Economische groei zal Vivaldi-factuur niet betalen

MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez op 24 september in de wagen op weg naar een meeting met de twee co-formateurs voor de Vivaldi-coalitie. © belga
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

In het Vivaldi-pre-akkoord zit lekkers voor iedereen. Een minimumpensioen en meer middelen voor de gezondheidszorg voor de socialisten, geen nieuwe belastingen voor de liberalen, een kernuitstap voor de groenen. Maar wie zal dat allemaal betalen? Hopen op voldoende economische groei om de impact op de overheidsfinanciën te beperken, is in elk geval ijdele hoop.

Een definitief federaal regeerakkoord tussen socialisten, liberalen, groenen en CD&V is er nog niet. Maar de funderingen van de Vivaldi-coalitie staan er al. Uit de pre-formatienota blijkt dat elke partij haar dada’s zal terugvinden in het regeerakkoord. Volgens de liberalen ligt een meerwaardebelasting op aandelen niet langer op tafel. Meer nog, de Vivaldi-regering is niet van plan nieuwe belastingen in te voeren. Al is er wel sprake van een digitaks en ‘een bijdrage van de burgers met de breedste schouders’ indien de budgettaire toestand dit vereist. De socialisten krijgen hun verhoging van het minimumpensioen tot 1500 euro. Bruto of netto? Na een volledige loopbaan of niet? Dat blijft onduidelijk. Daarnaast zouden de reële uitgaven in de gezondheidszorg stijgen van 1,5 procent naar 2,5 procent. Kostprijs: 1,2 miljard euro. De liberalen kregen dan weer gedaan dat de ‘middelen voor nieuw beleid’ beperkt blijven tot 3 à 4 miljard euro in plaats van de geplande 10 miljard. De groenen zouden een garantie krijgen op een kernuitstap. CD&V heeft uitzicht op een staatshervorming en de behandeling van ethische thema’s in de schoot van de regering.

Voor elk wat wils dus, met als gevolg dat aan de Vivaldi-plannen een hoog prijskaartje hangt. De miljarden voor nieuw beleid, de nieuwe groeinorm in de gezondheidszorg, het minimumpensioen: alles bijeen kost dat al snel 6,6 miljard euro extra. En dat op een moment dat men geen haast wil maken met de sanering van de begroting. Begin deze maand was er aan onderhandelingstafel nog sprake van het terugbrengen van het begrotingsdeficit van 7,6 procent van het bbp dit jaar naar 3 procent tegen het einde van de legislatuur. Nu zou de sanering de komende jaren beperkt blijven tot slechts 0,1 procent per jaar of zo’n 470 miljoen euro.

Betere groeivooruitzichten

Dat lijkt voor de heren en dames politici geen probleem te zijn. Ze hopen dat de Europese Commissie coulant is. Niemand spreekt nog over een begrotingsevenwicht, en ook al niet over het nastreven van het tekort van 3 procent van het bbp. De toekomstige coalitiepartners trekken zich op aan de recentelijk bijgestelde cijfers van het Monitoringcomité, de groep ambtenaren die de overheidsfinanciën opvolgen. Voor 2021 gaat het monitoringcomité uit van een federaal tekort van 24 miljard euro (5% van het bbp), in plaats van 26 miljard. Dat is te danken aan de betere groeivooruitzichten. Nadat de experts eerst dachten dat de Belgische economie dit jaar met 10,6 procent zou krimpen, werd dat cijfer bijgesteld naar 7,4 procent. In 2021 volgt een economische groei van 6,5 procent.

Wie de redenering doortrekt zou kunnen stellen dat het probleem van het hoge begrotingstekort en de staatsschuld (die ondertussen van 100 procent van het bbp naar 118 procent stijgt) zichzelf langzaam maar zeker zal oplossen. Want meer groei betekent meer overheidsinkomsten en minder uitgaven.

200 procent van het bbp?

Dat optimisme is ongepast. De economische groei zal de Vivaldi-factuur niet betalen. Laat staan dat het herstel leidt tot een langdurige en aanhoudende daling van het begrotingstekort en de staatsschuld. Dat blijkt uit een analyse van KBC-econoom Johan Van Gompel. Die studie (‘Verder ontsporen van de Belgische overheidsschuld wordt best vermeden’) gaat in op een cruciaal onderdeel van de overheidsfinanciën: het primair saldo, zijnde de ontvangsten min de uitgaven zonder de rentelasten. Een negatief primair saldo is de belangrijkste determinant van het begrotingsdeficit (aangezien de rentelasten blijven dalen) en doet de staatsschuld oplopen. Volgens het Monitoringcomité zal het primair saldo in 2024 nog altijd -3,9 procent van het bbp bedragen, bij ongewijzigd beleid. “Indien het primair tekort op dat niveau zou blijven vanaf 2025, dan loopt de schuld op tot 190 procent van het bbp in 2050. Indien we het tekort bovendien verder laten verslechteren ten belope van de door de Vergrijzingscommissie verwachte kosten van de vergrijzing, dan zou de schuldgraad in 2050 zelfs pieken op 235 procent”, stelt Van Gompel. In die simulatie bedraagt de nominale bbp-groei vanaf 2025 3,3 procent per jaar (1,2 procent reële groei en 2 procent inflatie). Groei alleen zal de staatskas niet redden.

5 procent nominale groei? Weinig realistisch

Van Gompel stelt dat een nog hogere groei gekoppeld aan een lage rente de schuld minder snel doet stijgen en de overheidsfinanciën inderdaad gezonder maakt. Alleen: “We moeten al vrij extreme cijfers hanteren (bv. 2,5% reële groei en 2,5% inflatie per jaar en een impliciete rente die maar stijgt tot 1,5% in 2035) om, bij een aangehouden primair tekort van -3,9 procent, de schuld vanaf 2025 te doen stabiliseren op het niveau van 2024. Dat betekent dat een sanering van de begroting essentieel is om de schuld naar beneden te halen.”

Conclusie: de volgende regering moet werk maken van een primair overschot en dat positieve saldo ook aanhouden. De beste manier om de overheidsschuld opnieuw richting 100 procent van het bbp en zelfs lager te doen dalen, is een primair overschot opbouwen van 1,7 procent van het bbp tegen 2030. Dat betekent volgens de berekeningen van de KBC-econoom een algemeen begrotingstekort van 3 procent in 2024, aan het einde van de legislatuur.

Volgens Van Gompel is dat mogelijk met een groeivriendelijke sanering: “Door een verhoging van de overheidsefficiëntie, vooral besparen in plaats van nieuwe belastingen, vergroening van de belastingen, niet snijden in de investeringen en de sanering te flankeren met groeiondersteunende structurele hervormingen. Zoals de verdere afbouw administratieve lasten, flexibiliseren van de arbeids- en productmarkten.” Dan kan de verslechtering van de publieke financiën wel degelijk worden gekeerd, terwijl ook de potentiële groei wordt aangezwengeld. Benieuwd of het bonte Vivaldi-gezelschap daar oren naar heeft.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content