Is de vrees voor inflatie al niet terecht?

Bijna 80% van het nettovermogen in de ontwikkelde wereld is in handen van mensen van boven de vijftig, die de ‘wilde jaren zeventig’ bewust hebben meegemaakt.

Bij velen van hen heeft de herinnering aan die uitzonderlijke periode, waarin de inflatie tot boven de 10% steeg, geleid tot een bijna traumatische angst voor koopkrachtverlies.

In een wereld waarin kwantitatieve verruiming (QE) een normale praktijk is en de reële rendementen op staatsobligaties negatief zijn geworden, doet dit trauma zich sterker voelen dan ooit. Is dat terecht?, zo vraagt Ad van Tiggelen, Senior Investment Specialist bij ING Investment Management, zich af.

Goed medicijn tegen de economische crisis

Negatieve reële rentevoeten blijken een goed medicijn tegen de economische crisis, omdat ze de groei stimuleren en het maken van schulden betaalbaar maken.

Ze ondergraven echter wel een belangrijk doel van nagenoeg elke belegger: behoud van kapitaal in reële termen. Beleggers weten dezer dagen vrijwel zeker dat ze koopkracht verliezen wanneer ze hun kapitaal in relatief veilige, maar laagrenderende vastrentende waarden steken.

En als ze meer risico nemen, lopen ze de kans hun goede nachtrust te verliezen. Het is een ongemakkelijke situatie, vooral omdat de angst voor inflatie nog steeds wijd verspreid is.

Van Tiggelen denkt dat deze angst niet gerechtvaardigd is, althans niet op de middellange termijn. De vergelijking met de jaren zeventig gaat niet op. In die tijd veroorzaakte de combinatie van kooplustige babyboomers, oliecrises en machtige vakbonden een destructieve loon-prijsspiraal.

Op dit moment is de loongroei in de ontwikkelde wereld, die verantwoordelijk is voor 70% van de kerninflatie, echter minimaal. Bovendien is het inflatoire effect van grondstoffenprijzen afgenomen nu de Chinese vraag naar grondstoffen afkoelt en de gasproductie in de Verenigde Staten snel stijgt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content