Wat verandert in 2018 voor beleggers?
Vanaf 1 januari zullen beleggers kennismaken met de heffing op effectenrekeningen. Maar er verandert nog veel meer. Een overzicht.
De boodschap die de regering bij de voorstelling van het zomerakkoord verkondigde, was dat ze met een aantal ingrepen het spaargeld wilde activeren”, zegt fiscaal advocaat Anton van Zantbeek van Rivus, die vaak vermogende families begeleidt. “Maar de aangekondigde maatregelen zullen van spaarders geen beleggers maken. Daarvoor blijft het fiscale voordeel dat verbonden is aan spaarboekjes te groot. Het lijkt er dan ook op dat de ingrepen vooral bedoeld zijn om de schatkist te vullen.” We zetten de belangrijkste veranderingen op een rij.
Belasting op effecten- rekeningen
Vanaf 1 januari geldt een belasting van 0,15 procent op effectenrekeningen waar voor meer dan 500.000 euro effecten op staan. Enkel particulieren betalen die belasting. Er is één uitzondering. Particulieren die hun beleggingsportefeuille nog voor het einde van het jaar in een vennootschap onderbrengen met als enige bedoelding de effectentaks te ontwijken, moeten die toch betalen. De fiscus blijft hen beschouwen als de titularis van de effectenrekening.
‘De regering moedigt beleggingen in individuele aandelen aan’
In de optelsom van de effecten zitten beursgenoteerde aandelen, niet-beursgenoteerde aandelen en fondsen (uitgezonderd pensioenspaarfondsen en fondsen die in het jasje van een levensverzekering zitten), trackers, certificaten en obligaties. Aandelen of andere effecten die na 8 december omgezet worden in aandelen op naam om aan de effectentaks te ontsnappen, tellen nog een jaar lang mee voor de berekening van de belasting.
Kasbons zijn onderworpen aan de heffing, termijnrekeningen dan weer niet, hoewel die zeer vergelijkbare producten zijn. Er is ook een onderscheid tussen warrants, die wel onderworpen zijn aan de belasting, en opties, die er niet onder vallen. Beide zijn nochtans rechten om gedurende een bepaalde looptijd een actief te kunnen kopen of verkopen tegen een vooraf bepaalde prijs.
De Raad van State had kritiek op het eerste wetsontwerp. De regering trok daarop de niet-beursgenoteerde aandelen mee in het bad. Ook met het tweede wetsontwerp zijn er nog altijd problemen, liet de Raad van State onlangs weten, maar volgens Van Zantbeek maken beleggers zich het beste niet te veel illusies.
Het is de eerste keer dat Belgische beleggers worden belast omdat ze iets bezitten
“Ik vrees dat dit er eentje is die blijft”, zegt hij. “Ten eerste geeft de Raad van State enkel munitie voor advocaten die de wet willen laten vernietigen. Het Grondwettelijk Hof heeft nog niet vaak fiscale wetten afgevoerd. Ten tweede gaat de kritiek van de Raad vooral over de discriminatie van aandelen op een effectenrekening tegenover aandelen op naam.
Je kunt beargumenteren dat het twee verschillende producten zijn, waarop niet dezelfde regels van toepassing hoeven te zijn. Een aandeel op naam kun je niet zo vlot verkopen als een aandeel op een effectenrekening.”
Van Zantbeek is radicaal tegen de effectenbelasting en vindt ze een “confiscatie” van eigendom van beleggers. Het is de eerste keer dat Belgische beleggers worden belast omdat ze iets bezitten.
Meerwaardebelasting op aandelen in vennootschap
Wie een beleggingsportefeuille in een vennootschap heeft, betaalt geen effectenbelasting, maar krijgt een meerwaardebelasting op aandelen te slikken. Enkel holdings die belangen van meer dan 2,5 miljoen euro in een bedrijf hebben of meer dan 10 procent van het kapitaal van een dochterbedrijf bezitten, zijn vrijgesteld.
‘Aandelen met een latente meerwaarde in de portefeuille van een vennootschap zou ik nog voor 31 december verkopen’
“Als er aandelen met een latente meerwaarde in de beleggingsportefeuille zitten, zou ik die nog voor 31 december verkopen”, raadt Van Zantbeek aan. “Ik zou geen individuele aandelen meer kopen met een vennootschap. Je kunt wel nog obligaties aanhouden, kapitaliserende beleggingsfondsen (die de intresten en dividenden herinvesteren, nvdr) of speciale DBI-fondsen waarvan de inkomsten voor vennootschappen vrijgesteld zijn van belastingen.” DBI staat voor definitief belaste inkomsten.
Van Zantbeek: “De meerwaarde is voortaan belastbaar in de vennootschapsbelasting, tegen de nieuwe verlaagde tarieven. Ik heb niets tegen een meerwaardebelasting, maar het is niet eerlijk dat minwaarden niet aftrekbaar zijn. Ik heb enkele simulaties gedaan met aandelenportefeuilles die de voorbije jaren een mooi rendement hebben opgeleverd. Ze gingen allemaal in het rood als je die belasting erop toepast.”
Vrijstelling spaarboekje zakt
De intresten op een spaarrekening zijn vanaf 2018 vrijgesteld tot 940 euro, tegenover 1880 euro nu. “De intrest boven 940 euro wordt onderworpen aan 15 procent roerende voorheffing, niet aan de gewone 30 procent”, zegt Van Zantbeek. Op een spaarboekje met 0,50 procent rente, betaalt u roerende voorheffing zodra er 188.000 euro op staat.
Van Zantbeek denkt dat het spaarboekje de vergelijking met andere spaar- en beleggingsproducten nog altijd te gemakkelijk doorstaat. Hij somt de andere troeven van het spaarboekje op: “Een depositogarantie tot 100.000 euro per bank en per klant. Geen effectentaks. Geen transactietaks. Er is nog altijd fraude mogelijk met meerdere spaarrekeningen. Dat mag uiteraard niet, maar het wordt amper gecontroleerd.” Als u rekeningen hebt bij verschillende banken en u bij geen enkele bank boven het plafond zit, wordt nergens roerende voorheffing afgehouden, zelfs als u in totaal meer dan 940 euro aan intresten opstrijkt.
Belasting op dividenden recupereren
De eerste schijf van 627 euro aan dividenden wordt vanaf het inkomstenjaar 2018 belastingvrij. Dat bedrag stijgt naar 800 euro vanaf 2019. Ondanks een stevige lobby vanuit de financiële wereld is er geen vrijstelling voor dividenden die worden uitgekeerd door beleggingsfondsen.
De eerste schijf van 627 euro aan dividenden wordt vanaf het inkomstenjaar 2018 belastingvrij
“Dat is jammer”, vindt Van Zantbeek. “Want zo moedigt de regering beleggingen in individuele aandelen aan. Een beleggingsfonds spreidt de risico’s over verschillende aandelen. Daar heeft een beginnende belegger of een goede huisvader-belegger meer baat bij.”
Het tarief van de roerende voorheffing bedraagt normaal 30 procent. Enkel de dividenden van de vastgoedvennootschappen Care Property Invest en Aedifica vallen onder het lagere tarief van 15 procent, omdat ze meer dan 60 procent in zorgvoorzieningen investeren. U kunt dus maximaal 188,1 euro roerende voorheffing terugeisen van de fiscus. Als u 20.900 euro in aandelen investeert met een gemiddeld brutodividendrendement van 3 procent, is die korf volledig gevuld.
“De belastingvrijstelling op dividenden moet je claimen via de belastingaangifte. Je moet er bewijzen voor verzamelen. Bij het spaarboekje gebeurt de vrijstelling automatisch. Dat is toch geen activering van het spaargeld”, vindt Van Zantbeek.
Meer storten voor het pensioensparen
Volgend jaar kunt u tot 940 euro per jaar blijven storten voor het pensioensparen, met een belastingvermindering van 30 procent. Vanaf 2018 kunt u er ook voor kiezen tot 1200 euro opzij te zetten. Spaart u meer dan 940 euro, dan bedraagt de belastingvermindering slechts 25 procent op de totale storting. Dat betekent meteen ook dat het nettorendement op uw stortingen lager is.
Als u volgend jaar 940 euro stort, krijgt u het daaropvolgende jaar 282 euro terug via de personenbelasting. Stort u 1 euro meer, dan bedraagt de belastingvermindering 235,25 euro, of 46,75 euro minder. Om meer voor uw pensioen te sparen en evenveel of meer belastingvoordeel te hebben, moet u dus minstens 1128 euro opzijzetten.
Kapitaalverminderingen minder aantrekkelijk
Beursgenoteerde bedrijven zoals Telenet of Ageas hebben weleens kapitaal uitgekeerd aan hun aandeelhouders. Dat is een fiscaalvriendelijke manier om de beleggers te belonen. Op een dividend droegen ze roerende voorheffing af, terwijl ze op een kapitaalvermindering onder bepaalde voorwaarden geen belasting betaalden.
“Dat kan vanaf 2018 niet meer”, weet Van Zantbeek. “Er zal wel nog een fiscaal voordeel verbonden zijn aan kapitaalverminderingen tegenover dividenden, maar dat zal veel kleiner zijn. De regering heeft beslist dat een deel van de kapitaalvermindering wordt aangerekend op de reserves, waardoor 30 procent roerende voorheffing verschuldigd is, alsof het om een dividend gaat.”
Meer fondsen onderworpen aan Reynders-taks
Er komt weer een uitbreiding van de zogenoemde Reynders-taks, de belasting van 30 procent op de meerwaarde bij de verkoop van gemengde en obligatiefondsen. Tot nu waren enkel fondsen die meer dan 25 procent van hun middelen in obligaties investeerden, onderworpen aan die belasting. Die drempel verlaagt vanaf 1 januari naar 10 procent.
Hogere taks op beursverrichtingen
Er komt ook weer een verhoging van de belasting op elke aan- en verkoop van aandelen of obligaties. U wacht dus het beste niet te lang als u nog wilt schuiven in uw portefeuille. Het is de vierde verhoging sinds 2011. Het nieuwe tarief van 0,35 procent is dubbel zo hoog als de 0,17 procent die beleggers in 2011 betaalden op aandelentransacties. De maximale beurstaks per transactie bedraagt 1600 euro. Om aan dat plafond te komen, moet u een transactie voor meer dan 457.143 euro doen.
Voor obligaties trekt de regering het tarief op van 0,09 naar 0,12 procent, met een maximum van 1300 euro. Ook de deelbewijzen van fondsen die hun inkomsten herinvesteren, zijn onderworpen aan de heffing. Als u uw geld terugvraagt uit zo’n kapitalisatiefonds, betaalt u daar vandaag 1,32 procent op, met een maximum van 4000 euro. Dat verandert niet in 2018.
Strengere Europese regels
De tweede versie van de Europese beleggersrichtlijn (MiFID II) heeft ook een impact op beleggers. Door de eerste MiFID-richtlijn kreeg u een algemene vragenlijst voorgeschoteld en bracht uw bankier u onder in een risicoprofiel. MiFID II gaat verder: de klanten moeten een soort examen afleggen, waarmee ze bijvoorbeeld moeten aantonen dat ze het verschil tussen een aandeel en obligatie kennen. Bij onvoldoende kennis moet de bankier u uitleg verschaffen.
MiFID II verandert de spelregels voor private banken grondig. Die moeten vooraf en achteraf aan de klanten communiceren hoeveel kosten ze aanrekenen. De rapportering van de kosten moet in procenten en in centen, terwijl dat vroeger enkel in procenten moest. Ze moeten ook uitsplitsen hoeveel elke beleggingsdienst en elk product kost. “Dat is een goede zaak. Advies is niet gratis. Private bankiers die hard werken voor hun klanten mogen daar ook iets aan verdienen”, zegt Van Zantbeek.
Volgens Van Zantbeek wordt advies duurder. “Banken zullen voor elk beleggingsadvies een nota moeten opstellen waarom dat aandeel bij de klant past. Een bankier moet dus motiveren dat die cliënt voldoende kennis van aandelen heeft, en dat hij ook weet waarom dat bedrijf beter is dan een ander bedrijf in die sector. Ze moeten daar veel meer tijd in steken. Dus wordt het duurder.”
Van Zantbeek denkt dan ook dat veel banken hun klanten zullen aansporen om richting discretionair beheer of execution only op te schuiven. Bij discretionair beheer worden alle beleggingsbeslissingen volledig uit handen van de klant genomen. Bij execution only neemt de bank geen enkele verantwoordelijkheid.
0,15 procent
belasting betaalt u vanaf 1 januari op een effectenrekening waar voor meer dan 500.000 euro effecten op staan.
1200 euro
is het maximumbedrag dat u vanaf 2018 kunt opzijzetten voor het pensioensparen, tegenover 940 euro nu.
940 euro
bedraagt de fiscale vrijstelling voor de intresten op een spaarrekening vanaf 2018, tegenover nog 1880 euro in 2017.
Beleggen in 2018
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier