Made in China krijgt coronashock: waarom het bedrijfsleven wakker ligt van het virus

© reuters

Het coronavirus drukt bedrijven overal ter wereld met de neus op de feiten. We zijn te afhankelijk van China als fabriek van de wereld.

De komende maanden zullen bedrijven koortsachtig op zoek gaan naar onderdelen en grondstoffen. Als dat niet lukt, valt hun productie stil. Door de uitbraak van het coronavirus (Covid-19) hebben de fabrieken van hun Chinese leveranciers weken stilgelegen. Maar veel bedrijven hadden al alternatieven gezocht voor China.

“Het coronavirus voelen wij in de meest onnozele dingen. Zo moesten we moesten deze maand wachten op kleurstaaltjes”, getuigt Alex Wayenberg. De Belgische techondernemer die in San Francisco woont, legt met zijn start-up Shape de laatste hand aan een geavanceerde bodyscanner en weegschaal. “Ons toestel moet later dit jaar in China in massaproductie gaan. Hopelijk draait alles dan weer vlot. We ondervinden een beetje hinder om ons prototype af te werken. We werken met gespecialiseerde Chinese leveranciers, die snel onderdelen op maat kunnen leveren, maar die hebben meer dan 20 dagen stilgelegen. We kunnen voor dat maatwerk nog uitwijken naar fabrikanten in de Verenigde Staten. Voor massaproductie zijn er echter weinig alternatieven. Bovendien is de wereldwijde stroom van cargoschepen al wekenlang ontregeld. De onderlinge afhankelijkheid van de wereldeconomie wreekt zich nu. Het is bang afwachten, zeker nu het virus zich ook in Europa en Iran verspreidt.”

Weerbaarheid productieketens onder druk

Ook het Vlaamse bedrijfsleven ligt wakker van het coronavirus. Op korte termijn lijkt de impact zich te beperken tot enkele sectoren, maar de naschokken kunnen lang nazinderen. Vooral omdat China zo’n belangrijke handelspartner is. Volgens cijfers van Flanders Investment and Trade importeerde ons land in 2018 zo’n 15 miljard euro aan goederen uit China, goed voor zo’n 5 procent van de totale invoer in ons land. Daarmee is China het zevende belangrijkste invoerland. Vijftien jaar geleden was die import drie keer kleiner.

De wereldeconomie is nu een complex kluwen, waarvan de productie- en leveringsketens de aardbol omspannen. Economen van de OESO illustreerden in 2012 dat al aan de hand van Nutella. Voordat mensen het op hun brood kunnen smeren, verzamelt fabrikant Ferrero ingrediënten op vier continenten en vervoert die dan kriskras over de hele wereld naar negen fabrieken.

Dat is dan nog maar voor een pot chocopasta. “Je mag de complexiteit van zo’n aanvoerketen niet onderschatten. Dat gooi je niet zomaar om”, zegt Tom van Woensel, professor global supply chain aan de Antwerp Management School. De keten om pakweg een smartphone of een auto te produceren, is nog veel complexer en daardoor ook kwetsbaarder. Maar dat is niet nieuw, weet Kris Neyens van VIL, het innovatieplatform voor de logistieke sector. “Bij de verplaatsing van productie keek men de laatste dertig jaar vooral naar de totale kostprijs: wat kost het om daar te produceren, de goederen hier te krijgen en hoe hoog zijn de kapitaalkosten? Intussen zijn factoren opgedoken die bedrijven doen overwegen de zaken op een andere manier aan te pakken. Corona is daar, net als andere natuurrampen zoals overstromingen en aardbevingen, één van. Na Fukushima (waar een vloedgolf leidde tot een kernramp, nvdr) waren er een tijdlang geen rode pigmenten voor autoverf, en geen Indonesische brillenglazen. Sommige componenten vind je nu eenmaal maar in één regio. Er zijn voorbeelden van bedrijven die met hun productie terugkeren, maar de economische drijfveren om iets goedkoop en goed elders te laten produceren, blijven zeer groot. Voor sommige bedrijven is het niet een kwestie van niet willen, maar soms ook van niet kunnen.”

“Het is in elke waardeketen de standaardpraktijk zich te beschermen tegen mogelijke ontwrichtingen”, zegt Van Woensel. Het middel bij uitstek is voorraden aanleggen. “Het grote vraagteken is hoe goed bedrijven bestand zijn tegen relatief grote of langdurige onderbrekingen. Afhankelijk van de sector ligt de voorraadbuffer tussen tien en vijftig dagen”, zegt Van Woensel. “Het hangt ook af van dwingend en dringend een product is. Van geneesmiddelen wil je natuurlijk een grotere buffer dan van smartphones.”

Producten die België en Luxemburg hebben ingevoerd uit China in 2017

(bron: Cesar A. Hidalgo – oec.world)

Apples achilleshiel

Het grote gevaar is dat bedrijven volledig door hun voorraad heen raken door de productiestilstand in China. “De productie in China ligt al enkele weken stil. Zelfs als ze snel weer opstart, gaan er nog weken overheen voordat die producten hier aankomen. Dat voel je nu al in de aanvoerketens in Europa. Kijk maar naar de prijsverhoging van de Nederlandse webshop Coolblue. Dat doet ze om de verkoop af te remmen, omdat ze geen toelevering meer hebben”, illustreert Van Woensel.

China speelt een almaar belangrijkere rol in de aanvoerketen van complexe producten, zoals elektronica. Het beste voorbeeld is Foxconn. Het concern produceerde in de jaren zeventig enkel plastic knopjes voor televisies in China, nu is het de belangrijkste onderaannemer van Apple en andere westerse fabrikanten. Het produceert onderdelen en assembleert de meest uiteenlopende elektronica tegen honderden miljoenen, zelfs miljarden per jaar.

Analisten en beleggers kijken met argusogen toe hoe Foxconn zijn productie weer op volle toeren krijgt. Het voorjaar is cruciaal. Dan wordt een reserve opgebouwd voor de feestdagen, wanneer consumenten in de VS en Europa massaal nieuwe gadgets kopen. Foxconn moest al beleggers geruststellen na geruchten dat het niet genoeg arbeiders zou vinden voor zijn Chinese fabrieken. Foxconn heeft de voorbije jaren fabrieken geopend in Noord- en Zuid-Amerika, Oost-Europa en Zuidoost-Azië, maar het gigantische productieapparaat in China vormt nog altijd de ruggengraat van het bedrijf.

Apple ligt al langer wakker van het probleem. Afgelopen zomer liet het techbedrijf al uitlekken dat het zijn producenten in China oplegt op korte termijn 15 tot 30 procent van hun productie te verschuiven naar andere landen. Maar echt ver kunnen ze niet verhuizen, het wordt Vietnam of een ander land in Zuidoost-Azië. Maar Foxconn en co hebben in die landen meestal niet dezelfde zekerheid over energie, infrastructuur en vooral mankracht. Enkel in China kunnen ze snel honderdduizenden, of zelfs een miljoen arbeiders mobiliseren, om pieken op te vangen.

“Bij Apple zie je duidelijk het probleem dat het te veel op één leverancier leunt”, zegt van Woensel. “De vraag is of multisourcing, terugvallen op meerdere leveranciers kan helpen. Vaak kom je dan terecht in de buurlanden, en in het geval van zo’n virusuitbraak dreigen daar dezelfde problemen te ontstaan.”

Belangrijke lessen

Voor België is het risico op ernstige ontwrichtingen niet al te groot, meent Koen De Leus, de hoofdeconoom bij BNP Paribas Fortis. “De Belgische productieketens hebben geen al te grote blootstelling aan China. In het geval van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk is dat veel groter”, zegt hij. Volgens het economenteam van BNP Paribas komt in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk tussen 6 en 9 procent van de import van halffabrikaten uit China. Voor de eurozone is dat minder dan 5 procent. Voor de VS, Australië en Japan is dat rond 20 procent.

Onrechtstreeks loopt België via Duitsland wel risico. “Als de productie van de Duitse autobouwers stilvalt omdat ze geen onderdelen meer uit China krijgen, kunnen de Belgische toeleveranciers ook niet meer aan Duitsland leveren”, weet De Leus.

De tijd van China als fabriek van de wereld begint stilaan achter ons te liggen, denkt ook De Leus. “China is niet meer ‘s werelds hoofdleverancier van basisproducten. Het land zit gekneld tussen nieuwe lagelonenlanden, die zijn functie van fabriek van de wereld hebben overgenomen, en landen die hoogtechnologische toegevoegde waarde leveren, zoals Duitsland. China wil al langer evolueren richting meer hoogtechnologische productie en een economie die meer op binnenlandse vraag steunt. De Chinese bedrijven zullen steun nodig hebben om die omslag te maken, en de overheid zal ervoor moeten zorgen dat er genoeg werkgelegenheid is om die binnenlandse vraag hoog genoeg te krijgen. Misschien kan ze met de coronacrisis van de nood een deugd maken, om dat versneld door te voeren.”

De belangrijkste les voor bedrijven ligt volgens Tom van Woensel in de manier waarop ze mogelijke ontwrichtingen inschatten. “Je kunt in aanvoerketens wel inspelen op bekende onzekerheden, zoals een stijgende of dalende verkoop. Maar zoiets als de uitbraak van het coronavirus is grotendeels een onbekende onzekerheid. Daar kunnen bedrijven zich veel minder goed op voorbereiden”, zegt hij. “Bedrijven en hun raden van bestuur moeten nu kijken of hun toelevering voldoende weerbaar is tegen schokken. Als dat niet zo is, moeten ze bekijken hoe ze dat probleem kunnen oplossen. Een oplossing kan zijn de productie dichter bij huis te brengen, maar dat zal geen pasmunt zijn voor alle sectoren.”

Ook Filip Abraham, professor internationale economie aan de KU Leuven en de Vlerick Business School, ziet het zo. “Als de epidemie een substantiële omvang krijgt, zullen bedrijven vraagtekens plaatsen bij hun grensoverschrijdende productieketens. Heeft het nog zin aan de andere kant van de wereld te produceren? De globale verwevenheid van onze economieën houdt risico’s in. Als het coronavirus iets aangetoond heeft, dan is het dat wel.”

Producten die België en Luxemburg hebben ingevoerd uit China in 2003

(bron: Cesar A. Hidalgo – oec.world)

Enorme kosten

Koen De Leus verwijst naar andere rampen die de wereldwijde aanvoerketens onder druk hebben gezet. “De kernramp in het Japanse Fukushima had hetzelfde effect”, zegt hij. “Als je ziet wat nu gebeurt, kun je je afvragen of bedrijven sindsdien veel aan hun waardeketens veranderd hebben. Ze kunnen ook niet veel doen, tenzij ze enorme kosten voor maken. Ofwel moeten ze terugvallen op meer leveranciers, maar dan verliezen ze schaal- en prijsvoordelen. Ofwel moeten ze grotere voorraden aanleggen, maar dat kost werkkapitaal dat ze dan elders moeten zien te financieren.”

Het just-in-time-principe dat in vele sectoren ingang heeft gevonden, is volgens Tom van Woensel bij de coronacrisis een teer punt gebleken. “Het principe van een slanke waardeketen die met zo weinig mogelijk tussenliggende voorraden optimaal draait, klinkt goed”, zegt hij. “Maar zodra een van de schakels hapert, valt de hele keten stil. Maar moet je meer voorraden aanleggen? Dat is een belangrijke evenwichtsoefening. Want wat is de kans dat nog eens zoiets gebeurt? Misschien is de belangrijkste les wel dat er niets aan te doen is.”

Partner Content