Vlaamse landbouwsector smeekt om seizoenarbeiders
De coronacrisis gooit de landbouwketen overhoop. Jaarlijks komen tienduizenden seizoenarbeiders uit Midden- en Oost-Europa naar hier om te oogsten. Zij kunnen ons land niet meer in. Het oogstseizoen trekt op gang, het probleem wordt nijpend.
Vladimir lacht verontschuldigend. “Je neemt beter foto’s van Anastasia. Asperges zitten haar in de vingers.” Als een gentleman ruimt Vladimir plaats voor de Roemeense.
We zijn op bezoek bij aspergeteler Paul Vercammen (62) en zijn bedrijf Lierse Asperges. Een heerlijke lentewarmte heeft de asperges uit de bedden vol gerecycleerde potgrond doen schieten. Behendig halen de seizoenarbeiders Anastasia, haar dochter Gina en de Roemeens-Oekraïense Vladimir met een lang mes de witte stengels uit de grond.
“Ik ben heel tevreden over mijn seizoenarbeiders”, zegt Paul Vercammen, die de zaak al 42 jaar runt. Het gaat om serreteelt, en die asperges worden in maart en april volop geoogst. “Gina en Anastasia komen al zeven jaar bij mij werken. Ik heb hen toevallig leren kennen via een Roemeen, die kwam vragen of ik werk voor hem had.”
Vladimir heeft een ander verhaal. Hij werkt bij de voertuigenbouwer Van Hool. Die fabriek ligt grotendeels stil door de coronacrisis. “Vladimir werd tijdelijk werkloos en vroeg of ik werk voor hem had. Hij doet dat heel goed. De voorbije jaren werkte ik nog met een derde Roemeen. Maar hij kan ons land nu niet in. Gelukkig zijn Gina en Anastasia al in Lier sinds eind februari, en voorlopig kunnen zij niet terug. Dat is goed en niet goed, want na twee maanden wordt de heimwee groot.”
Goede week
Zaaien, plukken, oogsten, telen. Onze landbouwvelden worden steeds meer bewerkt door seizoenarbeiders uit Midden- en Oost-Europa. Al een decennium lang komen jaarlijks 60.000 tot 65.000 seizoenarbeiders naar hier afgezakt. Het gros van die seizoenarbeiders, 55.000 mensen, gaat in Vlaanderen aan de slag. “Twee derde komt uit Midden- en Oost-Europa”, zegt Chris Botterman, hoofd sociale zaken bij de landbouworganisatie Boerenbond. “Dat gaat dus om 43.000 mensen. De helft van hen zijn Polen, ongeveer 21.000 mensen. Sinds 2017 daalt hun aantal, want de Poolse economie doet het goed en dus stijgen de lonen in hun land. Bovendien krijgen de Poolse seizoenarbeiders in eigen land meer vaste contracten aangeboden. Uit Roemenië komen 10.000 tot 15.000 mensen, en dat aantal stijgt. Uit Bulgarije zakken 6000 tot 7000 arbeiders af. We hebben ook enkele honderden Litouwers.”
Dankzij het vrije verkeer van werknemers in de Europese Unie hebben zij vrije toegang tot onze arbeidsmarkt. Slechts een kleine minderheid komt uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie, bijvoorbeeld Oekraïne. In 2019 reikte de Dienst Economische Migratie 74 arbeidskaarten uit aan seizoenarbeiders uit niet-Europese landen. Een derde van de arbeiders woont in België. Onder hen zijn erkende politieke vluchtelingen, kandidaat-politieke vluchtelingen, OCMW-steuntrekkers, maar ook studenten en gepensioneerden. Maar die aantallen dalen.
Het werk voor de seizoenarbeiders begint in maart en draait volop vanaf midden mei. Het wordt op gang getrokken met de oogst van de asperges. Paul Vercammen beleeft met zijn Lierse Asperges zijn piekperiode. “Maart is normaal een goede maand, want dan staan onze asperges op de kaart in de horeca. Die verkoop, normaal goed voor ruim een derde van de omzet, is door de coronacrisis bijna volledig weggevallen. Met in elkaar geklapte prijzen als gevolg. April is beter, ook door het goede weer. De week voor Pasen is voor de aspergekwekers ook echt de goede week.”
Paul Vercammen verkoopt zijn asperges ook rechtstreeks op zijn domein. Alles staat er in functie van de strijd tegen de coronabesmetting – opgelegde afstanden en glazen wanden aan de kassa inbegrepen. “Ik verkoop een vijfde via mijn eigen winkel. Dit jaar is dat wat meer, maar dat compenseert geenszins het verlies van de horeca. Vier vijfde van de oogst wordt verkocht op de veiling in Sint-Katelijne-Waver.”
Op en neer met de seizoenen
Begin april zijn niet alleen de asperges, maar ook de sierteelt en de boomkwekerijen aan de beurt. De rozenteelt en de plantenkwekerijen zijn vooral gevestigd in Oost-Vlaanderen. Daar werken 8000 seizoenarbeiders. Ook vroeg in het jaar, vanaf april, start de groenteteelt in de openlucht. Dat is vooral een West-Vlaamse zaak, met prei, augurken, bloemkolen en spruitkolen. Met twee grote pieken: in april en mei worden de groenten aangeplant, en in de zomer geoogst. Er werken 6000 seizoenarbeiders.
Een nog grotere sector is de glastuinbouw, goed voor 10.000 tot 12.000 seizoenarbeiders. Paprika, komkommer, salade en tomaten worden vooral geteeld in de provincie Antwerpen: meer bepaald in Sint-Katelijne-Waver en de Noorderkempen. “Afhankelijk van het weer kunnen de productievolumes tot 40 procent schommelen”, vertelt Chris Botterman. “Begin juni is het topseizoen, want dan is het doorgaans warm en groeien de planten volop. Maar er wordt al geoogst vanaf mei.”
Ook heel arbeidsintensief is de teelt van aardbeien, vanaf half april tot oktober. Daar werken 18.000 seizoenarbeiders, vooral in Limburg en de Noorderkempen. In het najaar volgt de fruitpluk, vooral appels en peren in Limburg. “De fruitsector is de meest arbeidsintensieve, met 20.000 tot 25.000 seizoenarbeiders”, zegt Chris Botterman.
De fruitsector betaalt nochtans de laagste lonen: 9,26 euro per uur. De hoogste lonen betalen de boomkwekerijen, met 11,33 euro per uur. Seizoenarbeid is een heel flexibel systeem, met werkdagen tot maximaal elf uur. Er mag tot 65 werkdagen per jaar worden gewerkt, en elke dag wordt bepaald of er al dan niet iets te doen is. Het kan bijvoorbeeld dat door de weersomstandigheden niet wordt gewerkt. Elke arbeider krijgt een kaart voor één kalenderjaar. Dat gelegenheidsdocument telt 65 vakjes, één vakje per toegelaten werkdag.
Roet in het eten
De coronacrisis gooit roet in het eten. Het ritme van zaaien, oogsten en voedselbedeling kan in het gedrang komen. De grenzen zijn dicht, waardoor de seizoenarbeiders niet in België raken. Bovendien is er de vrees voor een besmetting. België staat niet alleen met die problemen. Elk jaar opnieuw worden in West-Europa één miljoen seizoenarbeiders ingeschakeld. In Italië rotten de asperges op de velden, in Spanje komt de sinaasappeloogst in het gedrang en in Frankrijk raken de wijnranken niet in orde. Duitsland haalt jaarlijks 300.000 seizoenarbeiders, vooral uit Polen, Roemenië en Bulgarije. In de week voor Pasen kwamen de eerste Roemenen met vliegtuigen het land binnen.
“We volgen de situatie elke dag op”, benadrukt Vlaams minister van Werk en Landbouw Hilde Crevits (CD&V). “Maar de sector moet zelf het vervoer organiseren. Er is dringend behoefte aan nieuwe mensen. Begin april waren er tussen 7000 en 8000 buitenlandse seizoenarbeiders. In de derde week van april zijn 7000 mensen extra nodig en vanaf mei nog eens 10.000. Die mensen raken nu moeilijker in België. Er is weliswaar genoeg voedsel voor iedereen, maar raken de producten ook tijdig van het veld tot bij de consument? De coronamaatregelen vallen in een moeilijke periode, net voor het oogstseizoen van veel voorjaarsproducten.”
Een eerste maatregel is dat het maximaal toegelaten aantal werkdagen is verdubbeld, van 65 naar 130. Daarnaast besliste de federale regering dat tijdelijke werklozen – vandaag zo’n 1,3 miljoen mensen – seizoenarbeid mogen doen. Ze behouden drie kwart van hun werkloosheidsvergoeding en krijgen daarbovenop hun loon als seizoenarbeider. Dat moet weliswaar op vrijwillige basis gebeuren. Want ook de landbouwers wachten af. Het zware werk doet velen afhaken, en vaardigheid is vereist. Asperges steken is een delicaat werkje dat je niet in enkele uren leert. Vladimir weet er alles van.
130 dagen
per jaar mag een seizoenarbeider maximaal werken, nu de corona- crisis woedt. In normale tijden is dat 65 dagen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier