Kalani-Home maakt duurzaam huislinnen: ‘Voor ons bio-katoen betalen wij 46 procent meer’

BRUNO VAN STEENBERGHE "Wij kopen al sinds het begin ons katoen bij dezelfde landbouwcoöperatieve in centraal India." © BELGAIMAGE
Sarah Vandoorne Freelancejournalist

Het huislinnen van is gemaakt met 100 procent biologisch katoen. “Ik ben een zakenman en een activist,” zegt oprichter Bruno Van Steenberghe.

C hief dream officer. Zo noemt Bruno Van Steenberghe, de topman van de textielproducent Kalani-Home, zichzelf graag. “Omdat ik de term CEO een beetje arrogant vind voor een klein bedrijf als het onze”, vertelt hij in zijn kantoor in Genval, net over de taalgrens. We zitten er tussen de lakens, kussenslopen, handdoeken en loungewear ¬ de producten die Kalani-Home aanbiedt. “We zijn gestart met beddengoed. Gemiddeld brengen we 30 procent van ons leven in bed door en toch hebben weinig consumenten oog voor kwaliteit van hun lakens. Het doel van Kalani is beter te slapen, beter te dromen. Vandaar ‘ dream officer’. Maar wij dromen nog wat verder, van een betere wereld.”

Wij voelen de schommelingen en de stijgingen van de katoenprijs minder dan de fastfashionmerken. Wij betaalden hoe dan ook al meer

Van Steenberghe is onlangs in de bloemetjes gezet voor zijn engagement voor een betere wereld. Eind februari werd hij bekroond tot Franstalige Sustainability Professional 2022. Zes jaar geleden heeft hij Kalani-Home opgericht, na ruim een decennium onderzoek naar wat een duurzame textielketen betekent. In 1999 deed Van Steenberghe zijn eerste stappen in de sector, als aankoper voor het textielbedrijf The Cotton Group. “Ik reisde naar China, Bangladesh, Cambodja, Pakistan, noem maar op.” Rond die tijd richtten ngo’s zich vooral op het probleem van de kinderarbeid. “Officieel werd daar paal en perk aan gesteld”, zegt de ondernemer. “Maar ik zag een ander verhaal.”

Wie maakt wat?

“Neem Bangladesh”, steekt Van Steenberghe van wal. “Daar zijn zo’n 6.000 fabrieken, waarvan er zo’n 4.800 werken voor de export. 800 zijn steengoede fabrieken, 2.000 middelmatige en 2.000 slechte. Maar dan hebben we het nog niet over de 1.200 fabrieken zonder exportlicentie.” Rana Plaza, het bekende fabriekscomplex dat in 2013 instortte met ruim 1.100 doden tot gevolg, is daar een voorbeeld van. “In dat soort fabrieken komt nog altijd kinderarbeid voor”, stelt Van Steenberghe.

Het probleem zijn de malafide onderaannemingen, licht hij toe. “Merken stellen soms zulke deadlines dat het voor fabrikanten onmogelijk is die te halen als ze geen externe hulp inschakelen.” Omgekeerd kan ook een malafide fabrikant aan de oorsprong van het probleem liggen. “Als fabrikant wil je geen klanten mislopen en neem je bestellingen aan waarvan je weet dat je ze niet zelf kunt leveren. Wat doe je dan? Je werkt met onderaannemers, fabrieken waarvan de klant niet weet hoe het daar toegaat en wie daar werkt.”

En zo komen we op het heikele punt van de transparantie. In de textielsector weten te weinig merken waar hun kleren effectief gemaakt worden, klagen arbeidsrechtenorganisaties zoals Schone Kleren Campagne en Fashion Revolution al jaar en dag aan. Ook Van Steenberghe voelde zich daar niet goed bij. In 2009 kreeg hij een burn-out. Zijn herstelperiode gebruikte hij om veel te lezen: “Tien maanden lang tien uur per dag”, vooral over grondstoffen zoals biokatoen en gerecycleerde vezels. Later werd hij vrijwilliger en bestuurslid bij de Amerikaanse kennisinstelling Textile Exchange. “Ik houd van de zakelijke kant, maar zie me ook wat als een activist”, zegt hij daarover. Uiteindelijk werd hij ook zelfstandig consultant voor duurzame mode.

Toegevoegde waarde in India

Biokatoen is het stokpaardje van Van Steenberghe. Daarvoor vertrouwt hij op niet één, maar op twee keurmerken: de Global Organic Textile Standard (GOTS) en Fairtrade International. “Wij kopen al sinds het begin ons katoen bij dezelfde landbouwcooperatieve in centraal India. Op die manier zijn we zeker waar het vandaan komt. Nog een extra controle dus.”

Uitgerekend die grondstof kwam onlangs negatief in de pers. Journalisten van The New York Times hebben onderzocht dat veel katoen, ondanks zulke certificaten, niet echt biologisch was. Van Steenberghe kent het spraakmakende artikel. “Maar dat onderzoek had vooral te maken met exportproducten”, nuanceert hij. “Als katoen geëxporteerd wordt naar pakweg Bangladesh, is het makkelijker om te frauderen dan als het lokaal verwerkt wordt.”

Het is een van de redenen waarom het bedlinnen van Kalani-Home in India geproduceerd wordt. “Als we katoen naar Portugal zouden vervoeren om het in Europa te verwerken, vervoeren we heel veel productieafval”, redeneert Van Steenberghe. Voor elk afgewerkt product moet ongeveer anderhalve keer meer katoen gebruikt worden. Het verschil is afval en overschotten tijdens het spinnen, weven, snijden en de confectie. “De CO2-impact ligt zo 46 tot 58 procent hoger”, rekende hij uit. “Dan lijkt het mij beter om werkgelegenheid in India te creëren, in plaats van de grondstof te exporteren en de toegevoegde waarde louter in Europa te creëren.”

Het badlinnen wordt geproduceerd in België: het weven gebeurt in Wallonië, de confectie in Vlaanderen. “Daarvoor speelt de ecologische factor minder”, zegt Van Steenberghe. “Afgewerkt badlinnen kun je niet zomaar platdrukken in een container, je zou veel lucht vervoeren. En er is bij mijn weten nog maar één badlinnenproducent in ons land. Die willen we steunen.”

Bodemprijzen

Kalani-Home betaalt 13,5 procent meer voor zijn grondstoffen dan het Fairtrade-label vraagt, en 25 procent meer dan voor biologisch katoen van elders in India. Van Steenberghe: “Voor biokatoen leggen wij 46 procent meer op tafel dan anderen voor conventioneel katoen. Maar zo zijn we zeker dat het echt om biokatoen gaat.” De prijs hangt af van de beurs. De jongste jaren schommelt die nogal, met uiteindelijk serieuze prijsstijgingen. “Wij voelen die schommelingen minder dan de fastfashionmerken. Wij betaalden hoe dan ook al meer.”

Het is Van Steenberghe niet ontgaan dat steeds meer grote merken zoals H&M en C&A – zonder dat hij zelf veel namen noemt – ook uitpakken met collecties in biokatoen. De vraag naar biokatoen is nu zelfs groter dan het aanbod. Die merken slagen er wel in de grondstof tegen bodemprijzen op te kopen. “Dat kan omdat ze grote volumes afnemen van de Indiase boeren”, legt Van Steenberghe uit. “Voor een boer is het interessant om zekerheid te hebben dat zijn hele oogst afgenomen wordt, zij het dan tegen een lagere prijs. Het alternatief is vaak dat hij enkel biokatoen levert aan enkele kleine merken en de rest van zijn oogst moet verkopen tegen de prijs van conventioneel katoen, die nog lager ligt. Dan worden boeren weleens verleid door zo’n voorstel van fastfashionmerken.” Of er is fraude in het spel, zoals blijkt uit het Amerikaanse onderzoek.

Het is een pervers economisch systeem waar een start-up met een chief dream officer in plaats van een CEO op het eerste gezicht weinig tegen kan doen. Toch heeft Van Steenberghe ook daar iets op gevonden. “Wij hebben een alliantie van zeventien merken opgericht om partnerschappen met landbouwcoöperatieven op lange termijn aan te gaan. Zo zijn ze zeker dat wij hun oogst afnemen.” Dat ze met zeventien zijn, heeft een groot voordeel. “Dan moet slechts één van ons de plantage bezoeken, wat de boeren tijd uitspaart. En stel dat een van de zeventien failliet gaat, dan is dat geen ramp voor de boeren. Ze weten dat ze op ons kunnen vertrouwen om een nieuwe partner voor onze coalitie te vinden.” Ook voor Kalani-Home en zijn partners heeft zo’n partnerschap niets dan voordelen, besluit Van Steenberghe. “Wij zijn zeker dat wij biokatoen kunnen afnemen en hebben transparantie. Niet onbelangrijk is ook de storytelling. Door die partnerschappen kunnen we een mooi verhaal vertellen.”

Partner Content