De balans: regeren met de PS betekent vooral de schade beperken

Bart De Wever (N-VA) en Paul Magnette (PS) © Belga Image
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Een nieuwe federale regering is er nog niet, maar aangezien de PS en de N-VA zich aan elkaar hebben vastgeklonken, liggen de sociaaleconomische contouren van het regeerakkoord klaar. Een vermogenswinstbelasting, hogere uitkeringen en uitgaven voor de gezondheidszorg zijn een ruk naar links. Maar de maatregelen van de regering-Michel zouden amper worden teruggeschroefd.

Arbeidsduurvermindering met loonbehoud, een versoepeling van het brugpensioen, geen degressiviteit meer van de werkloosheidsuitkeringen, het terugdraaien van de verlaging van de vennootschapsbelasting, een lagere btw op elektriciteit,…. Het waren voorstellen uit het verkiezingsprogramma van de PS in 2019. De Franstalige socialisten namen ze altijd mee in de pogingen om een regering te vormen. Tot nu. In wat uitlekt over de afspraken die de PS en de N-VA gemaakt hebben, en die de basis vormen voor een regeerakkoord, komen die thema’s niet terug.

Wel zou sprake zijn van een verhoging van de minimumpensioenen tot 1500 euro. Andere minimumuitkeringen stijgen boven de armoededrempel. Er komt een vermogenswinstbelasting, maar het tarief in de roerende voorheffing zou lager liggen dan de huidige 30 procent. En de reële groeinorm voor de uitgaven in de gezondheidszorg zou geen 1,5 procent maar 2,5 tot 3 procent bedragen. In ruil daarvoor wordt een nieuwe staatshervorming voorbereid en zou de N-VA bekomen dat op een aantal domeinen (justitie, arbeidsmarkt,…) straks al een apart Vlaams en Franstalig beleid kan worden gevoerd.

Indien dat effectief de basis wordt voor een nieuw regeerakkoord, dan is dat duidelijk een ruk naar links, maar minder radicaal dan lange tijd werd verwacht. PS-voorzitter Paul Magnette had aanvankelijk de bedoeling zo veel mogelijk maatregelen terug te draaien die de regering-Michel in de periode 2014-2018 genomen had. Maar dat zit er niet aan te komen, afgezien van een bijsturing van de wet op het concurrentievermogen, die de tweejaarlijkse loonstijgingen boven op de indexering vastlegt. De hervormde vennootschapsbelasting blijft overeind, net als de verguisde taxshift. Meer nog, het gerucht doet de ronde dat een vermogenswinstbelasting op zijn minst deels zou worden gecompenseerd door een lastenverlaging elders, wellicht op arbeid.

Het lijkt erop dat de partijen die in een coalitie met de PS stappen, straks vooral aan hun achterban zullen vertellen dat ze veel radicale maatregelen hebben tegengehouden. Kortom, dat ze de schade hebben beperkt.

Een kopie van de regering Di Rupo

Dat discours zullen ook de liberalen houden, indien ze uiteindelijk beslissen toe te treden tot de ‘bubbel van vijf’ met de socialisten, de N-VA en de christendemocraten. De liberale partijvoorzitters, Egbert Lachaert en Georges-Louis Bouchez, schrijven in hun nota aan de preformateurs letterlijk dat de “hervormingen van de regering-Michel behouden moeten blijven”. Dat kan een kleine trofee zijn, om de achterban over de streep te trekken. Want de liberale pleidooien tegen een vermogenstaks en voor een sterkere degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen zijn dan weer onaanvaardbaar voor de socialistische familie.

Daarmee lijkt een volgende federale regering inhoudelijk een kopie te worden van de regering-Di Rupo (2011-2014) van christendemocraten, socialisten en liberalen. De MR en Open Vld stapten met weinig enthousiasme in die coalitie, en moesten vooral vermijden dat te veel linkse accenten werden gelegd via hogere en nieuwe belastingen. Het vermijden van nieuwe taksen en dus het beperken van de fiscale schade, werd gezien als een succes, en als dusdanig verkocht.

Niet zenuwachtig door de budgettaire ontsporing

Er wordt echter opvallend weinig gepraat over de precaire toestand van de overheidsfinanciën. Dat het begrotingstekort oploopt tot 45-50 miljard euro, stond al vast. Sommigen spreken zelfs van 70 miljard euro, omdat de belastinginkomsten blijven dalen. In de eerste helft van het jaar waren die bijna 10 miljard euro of 17 procent lager dan in dezelfde periode vorig jaar.

Het is onduidelijk hoe men de komende jaren dat oplopende deficit een halt wil toeroepen. Er is extra reden tot bezorgdheid, als we zien wat sommige voorstellen van de preformateurs Paul Magnette en Bart De Wever kosten. Aan de uitkeringen boven de armoededrempel hangt een prijskaart van 1,2 miljard euro. Een minimumpensioen van 1500 kost 3,2 miljard. Het is dan ook verbijsterend dat de politieke klasse niet zenuwachtig lijkt te worden van de budgettaire ontsporing.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content