Jan Tuerlinckx

‘Je moet al gek zijn om te werken voor aandelen’

Jan Tuerlinckx Jan Tuerlinckx is advocaat van Tuerlinckx Fiscale Advocaten

‘Mensen die niet over de financiële middelen beschikken om aandelen te onderschrijven, maar wel overlopen van energie, creativiteit en werklust, kunnen nu aandeelhouder worden in ruil voor werk. Het probleem is dat de fiscus het zaakje niet vertrouwt.’ Dat zegt Jan Tuerlinckx, advocaat-vennoot bij Tuerlinckx Fiscale Advocaten.

Vorige maand werd het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) van kracht. Een van de paradepaardjes is dat de inbreng in een vennootschap voortaan ook kan bestaan uit arbeid. Of om het in de terminologie van het oude wetboek te zeggen: het kapitaal van de vennootschap kan nu ook worden volgestort door te werken voor de vennootschap. Het werk wordt dan niet verloond met geld, maar met aandelen van de vennootschap.

Dat creëert mogelijkheden, wat toe valt te juichen. Vroeger moest je vooral over financiële middelen beschikken om aandeelhouder te worden. De deelname in het aandeelhouderschap was zo vooral weggelegd voor kapitaalkrachtigen. Dat was nooit een voldoende voorwaarde om succes te hebben. Naast geld zijn talent, creativiteit en engagement even noodzakelijk. Een vennootschap is nu eenmaal een juridische fictie. Mensen zijn nodig om een vennootschap te doen functioneren. Of om het met een boutade van een collega te zeggen: “Ik heb nog nooit iemand met een vennootschap op restaurant zien gaan, maar ik heb wel al veel vennootschappen de rekening weten betalen.”

Je moet al gek zijn om te werken voor aandelen.

Mensen die niet over de financiële middelen beschikken om aandelen te onderschrijven, maar wel overlopen van energie, creativiteit en werklust, kunnen nu dus aandeelhouder worden in ruil voor werk. Dat creëert een band en betrokkenheid, en het stimuleert het ondernemerschap. Dat is goed voor de economie.

Het probleem is dat de fiscus het zaakje niet vertrouwt. Uit een angstreflex heeft die snel in de wet laten inschrijven dat de inbreng van arbeid nooit aanleiding kan geven tot fiscaal kapitaal. Dat heeft verregaande gevolgen. De aandeelhouders die een inbreng in geld verrichten, krijgen hun inbreng later belastingvrij terug. Dat geldt niet voor de aandeelhouder die arbeid heeft ingebracht. Hij betaalt 30 procent roerende voorheffing op de terugbetaling van zijn inbreng (bijvoorbeeld bij liquidatie). Dat zou niet onbillijk zijn, als die aandeelhouder geen personenbelasting zou betalen op de aandelen die hij verwerft in ruil voor zijn arbeid. Maar daarover staat niets in de fiscale wet. In de logica van de belastingwet zullen die aandelen in de regel dus wel aan personenbelasting worden onderworpen. En die loopt in dit land al snel op tot 50 procent.

Zo ontstaat een vreemde situatie. Om mensen die geen geld hebben toch te laten participeren in het aandeelhouderschap, heeft de wetgever mogelijk gemaakt dat zij aandelen verwerven door ervoor te werken. Maar ze moeten er wel onmiddellijk 50 procent belasting op afdragen. Dat betekent dat je de helft van de inbreng klaar moet hebben om de belasting te betalen. Later volgt nog eens 30 procent roerende voorheffing.

Als die persoon eerst als zelfstandige of als werknemer werkt voor de vennootschap, betaalt hij ook personenbelasting. Als hij daarna zijn verloning na belasting, netto dus, in de vennootschap inbrengt in ruil voor aandelen, heeft hij kapitaal gevormd dat hij later belastingvrij terugkrijgt. De inbreng van arbeid dreigt zo een doodgeboren kind te worden.

Intussen is het probleem bekend en er wordt wellicht een minder ongunstig fiscaal stelsel gecreëerd voor die aandelen. Maar daarvoor hebben we wel een regering nodig. Benieuwd hoe dat zal lopen. In de tussentijd moet je gek zijn om te werken voor aandelen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content