De Europese topjobs zijn uitgedeeld aan een clubje West-Europese politici, en dat heeft zijn prijs, vreest de Leuvense Europaspecialist Steven Van Hecke. ‘Alles wat uit Brussel komt, zullen de Oost-Europese leiders heel gemakkelijk kunnen wegzetten.’
Geen enkele van de boegbeelden of ‘Spitzenkandidaten’ van de grote partijen in het Europees Parlement heeft het gehaald als nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, dé topjob in Europa. De christendemocraat Manfred Weber, de socialist Frans Timmerman en de liberaal Margrethe Vestager hebben het moeten afleggen tegen de relatief onbekende Duitse minister van Defensie Ursula von der Leyen, in een deal bedisseld door de Europese staats- en regeringsleiders.
Hoewel het nog zijn zegen moet geven over de benoeming, staat het Europees Parlement in zijn onderhemd. Het heeft de nederlaag in de eerste plaats aan zichzelf te danken, oordeelt Steven Van Hecke, professor Europese politiek aan de KU Leuven. “De parlementsleden hebben zich uit verband laten spelen. Hadden ze het been stijf gehouden – zoals bij de Europese verkiezingen van 2014 – dan hadden ze het waarschijnlijk gehaald. Maar het feit dat Manfred Weber geen steun kreeg van de socialisten en liberalen, sloeg het parlementaire front aan diggelen. Dat maakte het voor de staats-en regeringsleiders gemakkelijker om het systeem van de Spitzenkandidaten naar de prullenmand te sturen en zelf te beslissen.”
Democratie
De grootste verliezer is het geografische evenwicht aan de Europese top. Alle postjes zijn voor West-Europeanen. “Ik sta daar echt van te kijken”, zegt Van Hecke. “De Europese Commissie krijgt de Duitse Ursula von der Leyen als voorzitter, en de Nederlander Frans Timmermans als ondervoorzitter. De Belg Charles Michel wordt voorzitter van de Europese Raad. De Italiaan David Sassoli krijgt het voorzitterschap van het Europees Parlement, de Spanjaard Josep Borrell wordt Hoge Vertegenwoordiger Buitenlands Beleid. En het voorzitterschap van de Europese Centrale Bank gaat naar de française Christine Lagarde. Dat is het oude Europa. Voor Centraal- en Oost-Europa is er niets.”
Voor de oude lidstaten lijkt het winst, maar op lange termijn zullen de kosten groter zijn, zeker als de moeilijke dossiers weer op tafel komen, volgens Van Hecke. “Een aantal leiders van de Centraal- en Oost-Europese lidstaten zijn niet enthousiast over maatregelen tegen de klimaatverandering, en dulden niet dat Brussel binnenkijkt in hun interne keuken. Ik denk aan kwesties als mensenrechten en de onafhankelijkheid van het justitieapparaat. Ik maak mij zorgen over de democratie in die lidstaten.”
Voor de Europese Unie – die al geen toonbeeld van eenheid was – dreigt nog meer verdeeldheid, net terwijl de agenda’s van west en oost dichter bij elkaar zouden moeten komen. “De Oost-Europeanen zullen zich tweederangsburgers blijven voelen”, zegt Van Hecke. “Dat ongenoegen zullen de Oost-Europese leiders nu des te gemakkelijker kunnen uitbuiten. Geef ze maar eens ongelijk, met een zichtbaar West-Europese EU-top.”
Het klopt dat de Centraal- en Oost-Europese lidstaten zelf niet in staat zijn gebleken om een geloofwaardig alternatief voor te stellen, volgens Van Hecke. “Daarvoor zijn ze onderling te verdeeld. Dat doet echter niets af van mijn punt: de oude lidstaten hebben een kans gemist. Zij blijven de baas, die perceptie dreigt nu bij de Oost-Europeanen. Dat komt de Oost-Europese leiders goed uit. Alles wat uit Brussel komt, zullen zij heel gemakkelijk kunnen wegzetten.”
Complex
Het dagenlange getouwtrek over de postjes geeft evenmin een fraai beeld van de Europese democratie. “Europa heeft dat beeld over zichzelf afgeroepen door het systeem van de Spitzenkandidaten weg te gooien. Zo hadden de staats- en regeringsleiders de weg vrij om de topbenoemingen aan elkaar te koppelen, wat logischerwijze de zaken complex maakte.”
Het enige, echte antwoord is de rechtstreekse verkiezing van de Europese Commissievoorzitter, aldus Van Hecke. “Dan is het helder en duidelijk, met kandidaten die in heel Europa campagne moeten voeren, zonder dat ze achteraf door de lidstaten terug naar af kunnen worden gestuurd. Als het toppolitici à la Macron menens is met de Europese democratie, dat ze dan het rechtstreekse woord geven aan de Europese burger. Als naïeve wetenschapper mag ik hopen dat Europa die grote stap zal zetten bij de volgende Europese verkiezingen in 2024. Maar eerlijk gezegd zou het mij verbazen als het er echt van zou komen. Ik vermoed wel dat het idee opnieuw op tafel zal verschijnen. In elk geval is het een beter alternatief dan de bizarre toestanden van de voorbije vier dagen.”