. We moeten geduld hebben met de inflatie
De flinke stijging van de inflatie was de verrassing van 2021. In België is de inflatie in januari intussen opgelopen tot 7,5 procent, tegenover 5,1 procent in het eurogebied. Toch predikt Pierre Wunsch geduld: “In Europa gaat het om ingevoerde inflatie, want de inflatie is grotendeels te wijten aan hogere energieprijzen. De kerninflatie blijft beperkt tot iets meer dan 2 procent. De Europese Centrale Bank (ECB) loopt dus niet achter de feiten aan. Als de energieprijzen stabiliseren en als de loonstijgingen beperkt blijven, dan is er geen snelle verstrakking van het monetaire beleid nodig. Het heeft geen zin om de Europese economie in een recessie te duwen omdat energie duurder is geworden.”
Zelfs als de inflatie in de loop van dit of volgend jaar daalt richting 2 procent, dan impliceert dat wel een normalisatie van het geldbeleid, met inbegrip van een aantal renteverhogingen. “De exit uit het soepele geldbeleid zal hobbelig worden. Het zal moeilijk worden om een evenwicht te vinden tussen de strijd tegen de inflatie enerzijds en de bewaking van het herstel anderzijds”, zegt Pierre Wunsch.
5. De energieschok is een klimaatschok avant la lettre
De Belgische economie wordt geteisterd door een ongeziene stijging van de prijzen voor aardgas, olie en elektriciteit. De Nationale Bank schat de extra factuur op 2,5 procent van het bbp. “De energieprijzen zijn nu hoger dan de prijzen die we op termijn mogen verwachten bij de klimaattransitie. De energieschok die we nu beleven in enkele maanden is zwaarder dan de klimaatschok die over dertig jaar is uitgespreid”, zegt Pierre Wunsch.
De huidige hoge energieprijzen hebben weinig te maken met de klimaattransitie, maar zijn vooral te wijten aan te lage investeringen in de productiecapaciteit van fossiele brandstoffen. Die investeringen raken steeds moeilijker gefinancierd. “Dat is een risico. Als de transitie te snel gaat, zullen de energieprijzen enorm schommelen. Dat maakt de kostprijs van de klimaattransitie duurder, wat het draagvlak van de transitie ondergraaft”, zegt Pierre Wunsch.
6. De verrassende mars van de zombiebedrijven
Werd er in volle coronacrisis voor een zware golf van faillissementen gevreesd, dan bleef die tsunami in 2021 uit. Dat is onder meer te danken aan het steunbeleid van de overheid en aan de banksector, die dankzij zijn sterke kapitalisatie tijdens deze crisis een deel van de oplossing was. “Daarnaast hebben de Belgen veel financiële reserves. Heel wat bedrijven hebben de crisis overleefd dankzij kapitaalverhogingen van sterke aandeelhouders. We tellen heel wat zombiebedrijven, maar een deel van die zombiebedrijven is dat enkel in naam. Die bedrijven zijn zwak gekapitaliseerd, maar beschikken over aandeelhouders met diepe zakken”, zegt Pierre Wunsch.
7. Concurrentievermogen komt minstens tijdelijk onder druk
De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven had het vorige week al duidelijk gemaakt in een tussentijds technisch verslag: de oplopende inflatie en de daaraan gekoppelde automatische loonindexering doen de Belgische loonkosten sneller stijgen dan in de buurlanden. Daarmee verliezen de Belgische bedrijven aan concurrentiekracht.
Een bevestiging volgt in het jaarverslag van de Nationale Bank. Dit jaar stijgen de uurloonkosten in België wellicht met 4,2 procent terwijl dat in de buurlanden 1,8 procent is. “De stijging van de inflatie wordt onder invloed van de indexering sneller doorgerekend in België dan in onze buurlanden, waar de ontwikkeling van de lonen voorwerp uitmaakt van onderhandelingen tussen sociale partners. Dat zou de concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen in 2022 kunnen aantasten.” In 2023 zou de loonkostenevolutie in België gelijklopen met die van de buurlanden (ongeveer +2,9% uurloonkosten) en in 2024 zouden de loonkosten bij ons met 1,9 procent toenemen, terwijl de gemiddelde stijging in Nederland, Duitsland en Frankrijk 3,4 procent is. Het concurrentievermogen komt dus tijdelijk onder druk. Maar de loonkostenhandicap die België in 2022 incasseert, zal de komende jaren niet zomaar gecompenseerd worden door de snellere brutoloonstijgingen in de buurlanden.
8. Ondanks krappe arbeidsmarkt stijgt langdurige werkloosheid
De arbeidsmarkt blijft op volle toeren draaien. Er kwamen in 2021 68.000 loontrekkenden bij. Het aantal zelfstandigen nam met 19.000 toe. De Belgische arbeidsmarkt behoort tot de krapste van de Europese Unie. Het aantal vacatures ten opzichte van het aantal ingevulde en openstaande betrekkingen bedraagt in België 4,7 procent. Het Europese gemiddelde is 2,4 procent. In Vlaanderen is de krapte nog groter met een vacaturegraad van 5,4 procent. Een aantal sectoren kampt met grote tekorten: een vacaturegraad van 6,3 procent in de bouwsector, 8,9 procent in ICT en technologie en 11,4 procent in de horeca. Veel mensen hebben tijdens de coronacrisis de horecasector verlaten voor een andere beter betaalde baan.
De stijgende arbeidsvraag deed de werkloosheid dalen. In 2021 waren er 29.600 niet-werkende werkzoekenden minder dan in 2020. Met een totaal van 464.100 personen is het aantal werkzoekenden ook 12.100 eenheden lager dan in 2019, vóór de gezondheidscrisis. De werkloosheid is niettemin anders samengesteld. In de jaren die voorafgingen aan de gezondheidscrisis liet de vermindering van het aantal werklozen zich optekenen in alle categorieën van werkzoekenden, met inbegrip van de langdurig werklozen. Het crisisjaar heeft die tendens gewijzigd : in 2020 steeg het aantal personen die langer dan een jaar werkloos zijn met bijna 8.000. Die stijging zette zich voort in 2021, met opnieuw 8.400 extra personen. Terwijl de daling voordien zowel op kortdurige als langdurige werklozen van toepassing was, is dat nu alleen nog het geval voor de personen die minder dan een jaar werkzoekend zijn (-38 000).
9. Werkloosheidsval voor lagere inkomens blijft groot
Wie na een paar maanden werkloosheid een laagbetaalde job aanvaardt tegen twee derde van het gemiddelde loon – concreet is dat zo’n 2.500 euro bruto per maand – ziet zijn netto-inkomen met amper 5 procent toenemen. Iemand die vijf jaar werkloos is, kan rekenen op een netto-stijging van 15 procent. Iemand die na een paar maanden uit de werkloosheid stapt en een job aanvaardt tegen het gemiddelde brutoloon in België (3.700 euro) ziet zijn netto-inkomen met 17 procent toenemen. Voor wie één jaar werkloos is, is dat zelfs bijna 25 procent. Die cijfers tonen aan dat er in België vooral voor lagere inkomens nog veel werkloosheidsvallen bestaan waardoor het financieel niet aantrekkelijk is om te werken.
“Aangezien de laagste sociale uitkeringen in België onder de armoedegrens vallen, is werken aantrekkelijker maken door uitkeringen verder te verlagen geen wenselijke optie”, schrijft de Nationale Bank in haar verslag. Tot 2024 worden de uitkeringen trouwens verder verhoogd boven op stijgingen door de indexering en de welvaartsenveloppe. Dat zijn sociaal wenselijke aanpassingen, volgens de Nationale Bank, maar ze vergroten wel de werkloosheidsvallen. Daarom pleit het jaarverslag voor een beleid gericht op lagere fiscale lasten op arbeid die het nettoloon optrekken.
Lees ook: ‘De magische geldboom is gesneuveld’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier