Beleggen in aandelen is vandaag eenvoudiger dan ooit, maar hoe kiest u uit duizenden beursgenoteerde bedrijven net dat ene aandeel dat een plaats verdient in uw portefeuille? Pieter Slegers, de oprichter van de snel groeiende beleggingsnieuwsbrief Compounding Quality, hanteert een verrassend eenvoudige aanpak: “Ik maak er een spelletje van om zo snel mogelijk nee te zeggen.”
Van dominante Amerikaanse techreuzen tot Belgische dividendaandelen, van beloftevolle groeiers in de gezondheidszorg tot nichebedrijven met een scherp afgebakend marktsegment: de keuze is groot, maar het risico op miskopen blijft reëel. Zelfs ervaren beleggers slagen er zelden in de markt op lange termijn structureel te verslaan. Pieter Slegers (29) kan dat wel. Met zijn nuchtere aanpak en vaste checklist (zie onderaan) helpt hij wereldwijd beleggers scherp te stellen op kwaliteitsaandelen. “Je moet heel strikt zijn in wat je interessant vindt en wat niet.”
Cash
Kwaliteit is daarbij het uitgangspunt. “Ik blijf binnen mijn circle of competence en beleg enkel in bedrijven die ik begrijp, die een gezonde balans hebben, winstgevend zijn en waarvan de toekomst er rooskleurig uitziet”, zegt Slegers. “Zoals Warren Buffett zegt: er zijn drie categorieën bedrijven. ‘Ja’, ‘nee’ en ‘ik begrijp het niet’.”
Maar wat bedoelt Slegers precies met ‘kwaliteit’? “Bedrijven met een competitief voordeel herken je aan een return on invested capital (ROIC) boven 15 procent – dat wil zeggen dat het bedrijf minstens 15 euro winst maakt voor elke 100 euro die het investeert – en aan een brutomarge boven 40 procent. Dat laatste betekent dat van elke 100 euro omzet er minstens 40 euro moet overblijven na aftrek van de directe productiekosten.”
Daarnaast let Slegers op een lage kapitaalintensiteit, hoge nettowinstmarges, insider ownership (het percentage van de aandelen dat in handen is van het management, nvdr) en een stabiele historische groei van minstens 7 procent omzet en 9 procent winst per jaar. “En dan wil je natuurlijk ook dat de vrije kasstroom die groei weerspiegelt. Uiteindelijk draait het vooral om cash.”
Toch gaat het niet alleen om cijfers. Het management is ook erg belangrijk. “Geef mij twee identieke bedrijven met een verschillende CEO en je krijgt op termijn een totaal ander rendement. Wat doet het management met de winst? Herinvesteren? Uitkeren? Overnemen? Dat maakt een wereld van verschil.”
Degelijk versus uitzonderlijk
Duurzaam succes laat zich soms ook afleiden uit bestaansduur. “Het Lindy-effect zegt: hoe langer een bedrijf bestaat, hoe groter de kans dat het zal blijven bestaan”, zegt Slegers.
Maar volgens de jonge kwaliteitsbelegger onderscheidt een uitzonderlijk bedrijf zich vooral door één eigenschap: “Een sterk competitief voordeel, hoge winstgevendheid en het feit dat het bedrijf vrijwel al zijn vrije kasstroom winstgevend kan herinvesteren in zichzelf. Dat is de kip met de gouden eieren. Zulke bedrijven zijn zeldzaam, maar als je ze vindt, kan hun beurskoers vertienvoudigen. Copart, de eBay van schrootauto’s, is zo’n voorbeeld. Dino Polska, de Colruyt van Polen, ook.”
Lees verder onder grafiek
De waardering komt pas daarna. “De waardering speelt een rol, maar dat is stap twee. Eerst wil ik weten of het een écht goed bedrijf is.” Hij noemt Lotus Bakeries als voorbeeld. “Een prachtig bedrijf dat ik graag zou bezitten, maar vandaag is het veel te duur. Dus ik blijf het volgen tot de waardering aantrekkelijker wordt.”
Lees verder onder grafiek
Slegers maakt gebruik van een reverse DCF-model (discounted cashflow) om in te schatten welke groei al ingeprijsd zit in de beurskoers. Zijn laatste aankoop, Novo Nordisk, kwam daar opvallend goed uit. “Je betaalt zo’n 17 keer de winst voor Novo Nordisk. En je mag verwachten dat de winst nog met minstens 15 procent per jaar blijft groeien. Dan is het aandeel niet overdreven gewaardeerd. In mijn model komt eruit dat het aandeel vrijwel niet hoeft te groeien om jaarlijks gemiddeld 10 procent rendement te halen. Dus dan zit je met een interessante asymmetrie. Dat gaf voor mij de doorslag om het te kopen.”
Lees verder onder link
Waarom Novo en niet concurrent Eli Lilly? “Ik zie Novo Nordisk niet als een grillig biotechaandeel. Het is een winstgevend farmabedrijf dat al honderd jaar bestaat. Sinds 2001 is de koers met 5.000 procent gestegen. Onze maatschappij kampt steeds meer met obesitas en diabetes, dus die markt groeit structureel. Tot nu werd die markt gedomineerd door Eli Lilly en Novo Nordisk. In de toekomst zal het wat fragmenteren, maar de koek wordt groter. Beide zijn topbedrijven. Maar vandaag is Novo ongeveer de helft goedkoper dan Eli Lilly.”
‘Goede bedrijven hebben vaak lage dividenduitkeringen. De impact van dividendbelasting is dan beperkt’
Hypes
Opvallend op een markt gedomineerd door big tech: in zijn eigen portefeuille zit geen enkel puur technologiebedrijf. “Toch presteert mijn portefeuille beter dan de markt. Elke onderneming is vandaag op een bepaalde manier een techbedrijf, maar technologie verandert razendsnel. Zit je goed, dan is dat enorm lucratief. Zit je fout, dan is het pijnlijk.”
Big tech bekoort hem niet. “Die waarderingen zijn fors. Apple noteerde onlangs tegen 27 keer de winst, terwijl de nettowinst daalt. Dan is dat veel.” Hij merkt op dat veel beleggers blind in in populaire aandelen stappen. “Als media mij bellen over een aandeel, dan weet ik meestal: dit is niet het moment het om te kopen.”
Die neiging om de hype te volgen is volgens Slegers een van de grootste valkuilen voor beginnende beleggers. “Mensen kopen iets omdat het in het nieuws zit. Of ze bouwen portefeuilles van zeventig aandelen uit die ze niet kunnen opvolgen. Ik heb er zestien en ben er zeventien uur per week mee bezig.”
Goede bedrijven, lage dividenduitkeringen
Een degelijke analyse kost tijd. “Als ik een aandeel koop, schrijf ik meestal een analyse van een zestigtal pagina’s. Dus ongeveer veertig uur werk.” Daarbij gebruikt hij onder meer analyseplatformen als Refinitiv of Bloomberg Terminal. Analistenrapporten van banken vermijdt hij. “Je wordt daar onbewust door beïnvloed. Ik vind het belangrijk zelf mijn huiswerk te maken.”
Zijn aanpak is bottom-up: de locatie van een bedrijf maakt weinig uit. “Of een bedrijf in België, Polen, Australië of de Verenigde Staten zit, doet er voor mij niet toe.” Wisselkoersrisico’s relativeert hij. “Je weet niet hoe munten evolueren. Als je een mix van munten hebt, middelt dat op lange termijn uit. Sommige spelen in je voordeel, andere in je nadeel. Dat heeft op lange termijn een beperkt effect.”
Fiscale overwegingen spelen evenmin een rol in zijn beslissingen. “Goede bedrijven hebben vaak lage dividenduitkeringen. De impact van de dividendbelasting is dan beperkt.”
Buy-and-hold
Kwaliteitsbeleggen levert historisch een rendement op dat 3 tot 4 procent hoger is dan de markt, betoogt Slegers. “En het laat toe een echte buy-and-holdstrategie toe te passen. Dat is waardevol voor wie niet constant met de beurs bezig wil zijn.”
Voor wie het allemaal te veel werk lijkt, is er volgens Slegers niets mis met een eenvoudiger alternatief. “Voor mijn ouders beleg ik sinds 2017 elke maand in een ETF. Voor het gros van de mensen is dat een betere keuze. Als beleggen niet je passie is, of je hebt er geen tijd voor, waarom zou je dan proberen de markt te kloppen?” Ook de sector voelt die trend. “Minder mensen kiezen voor dure fondsen, meer voor ETF’s. Dat is een goede evolutie. Het dwingt de sector zich opnieuw af te vragen of hij wel toegevoegde waarde biedt.”
De 15 selectiecriteria van Compounding Quality
1. Verdienmodel
– Begrijp ik hoe het bedrijf geld verdient?
– Lijkt het verdienmodel aantrekkelijk?
2. Kwaliteit van het management
– Heeft het management een sterk palmares in waardecreatie?
– Is het management zelf financieel betrokken?
3. Duurzaam concurrentievoordeel
– Wat onderscheidt het bedrijf van zijn concurrenten?
– Heeft het bedrijf prijszettingsmacht?
4. Aantrekkelijkheid van de sector
– Wie zijn de voornaamste concurrenten?
– Groeit de eindmarkt aan een aantrekkelijk tempo?
5. Belangrijkste risico’s
– Wat zijn de grootste bedreigingen voor het bedrijf?
– Zijn er onvoorziene risico’s (zwarte zwanen)?
6. Balanskwaliteit
– Heeft het bedrijf een gezonde balans?
– Staat er veel goodwill op de balans?
7. Kapitaalbehoefte
– Hoeveel kapitaal is er nodig om te blijven draaien?
– Wordt voldoende geïnvesteerd in toekomstige groei?
8. Gebruik van kapitaal
– Belegt het bedrijf efficiënt zijn kapitaal?
– Is het rendement op geïnvesteerd kapitaal (ROIC) hoog en robuust?
9. Winstgevendheid
– Hoeveel winst maakt het bedrijf per 100 euro omzet?
– Wordt winst omgezet in vrije kasstroom?
10. Historische groei
– Steeg de omzet in het verleden met minstens 5 procent per jaar?
– Groeide de winst met minstens 7 procent?
11. Aandelenverwatering
– Wordt personeel beloond met aandelenopties?
– Neemt het aantal uitstaande aandelen toe of af?
12. Vooruitzichten
– Lijkt de toekomst veelbelovend?
– Kan het bedrijf blijven groeien met minstens 5 tot 7 procent per jaar?
13. Waardering
– Tegen welke waardering noteert het bedrijf?
– Is het aandeel onder- of overgewaardeerd?
14. Opbrengst voor aandeelhouders
– Wat is de combinatie van winstgroei en dividendrendement?
– Is de jaarlijkse aandeelhoudersopbrengst hoger dan 10 procent?
15. Langetermijnwaardecreatie
– Heeft het bedrijf historisch veel waarde gecreëerd?
– In welk tempo is het gegroeid sinds de beursgang?
Soorten beleggers
Kwaliteitsbelegger: Zoekt stabiele, winstgevende bedrijven met een duurzaam concurrentievoordeel en herinvesteringsmogelijkheden.
Waardebelegger: Koopt aandelen die ondergewaardeerd zijn tegenover hun intrinsieke waarde, vaak met een veiligheidsmarge.
Groeibelegger: Focust op bedrijven met een hoog groeipotentieel, ook als die vandaag weinig winst maken.
Dividendbelegger: Verkiest aandelen die regelmatig een voorspelbaar dividend uitkeren.
Indexbelegger (ETF): Belegt passief via trackers in de brede markt, met lage kosten en weinig opvolging.
Speculant / thema-belegger: Speelt in op trends of hypes, vaak in sectoren als AI, crypto of biotech. Hoog risico, potentieel hoog rendement.
Beleggen voor beginners in 9 stappen: waarom en hoe beleggen, en waar moet u op letten?