Alain Mouton

‘De werkzaamheidsgraad van 80 procent komt er niet’

Alain Mouton Redacteur bij Trends

De arbeidsdeal is het zoveelste mini-akkoord dat zeker niet zal bijdragen tot het optrekken van de werkzaamheidsgraad richting 80 procent. De maatregelen zijn ondermaats en te veel gericht op de insiders op de arbeidsmarkt. Maar in het debat treft ook de regio’s schuld: hun activeringsbeleid moet stukken beter.

“Als er niet meer in zit dan deze ‘arbeidsdeal’, dan moet men ook maar consequent zijn en de doelstelling van de werkzaamheidsgraad van 80 procent verlagen”, tweette econoom Ivan Van de Cloot deze ochtend. Hij heeft gelijk. Om de Belgische tewerkstellingsgraad van 71,4 naar 80 procent op te trekken moeten ongeveer 600.000 mensen extra aan de slag. Met de arbeidsdeal die vorige nacht werd afgesloten, zal dat niet gebeuren.

Daarvoor is het een te mager beestje, een mini-akkoord dat voortborduurt op wat in oktober vorig jaar is afgesproken. Het zou weliswaar fout zijn te stellen dat de deal totaal niets voorstelt. Een aantal hervormingen is nodig en wenselijk. Een beter statuut voor platformwerkers, werk tot middernacht in e-commerce valt niet langer onder nachtwerk, het promoten van opleiding, het gebruiken van de opzegperiode voor opleiding en voorbereiding op een nieuwe baan, enzovoort.

Maar eigenlijk is de arbeidsdeal toch vooral gericht op de insiders op de arbeidsmarkt, zij die al een baan hebben. Zij krijgen meer rechten. Denk aan de maatregelen voor een betere afstemming van werk en privé. De werknemer kan een vierdaagse werkweek of een week-om-weekregeling vragen, en de werkgever moet de deeltijdse variabele roosters vroeger meedelen. “Dat betekent voor de werkgevers een zwaardere administratieve belasting, en vooral grote aanpassingen in de arbeidsorganisatie die nu al zwaar onder druk staat. Deze maatregelen zullen niet leiden tot meer jobs”, zegt Hans Maertens, de topman van de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka.

De werkzaamheidsgraad van 80 procent komt er niet.

Dat klopt. Als men de werkzaamheidsgraad wil verhogen, dan moeten de outsiders worden aangezet tot het aanvaarden van een baan. De maatregelen die de federale regering daarvoor neemt, zijn ruim onvoldoende. De lagere lasten op arbeid voor de laagste lonen via de afbouw van de bijzondere bijdrage op de sociale zekerheid zijn niet meer dan een eerste voorzichtige stap. Het federale activeringswapen bij uitstek, de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd, is een taboe voor bijna alle partijen over de grenzen van meerderheid en oppositie heen. Enkel Open Vld en de N-VA zijn ervoor gewonnen.

De rigide arbeidsmarkt blijft op slot

Een andere maatregel die de werkzaamheidsgraad moet optrekken, is de afbouw van de gelijkgestelde periodes (periodes van werkloosheid of inactiviteit die meetellen in de berekening van het pensioen). Maar voor het bonte ideologische gezelschap dat Vivaldi is, is dat ook een taboe. Net zoals een echte activering van de langdurig zieken. Voorts pleit econoom Ive Marx voor meer vrije loonvorming en “meer ruimte om af te wijken van sectorale cao’s, mits er een sociaal akkoord in de onderneming is”. Het zijn allemaal maatregelen die een einde kunnen maken aan een rigide arbeidsmarkt die al jaren op slot blijft. Ze worden steevast bepleit in rapporten van de OESO, het IMF en de Europese Commissie. Men doet er niets mee.

Regionale activering is ondermaats

In het debat over het optrekken van de werkzaamheidsgraad wordt vaak verwezen naar de regionale verschillen in de tewerkstellingscijfers. In Vlaanderen bedraagt de werkzaamheidsgraad 75,1 procent, in Wallonië 64,7 procent en in Brussel 61,5 procent. “Splits het arbeidsmarktbeleid volledig en de regio’s kunnen een beleid op eigen maat voeren”, is vaak te horen. Niet enkel bij de N-VA, maar ook bij CD&V. Een regionaal aangepast arbeidsmarktbeleid is inderdaad de logica zelve.

Maar dan kan men misschien eerst beginnen met het voeren van een deftig beleid op basis van de huidige bevoegdheden. De activering van werklozen door de regio’s is gewoon ondermaats. Niet enkel in Brussel (Actiris) en Wallonië (Forem), maar ook in Vlaanderen. De focus van de VDAB ligt nog altijd grotendeels op het toeleiden naar de arbeidsmarkt van gemakkelijk te activeren werkzoekenden. De sanctionering, een regionale bevoegdheid sinds de zesde staatshervorming, stelt weinig voor. Een rapport van het Rekenhof was duidelijk: de VDAB en dus de Vlaamse regering kunnen hier beter. Jan Denys, arbeidsmarktspecialist bij Randstad, stelt het als volgt: “Op twee landen (Nederland, Denemarken) na steeg de vacaturegraad nergens meer dan in België het voorbije jaar. Jobcreatie is nu niet meer de prioriteit. Jobs invullen wel. En dat zit bij regio’s.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content