Claire Tillekaerts: ‘Vlamingen durven niet trots te zijn’

CLAIRE TILLEKAERTS "We moeten niet bang zijn om bedrijfskampioenen te bouwen." © Thomas Sweertvaegher
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Export is het dagelijks brood van de Vlaamse economie. Maar onze openheid is ook onze kwetsbaarheid in tijden van handelsoorlogen en anti-Europees populisme. Een beetje zelfverzekerdheid kan dus geen kwaad, vindt Claire Tillekaerts, de topvrouw van het Vlaamse exportagentschap FIT. “We moeten leren vertellen waar we goed in zijn.”

“Iedereen die me kent, weet dat ik een franke teut heb. En ik ben heel rationeel.” Veel woorden heeft Claire Tillekaerts niet nodig om zich voor te stellen. Ondernemers kennen haar als de gedreven topvrouw van Flanders Investment & Trade (FIT), het overheidsagentschap dat Vlaamse bedrijven zaken helpt te doen in het buitenland, en dat buitenlandse bedrijven helpt bij investeringen in Vlaanderen. We ontmoeten Tillekaerts enkele dagen voor de Flanders International Economic Summit. Ze zal er ondernemers, sectorfederaties en andere belanghebbenden tonen hoe ze de Vlaamse economie beter op de wereldkaart kunnen zetten. De promotie van Vlaanderen in het buitenland is een kerntaak van FIT, maar alle hulp is welkom. Want Vlamingen zijn heel goed in biotechnologie, chemie, mechaniek en logistiek, maar zichzelf verkopen kunnen ze nog altijd niet. Dat moet veranderen, vindt Tillekaerts. De aanwezigen krijgen een toolkit mee, bestaand uit documentatie, video’s en ander materiaal om een gestroomlijnde boodschap naar het buitenland uit te sturen over onze kennis en kunde, die te vaak onbekend blijven in de wereld.

De Europese Unie heeft meer gemeenschapszin nodig. We strijden niet meer voor hetzelfde doel

Vlaanderen leeft bijna van het buitenland. Eén op de drie Vlaamse banen is te danken aan de export. Maar de vooruitzichten zijn niet rooskleurig. De Amerikaanse president Donald Trump liefhebbert in handelsoorlogen, de brexit ligt op de loer en de eengemaakte Europese markt blijft broos. “Herinner je hoe Frankrijk in 2013 de accijnzen op bier verhoogde om zijn wijnverkoop te beschermen”, zegt Tillekaerts. “De Europese Commissie zag er geen handelsbelemmering in voor onze brouwers. Daar sta je dan.”

Er is nog veel werk aan de zo geprezen Europese Unie.

CLAIRE TILLEKAERTS. “De Europese Unie heeft meer gemeenschapszin nodig. We strijden niet meer voor hetzelfde doel. Lidstaten proberen beslissingen te beïnvloeden in hun voordeel. In gesprekken met Europese commissarissen en ambtenaren hoor ik een goede visie. Maar als een buitenstaander naar de Europese Unie kijkt, ziet hij een gigantische organisatie die veel geld kost, traag werkt en beslissingen neemt die niet altijd to the point zijn.”

Italië en andere lidstaten kiezen voor een andere toekomst: het rijke China en zijn grootschalige infrastructuurproject, het Belt and Road Initiative. Moet ook Vlaanderen praten met de Chinezen?

TILLEKAERTS. “Er valt met iedereen te praten. Een van de genomineerden van onze jongste Foreign Investment Trophy was een Chinese onderneming, de producent van verpakkingsmateriaal CPMC, die 60 miljoen euro investeert in een nieuwe fabriek in Genk. China heeft ook geïnvesteerd in de haven van Zeebrugge, in een logistieke hub aan de Noordzee. Vlaanderen, België en Europa moeten zich afvragen welke sectoren ze openstellen voor buitenlandse investeerders en welke niet. Energie, infrastructuur en veiligheid houd je het beste zelf onder controle.”

CLAIRE TILLEKAERTS
CLAIRE TILLEKAERTS “Wallonië is een staatseconomie.”© Thomas Sweertvaegher

Wat denkt u van het Frans-Duitse pleidooi om de door de overheid gesteunde Chinese bedrijven te bekampen met Europese fusiebedrijven, ook al botst dat met de Europese concurrentieregels?

TILLEKAERTS. “We moeten niet bang zijn om bedrijfskampioenen te bouwen. We hebben veel in huis en daarmee kunnen we flink wat aanvangen. Vlaanderen staat in disciplines zoals biotech, nanotechnologie en logistiek wereldwijd aan de top. Wat Parijs en Berlijn willen, is een aantal sectoren afschermen van niet-Europese inmenging, om zo Europese bedrijven te ontwikkelen. Als dat industriële beleid alle lidstaten kansen biedt en niet alleen de zwaargewichten, zie ik daar geen grote graten in.”

Mag dat industriële beleid ook subsidies uitdelen? Want dat doen politici maar al te graag.

TILLEKAERTS. “Ik ben niet overtuigd van de meerwaarde van allerhande overheidssteun. Maar als er steun komt, moet het begunstigde bedrijf aantoonbare resultaten voorleggen. Het gaat om belastinggeld, en dat moet opbrengen.”

U weet hoe het gaat met subsidies: niet het beste bedrijf krijgt ze, maar het bedrijf met de beste connecties.

TILLEKAERTS. “Niet akkoord. Zorg voor een sluitende procedure, met onafhankelijk advies over de wenselijkheid van de steun en een objectieve evaluatie van de resultaten. Als wij een subsidie geven, checken we met hoeveel de buitenlandse verkoop van het bedrijf door die steun is gestegen. Als er geen resultaat is, stopt het. Simpel.”

Als FIT subsidies geeft, over welke bedragen spreken we dan?

TILLEKAERTS. “Een habbekrats. Zeker in vergelijking met de sommen die de Europese Unie uitdeelt en waarvan ik graag eens de resultaten zou zien. Bij FIT gaat het over 1500 euro voor een prospectiereis, dat soort dingen. We krijgen jaarlijks gemiddeld 4000 subsidieaanvragen van 1500 bedrijven. Het gemiddelde subsidiebedrag is 3000 euro. Voor de rest kan FIT enkel bedrijven informeren en sensibiliseren voor export. FIT kan niet exporteren in hun plaats.

“Volgens cijfers van de Wereldhandelsorganisatie en UNCTAD is Vlaanderen de op veertien na grootste goederenexporteur ter wereld. De vraag is of dat zo blijft. Er is een nieuwe industriële revolutie aan de gang. Maar veel Vlaamse bedrijven hebben nog steeds niet de overstap naar digitalisering en automatisering gemaakt. Dat bedreigt onze concurrentiekracht. We moeten alles doen om onze kmo’s te helpen bij die technologische transitie.”

Laat ons misschien beginnen met onze kmo’s te leren exporteren. Volgens Leuvens onderzoek zit onze uitvoer geconcentreerd bij de top 10 procent van grote exporteurs.

TILLEKAERTS. “Toch telt ons land heel veel bedrijven die exporteren. Maar het is juist dat een veertigtal bedrijven instaat voor 70 à 80 procent van onze export. Van die veertig zijn er heel wat in buitenlandse handen.”

Dat is nog minder flatterend: het zijn de buitenlanders die het moeten doen in onze plaats.

TILLEKAERTS. “We zullen een tandje moeten bijsteken om onze kmo’s te motiveren. Maar werp geen steen naar de buitenlandse bedrijven: ze zorgen voor 54 procent van de toegevoegde waarde in de Vlaamse industrie, en voor 40 procent van de banen.”

FIT heeft wereldwijd maar liefst negentig kantoren, zelfs in de buurlanden. Is dat wel nodig?

TILLEKAERTS. “We hebben bijvoorbeeld een kantoor in Rijsel. Waarom? Elk jaar krijgt FIT vierhonderd vragen van Vlaamse kmo’s die via Rijsel de Franse markt willen betreden. Je kunt van zo’n kmo toch niet verwachten dat die meteen naar Japan trekt? Uiteraard zit FIT ook in Japan en andere verre landen als China en India, met een totaal andere cultuur, taal en wetgeving. En we zitten ook in opkomende economieën als Oezbekistan, Nieuw-Zeeland en een aantal landen in Afrika, het continent van de toekomst. In die landen moet je er op tijd bij zijn.

“We hebben ook nog vier technologieattachés, voor gespecialiseerde begeleiding van Vlaamse technologiebedrijven in het buitenland. Denemarken heeft 56 technologieattachés. De innovatieve regio’s van Europa investeren gemiddeld 10 euro per bewoner in technologiediplomatie, Vlaanderen 1 euro per bewoner. Dat is veel te weinig.”

Misschien moet u de krachten bundelen met het Agentschap Innoveren en Ondernemen (Vlaio)? FIT en Vlaio doen hetzelfde: Vlaamse bedrijven helpen groeien.

TILLEKAERTS. “Ik begrijp de kritiek wel. Maar FIT focust op de internationalisering van kmo’s en kan als extern verzelfstandigd agentschap sneller schakelen dan Vlaio. Bovendien is Vlaio op zich al een fusie (van het Agentschap Ondernemen en het IWT begin 2016, nvdr), waarvan de verwerking nog volop bezig is. Mocht ik meerwaarde zien in een fusie met Vlaio, dan had ik die al lang voorgesteld. Voor alle duidelijkheid: voor mijn stoel hoef ik niet te vechten. Ik ben 62 jaar. Daar gaat het dus niet over.”

Wat als we de krachten bundelden met Wallonië en Brussel? Als zelfs de Zwitsers een gezamenlijk exportagentschap hebben, waarom dan de Belgen niet?

TILLEKAERTS. “Uw informatie is onvolledig. Er zijn Zwitserse kantons met een eigen exportpromotiedienst. Kijk, ik ben geen grote regionalist. Maar je kunt er niet omheen dat Vlaanderen tekent voor 83 procent van de Belgische goederenexport en voor 63 procent van de buitenlandse investeringen in België. Vlaanderen heeft dus het meest te verliezen bij uw voorstel.

“Twee: we hebben een andere bedrijfscultuur dan onze Waalse en Brusselse collega’s, en we hanteren ook totaal andere criteria bij aanwervingen. Wij werven mensen aan met internationale ervaring en commerciële capaciteiten, die met een ondernemer kunnen meedenken over exporteren en investeren. Voor een knieoperatie ga je niet naar de huisarts, maar naar de specialist.

“Drie: we spreken over drie compleet verschillende economieën. Vlaanderen is een exporteconomie gebaseerd op maakindustrie en logistiek, Brussel is een diensteneconomie, en Wallonië ontgroeit nog volop zijn verleden in de zware industrie. En vier, uw voorstel zou ook bot vangen bij mijn Waalse en Brusselse collega’s. Dat wéét ik.”

Competente mensen zouden die regionale verschillen toch kunnen overbruggen? Op de keeper beschouwd zou FIT zijn diensten als ervaren specialist kunnen aanbieden aan Wallonië en Brussel.

TILLEKAERTS. “Wij werken nu al heel goed samen. Wij delen buitenlandse kantoren. Elke handelsmissie van FIT staat open voor bedrijven uit de andere twee regio’s, en omgekeerd. Op grote handelsbeurzen staan we samen onder de noemer Belgium, elk met zijn identiteit. Maar inhoudelijk maken zij andere keuzes.”

U bedoelt: politiek zit Wallonië anders in elkaar.

TILLEKAERTS. “Totaal anders. Een mooi voorbeeld was CETA (het vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en Canada, waartegen Wallonië zich lang heeft verzet, nvdr). En nu wil Wallonië geen onderhandelingen beginnen met de Verenigde Staten over een vrijhandelsakkoord. Uiteraard, want het heeft daarbij niets te verliezen. Het leeuwendeel van de Belgische export naar de VS is Vlaams. Wallonië is een staatseconomie. Alle grote bedrijven in Wallonië krijgen subsidies van de overheid.

“Als FIT bijvoorbeeld een beursstand organiseert, betaalt het bedrijf 60 tot 65 procent van de kostprijs. Bij onze collega’s van het Waalse AWEX is een stand van 6 vierkante meter gratis of tegen een klein forfait. Het werkingsbudget van AWEX is 32 miljoen euro groter dan het mijne. En AWEX heeft 110 mensen meer in dienst dan FIT.”

Hoeveel mensen en middelen heeft FIT dan?

TILLEKAERTS. “Na twee legislaturen van zware besparingen zal FIT eindigen met 330 medewerkers. Toen ik hier in 2006 begon, waren er dat nog 410. Mijn werkingsbudget bedraagt 42 miljoen euro, of 0,09 procent van de Vlaamse begroting. Dat is een aberratie. Uit studies blijkt dat een investering van 1 euro in een exportagentschap als FIT 87 euro aan uitvoer oplevert, en 384 euro toevoegt aan het bruto binnenlands product. Wij kosten geen geld aan de belastingbetaler, wij brengen geld op.”

U moet beter lobbyen.

TILLEKAERTS. “Daar ben ik volop mee bezig. Waarom denkt u dat ik dit interview geef?”

Politici hebben andere zorgen. Geld voor iets abstracts als exportpromotie krijgen ze bij hun achterban niet verkocht.

TILLEKAERTS. “Als je mij één verwijt kunt maken, is dat dat die achterban nog altijd niet beseft hoe belangrijk export en buitenlandse investeringen zijn voor onze welvaart. Ik heb nochtans wreed mijn best gedaan om lawaai te maken. Onlangs stond ik in een grote Vlaamse stad op een podium samen met Louis Jonckheere van Showpad (een Gents softwarebedrijf met een wereldwijd cliënteel, nvdr). Toen Louis vroeg wie Showpad kende, gingen slechts enkele handen in de lucht. Vlamingen durven niet trots te zijn. We moeten leren vertellen waarin we goed zijn. De KU Leuven is door het persagentschap Reuters voor het vierde jaar op rij uitgeroepen tot Europa’s meest innovatieve universiteit. Het onderzoeksinstituut imec was bij de eersten om nanotechnologie te linken aan medische toepassingen. Wie spreekt daarover?”

Wij kosten geen geld aan de belastingbetaler, wij brengen geld op

Bio

– Partner van componist en dirigent Dirk Brossé; twee kinderen

– Opleiding: rechten, Universiteit Gent; postgraduaat management, Hogeschool Gent

– 1980-2001: zelfstandig advocaat

– 1984-1990: universitair assistent, Universiteit Gent

– 2001-2006: diensthoofd-coördinator juridische dienst Hogeschool Gent Associatie Universiteit Gent

– 2006-2012: algemeen directeur Flanders Investment & Trade

– 2012-heden: gedelegeerd bestuurder Flanders Investment & Trade

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content