De westerse aandelenmarkten blijven bijzonder goed gemutst
Typisch voor de laatste klim van een stierenmarkt is dat de gemiddelde koers-winstverhouding versneld oploopt. Dat zien we ook nu.
We krijgen hier en daar de vraag of we ook geen last krijgen van hoogtevrees. Coronavirus of geen coronavirus, de westerse aandelenmarkten blijven bijzonder goed gemutst en elk positief element – hoe klein ook – wordt aangegrepen om opnieuw aan de koperszijde op te duiken. Wie er allerlei publicaties op naslaat, weet dat er signalen zijn die een nakende top van de beurzen aankondigen. Aandelen zijn duur als er heel veel media-aandacht is en het ook op café, tijdens familiefeesten, onder buren over de beurs gaat, als ‘goeroes’ ondanks een spectaculaire stijging nog hogere koersdoelen in het vooruitzicht stellen, wanneer sprake is van veel en dure fusies, overnames en beursintroducties, wanneer recordvolumes worden genoteerd op de beursvloer en als opmerkingen over overdreven stijgingen worden weggewuifd met de dooddoener ‘deze keer is het anders’.
In lijn met dat laatste waren de opmerkelijke reacties op de uitspraak van Ralph Nader, die rond eeuwwisseling nog een aantal keren heeft geprobeerd Amerikaans president te worden als onafhankelijke kandidaat. Hij stelde dat de parabolische koersontwikkeling bij Tesla Motors het begin van het einde van deze stierenmarkt (haussemarkt; opgaande beurstrend) markeert. Een knipperlichtje!
Stijgende k/w’s
In elk geval zien we aan het einde van een stierenmarkt telkens dat de waarderingen in versneld tempo oplopen. Heel illustratief is de grootste beurskapitalisatie ter wereld, Apple. Een jaar geleden noteerde het aandeel tegen 14 keer de winst, tegenwoordig is dat 25 keer de winst zonder dat er sprake is van een (enorme) versnelling in de winstgroei. Eenzelfde vaststelling bij andere techaandelen, maar ook bij Microsoft. Een goed jaar geleden konden we het aandeel van de softwaregigant nog tegen 24 keer de verwachte winst kopen, terwijl we vandaag 32 keer die prognose moeten betalen.
Ook op indexniveau is de S&P500-index al een stuk duurder dan het gemiddelde van de voorbije vijf jaar en dan moet u ook weten dat de winstgroei per aandeel zwaar gestut wordt door royale inkoopprogramma’s van eigen aandelen. Maar zelfs dan betalen we gemiddeld 22,1 keer de winst per aandeel voor de S&P500-aandelen (18,9 keer gemiddeld over de voorbije 5 jaar), 3,7 keer de boekwaarde (2,9 gemiddeld), 14,35 keer de verhouding ondernemingswaarde (ev) ten opzichte van de bedrijfskasstroom of ebitda (12,4 keer gemiddeld). De Amerikaanse bedrijfswinsten worden geacht dit jaar met 8,5 à 9 procent te stijgen. Een pak boven de gemiddelde verwachte koers-winstverhouding en bovendien lag die winstgroeiverwachting in juli 2019 nog in de buurt van 12 procent. Ondertussen is de S&P500-index wel 19 procent gestegen.
In het vakjargon spreekt men dan ook over multiple expansion, typisch voor de laatste klim, waarvan de omvang en de snelheid steeds verbazen. We zijn meer dan waarschijnlijk nog niet begin 2000 of eind 2017 en, zoals gezegd, zal het wellicht meer dan de moeite zijn nog even te blijven zitten. Maar mijlenver van de piek zijn we niet meer.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier