De balans: terug naar 2013 met de loonhandicap

De voormalige Vlaams minister-president Kris Peeters spreekt het personeel van de productievestiging van Ford Genk toe na de aangekondigde sluiting eind oktober 2012. © belga
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

In de periode 2022-2023 stijgen de Belgische bruto-uurlonen met meer dan 17 procent, in de eurozone is dat gemiddeld de helft. Onze loonkostenhandicap ten opzichte van de buurlanden piekt in 2023 naar 9 procent. België is terug naar af. De hoge inflatie en de indexering hebben tien jaar van loonmatigingen tenietgedaan.

Najaar 2012. Het gonst van de geruchten dat de Ford-fabriek in Genk definitief zal sluiten. De reden is onder meer de slabakkende verkoop en overcapaciteit. Op 22 oktober is het zover. De autobouwer sluit de deuren, zo wordt bekendgemaakt op een bijzondere ondernemingsraad. De Europese directie van Ford ontmoet Vlaams minister-president Kris Peeters (cd&v) en premier Elio Di Rupo (PS). De productie van de nieuwe modellen verhuist naar Valencia, is de boodschap. Voor Peeters is dat het bewijs dat niet enkel de overproductie een probleem is, maar ook de hoge Belgische loonkosten. Vooral de loonkostenhandicap van 6 procent ten opzichte van de buurlanden.

De Vlaamse regering zet druk op de federale ploeg: er moet iets gedaan worden aan de hoge loonkosten. Desnoods moeten die omlaag via een indexsprong. Open Vld is bij monde van vicepremier en minister van Pensioenen Alexander De Croo voorstander. Cd&v zegt niet direct neen. Maar wanneer eerste minister Di Rupo de ronde van de tafel doet, trekt minister van Financiën Steven Vanackere (cd&v) zijn staart in. Hij wil de achterban van de christelijke vakbond niet bruuskeren. De Croo is woedend. Er komt geen indexsprong of andere ingreep in het indexeringsmechanisme.

De Belgische loonkostenhandicap stijgt het jaar nadien zelfs nog een beetje naar 7 procent. Daarmee staat de concurrentiekracht van de ondernemingen zwaar onder druk. Pas onder de regering-Michel (2014-2019) daalt de handicap na een eenmalige indexsprong, aanhoudende loonmatiging en een strengere loonnormwet tot minder dan 1 procent in 2020. De concurrentiekracht is even geen Belgisch probleem meer.

Andere eurolanden

Maar de hoge inflatie van de voorbije maanden en de daaraan gekoppelde automatische loonindexering katapulteren de Belgische bedrijven bijna tien jaar terug in de tijd. Volgens nieuwe vooruitzichten van het Planbureau en de Europese Centrale Bank (ECB) stijgen de loonkosten in 2022-2023 in België met 17 procent. In de eurozone is dat bijna 9 procent. Een Belgische loonhandicap van 9 procent in twee jaar tijd is het resultaat (zie grafiek Loonhandicap loopt weer op). Dat is zelden gezien. Recente cijfers van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) die De Tijd vandaag uitbracht, gaan in dezelfde richting.

De balans: terug naar 2013 met de loonhandicap
© Europese Commissie, Planbureau, NBB

Uiteraard worden de brutolonen ook in de buurlanden en de andere eurolanden aangepast aan de stijgende levensduurte. Maar dat gebeurt niet automatisch en is voorwerp van onderhandelingen tussen de vakbonden en de werkgevers. Met als gevolg dat de lonen in de praktijk de inflatiestijging niet volledig compenseren. Dat blijkt nu al uit projecties van de Europese Commissie en de ECB. De loonakkoorden die nog dit jaar worden afgesloten in Nederland, Duitsland, Italië en Spanje gaan volgens de Europese Commissie over een brutoloongroei van telkens 3 procent in 2023 en 2024. Dat is wellicht een onderschatting. De ECB verwacht 4 procent in 2022 en 4,8 procent in 2023. Dat is samen bijna 9 procent, maar nog altijd ongeveer de helft van de verwachte Belgische loonkoststijgingen.

Minder agressieve vakbonden

Belgische bedrijven zitten opnieuw voor jaren met een competitiviteitsprobleem. De loonmatiging die tien jaar geleden werd ingezet, is aan een herhaling toe. De strenge loonnormwet kan daarbij helpen.

De linkerflank van Vivaldi en de vakbonden hebben het daar heel moeilijk mee. Een aanpassing van de loonnormwet staat niet in het regeerakkoord. Toch mobiliseerden de vakbonden deze week 10.000 militanten om te betogen voor meer koopkracht. Maar wie zijn oor te luisteren legt bij de vakbonden, verneemt dat zulke actiedagen vooral als doel hebben de achterban de kans te geven stoom af te laten.

Als er de komende maanden meer en meer verhalen komen over faillissementen – ondanks het uitstel van betaling van belastingen en sociale bijdragen dat recent werd beslist – beseffen de vakbonden dat ze zich minder agressief zullen moeten opstellen.

Ondertussen hebben ook de werkgevers bijgesteld. Aanvankelijk pleitte men voor een indexsprong. Dat werd daarna het Luxemburgse spoor: een indexering van de laagste lonen en uitstel voor de rest. Nu kijkt men vooral in de richting van extra steunmaatregelen. Al is het wellicht een kwestie van tijd vooraleer de werkgeversorganisaties opnieuw de druk opvoeren en pleiten voor een aanpassing van het indexeringssysteem.

Cruciaal wordt de periode rond eind januari 2023. Voor 48 procent van de privéwerknemers worden de brutolonen op regelmatige basis geïndexeerd, zoals ook voor de ambtenarenlonen het geval is. De spilindex wordt overschreden en twee maanden later stijgen de lonen. Ze hebben hun indexering al op hun loonbriefje zien verschijnen. Maar voor 38 procent van de werknemers (meer dan 1 miljoen mensen) is de indexaanpassing voor eind januari 2023 gepland. Dat is in één klap een brutoloonaanpassing van meer dan 10 procent. Dat dreigt voor veel bedrijven de kostenschok te veel te worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content