De balans: de Vlaamse regering moet stoppen met aanmodderen

© Belga Image
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

De kwestie-Chovanek brengt Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) in een moeilijk parket. En ze zwengelt het debat aan over een zwak presterende Vlaamse regering, die dringend op zoek moet naar een tweede adem. Afgezien van het openen van de geldbeugel, om de economische naschok van corona te dempen, heeft de regering-Jambon amper iets gepresteerd.

Wat wist toenmalig federaal minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) in 2018 over de gewelddadige arrestatie van de Slowaak Jozef Chovanec op de luchthaven van Charleroi en zijn spijtige overlijden een paar dagen later? Hoe verliep het overleg achteraf tussen het kabinet van Jan Jambon en Slowaakse ambassadeur? Op 1 september geeft Jambon, ondertussen Vlaams minister-president, daarover meer toelichting. Het feit dat de Vlaamse nummer één daar de voorbije dagen en weken warrig over heeft gecommuniceerd, brengt Jambon in een moeilijk parket. Het is niet duidelijk of hij van niets wist, het zich niet meer herinnert of gewoon niet rechtstreeks betrokken was bij de opvolging van het dossier door zijn kabinet.

In de Wetstraat werd de druk opgevoerd, en hier en daar werd al geopperd dat dit het einde zou betekenen van Jan Jambon als Vlaams minister-president of zelfs als politicus. De politicoloog Carl Devos (UGent) relativeerde dat snel. Hij wees erop dat de N-VA haar kopstukken nooit laat vallen. Ook en vooral partijvoorzitter Bart De Wever niet.

Het is een constante in de loopbaan van De Wever: intimi steunt hij door dik en dun. En dus ook partijgenoten die ervoor gezorgd hebben dat de N-VA staat waar ze nu staat. Jan Jambon is een van hen. Nog voor hij in de politiek actief was, speelde Jambon een cruciale rol in de manier waarop het radicale maar democratische Vlaams-nationalisme ingang vond bij een belangrijk deel van de Vlaamse publieke opinie. Samen met Peter De Roover leidde hij in de jaren negentig de Vlaamse Volksbeweging, en deed de Vlaamse Beweging ver boven haar gewicht boksen. Met hun pleidooien voor separatisme en centennationalisme liepen ze parochiezalen van Veurne tot Maasmechelen plat. Sindsdien zijn de Vlaams-Waalse transfers een blijver in het sociaaleconomische debat. De N-VA plukte daar later de electorale vruchten van.

Jambon in de schaduw van Wilmès

Maar sinds enige tijd is het duidelijk dat de N-VA zich in een neerwaartse trend bevindt. Wisselvallige gemeenteraadsverkiezingen in 2018 leidden tot het vertrek van de partij uit de federale regering, omdat de Vlaams-nationalisten zich bleven verzetten tegen het Marrakechpact. Het had een averechts effect. Op 26 mei 2019 volgde een zware nederlaag. Sindsdien loopt de partij achter de feiten aan. Federaal is Bart De Wever de regie kwijt. Op het Vlaamse niveau werd begin oktober 2019 wel een akkoord bereikt, maar de Vlaamse regering raakte nooit echt uit de startblokken. Er waren spanningen met de cultuursector. De focus op een Vlaamse historische canon zorgde voor spanningen met de stedelijke blauw-groene liberale flank onder leiding van Bart Somers. De economische doelstellingen – onder meer een werkzaamheidsgraad van 80 procent tegen 2024 – leken niet echt onderbouwd. Het kwam ook vreemd over dat een Vlaamse regering geleid door een Vlaams-nationalist amper gebruikmaakte van de eigen Vlaamse fiscale autonomie.

Dan kwam de coronapandemie. De federale aanpak van de crisis (mondmaskers, slechte communicatie) was een ramp. Op zo’n moment zou je denken dat de deelstatenregeringen het politieke vacuüm zouden vullen. Dat gebeurde niet. Jambon moest interne branden blussen, onder andere omdat minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) op de wip zat door een desastreuze aanpak van de crisis in de woon-zorgcentra.

Toen Vlaanderen met de contactopsporing van mogelijk besmette patiënten de kans kreeg aan te tonen dat “wat we zelf doen, we wel degelijk beter doen”, vielen de regering en de administratie, een aantal Vlaamse agentschappen voorop, opnieuw door de mand. Tijdens de soms chaotische persconferenties van de Nationale Veiligheidsraad bleef Jambon in de schaduw van Wilmès staan.

De Vlaamse regering kreeg enkel goede punten, omdat ze via steunpremies de economische schok voor het Vlaamse kmo-weefsel hielp op te vangen. Het financiële arsenaal om de solvabiliteit van bedrijven te garanderen, was welkom: een welvaartsfonds, een uitbreiding van de achtergestelde leningen, een uitbreiding van de win-winlening met het vriendenaandeel en een uitbreiding van het waarborgstelsel waar bedrijven een beroep op kunnen doen.

Een cruciale rol in de relance

Maar er is meer nodig. Ook en vooral omdat het regionale beleidsniveau een cruciale rol speelt bij het hoogdringende relancebeleid. Dat moet onder andere gebeuren via productieve overheidsinvesteringen: in de wegeninfrastructuur, in renovatie, in de energie-infrastructuur, in innovatie, enzovoort. In België wordt nu ongeveer de helft van de publieke investeringen door de gemeenschappen en de gewesten uitgevoerd. De lokale overheden zijn verantwoordelijk voor ongeveer een derde, terwijl 10 procent door de federale overheid wordt aangevat.

Volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) resulteert een toename van de overheidsinvesteringen met 1 procent van het bruto binnenlands product (bbp) na één jaar in een stijging van het bbp met 0,4 procent. Na vier jaar loopt die impact op tot 1,5 procent. Het moet dan wel gaan over productieve investeringen, die het groeipotentieel opkrikken én die gefinancierd worden met schulden tegen een lage rente. Onder die omstandigheden betalen tijdelijke, productieve investeringen zichzelf op termijn terug, en hoeven ze geen probleem te zijn voor de overheidsfinanciën. Dat is een goede zaak, want volgens de Vlaamse sociale partners in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) zal de Vlaamse begroting dit jaar voor bijna 7 miljard euro in het rood gaan. De coronacrisis zou bij ongewijzigd beleid ook in 2024 nog een bijkomend tekort van 1 tot 2 miljard veroorzaken.

Schot voor de boeg

Maar om die uitdaging aan te pakken, moet de Vlaamse regering dringend een tweede adem vinden en stoppen met aanmodderen. En als het niet kan in de huidige samenstelling, dan moet er maar een reshuffle komen van de beleidsploeg. Zo niet door een andere coalitie dan de huidige ploeg van N-VA, CD&V en Open Vld, dan toch door een aantal andere figuren te doen toetreden tot de regering.

Deze week loste de opiniemaker-uitgever Karl Drabbe via de nieuws- en opiniesite Doorbraak een schot voor de boeg: desnoods moet Jambon het veld ruimen voor een andere minister-president. Aangezien voor de N-VA een federale oppositiekuur dreigt, zou Theo Francken naar de Vlaamse regering verkassen en zou Ben Weyts opklimmen naar het minister-presidentschap. Of desnoods moet Bart De Wever zelf de teugels in handen nemen.

Zover zijn we zeker nog niet en, zoals gesteld, zal de N-VA-voorzitter Jambon niet snel laten vallen. Maar het advies van Karl Drabbe, die dicht bij de N-VA-achterban staat, zal op het hoofdkwartier van de Vlaams-nationalistische partij wel zenuwachtigheid hebben veroorzaakt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content