De beurs stijgt, maar op de schouders van enkelen. Tien aandelen sturen bijna de helft van de S&P 500 aan. Terwijl beleggers zich afvragen hoe breed hun ‘brede’ trackers nog zijn, duikt een oud alternatief weer op: de gelijkgewogen ETF.
De grote beursindices leunen steeds zwaarder op een handvol reuzen. Dat maakt goedkope indexfondsen minder evenwichtig dan ze lijken. Gelijkgewogen ETF’s beloven een ander soort spreiding: elk aandeel weegt evenveel, ongeacht zijn omvang. Werkt dat echt, en wanneer het best? We toetsen het aan de inzichten van de Brit Chris Mellor, hoofd ETF-strategie bij de vermogensbeheerder Invesco.
Techzeepbel van 2000
De S&P 500 geldt als hét schoolvoorbeeld van spreiding: 500 Amerikaanse aandelen in één mandje. Toch is bijna de helft van het gewicht vandaag opgestapeld in de grootste tien namen. “In een mandje van 500 aandelen zit nu meer dan 40 procent van het gewicht in de tien grootste namen”, zegt Mellor. “Op de top van de techzeepbel rond 2000 was dat 25 à 26 procent. Dat was toen al een record.”
In een klassieke ETF wegen de grootste bedrijven het zwaarst: hoe hoger de beurswaarde, hoe meer ze wegen in de index. Een gelijkgewogen ETF gooit dat principe om en geeft elk aandeel hetzelfde gewicht. Zo krijgt een middelgrote onderneming evenveel invloed als een beursreus, wat zorgt voor een evenwichtiger spreiding en minder afhankelijkheid van enkele megacaps.
Die concentratie komt vooral door de razendsnelle groei van enkele technologiereuzen, zoals Nvidia, Apple en Microsoft. Mellor ziet overeenkomsten met de zeepbel van 2000, maar ook duidelijke verschillen. “De koplopers van toen, zoals Pets.com, draaiden op lucht. De huidige leiders boeken wel degelijk stevige winsten en renderen behoorlijk. Maar de concentratie is uitzonderlijk hoog, en zulke pieken keren cyclisch terug.”
De populariteit van grote indexfondsen versterkt dat effect. Bij Invesco, dat wereldwijd ruim 1.000 miljard dollar aan ETF’s beheert, is de grootste Europese tracker een klassieke S&P 500-ETF die weegt op basis van beurswaarde, met bijna 50 miljard dollar aan activa. “Wie denkt ‘500 aandelen is een brede spreiding’, vergist zich”, zegt Mellor. “Als tien aandelen 40 procent uitmaken, komt meer dan de helft van het rendement én de schommelingen uit diezelfde tien namen.”
Voorsprong
Een gelijkgewogen ETF probeert dat onevenwicht te corrigeren. In plaats van automatisch meer te beleggen in de grootste bedrijven, investeert zo’n fonds een gelijke fractie in elk aandeel — in het geval van de S&P 500 dus één vijfhonderdste per bedrijf. Dat verhoogt de blootstelling aan kleinere en middelgrote ondernemingen en verlaagt die aan de allergrootsten. “Het gewicht schuift op in de richting van het middensegment van de markt”, zegt Mellor. “In de eerste jaarhelft deed dat het prima, maar nadien werd het herstel opnieuw getrokken door de megacaps. Historisch volgt op zo’n achterstand vaak een periode van betere prestaties.”
Dat patroon herhaalt zich al decennia. “In het afgelopen decennium bleef de gelijkgewogen S&P 500-ETF zo’n 25 procent achter op de klassieke versie, vooral door de dominantie van de grootste bedrijven”, legt Mellor uit. “Alleen in 2000 was de achterstand groter, ongeveer 33 procent. Daarna volgde bijna tien jaar waarin gelijkgewogen beter rendeerde.”
Mellor verwijst naar een analyse van eerdere marktcycli. “We hebben gekeken wat er gebeurde in de vijf jaar na periodes waarin een index erg geconcentreerd was”, zegt hij. “Daaruit blijkt een duidelijk verband: hoe zwaarder de grootste aandelen wegen aan het begin van zo’n periode, hoe groter de kans dat gelijkgewogen indices het daarna beter doen dan de klassieke marktgewogen versies. Met de huidige concentratie zou dat historisch neerkomen op een voorsprong van zo’n 25 à 30 procent voor de gelijkgewogen index ten opzichte van de klassieke marktgewogen versie in de komende jaren.”
Beste voorspeller
Het verschil zit niet in een betere timing of een slimmere selectie, maar in de mechaniek van de herweging. Gelijkgewogen indices worden doorgaans elk kwartaal opnieuw in evenwicht gebracht. “Wat sterk steeg, wordt deels verkocht; wat achterbleef, krijgt meer gewicht,” zegt Mellor. “Dat is gedisciplineerd winstnemen en herbeleggen in achterblijvers. Over lange perioden komt vrijwel de volledige meeropbrengst van een gelijkgewogen index hieruit: het automatisch terugbrengen naar een gelijke weging.”
De vraag wanneer die aanpak het best werkt, heeft geen eenvoudig antwoord. “Gelijkgewogen kan zowel in stijgende als dalende markten beter presteren”, zegt Mellor. Tijdens het barsten van de techzeepbel daalden de grootste namen het hardst, waardoor een gelijkgewogen index relatief beter standhield. In de herstelfase daarna trokken de kleinere bedrijven de kar. “Er is geen simpele koppeling met de richting van de markt”, nuanceert hij. “Als we vandaag een correctie krijgen, ligt het voor de hand dat vooral de grote groeiaandelen klappen krijgen. Dan houden gelijkgewogen indices doorgaans beter stand. Maar de startconcentratie blijft de beste voorspeller, niet de conjunctuur.”
De tendens beperkt zich niet tot de Amerikaanse beurs. “De MSCI World is vandaag ook zo geconcentreerd, vooral door grote Amerikaanse technologiebedrijven”, zegt Mellor. “In eerdere decennia lag het zwaartepunt elders: Japanse banken in de jaren tachtig bijvoorbeeld. Leiders wisselen per cyclus, zelden leiden ze twee keer.”
‘Op lange termijn heeft een gelijkgewogen index historisch ongeveer 1 procentpunt per jaar beter gerendeerd, al kent die strategie ook langere periodes van mindere prestaties. De beloning zit meestal in de fase erna’
Moeilijke markten
Het gelijkgewogen segment blijft kleiner, maar groeit gestaag. “Bij Invesco hebben we vijf gelijkgewogen ETF’s, onder meer op de S&P 500, de MSCI World, de MSCI Europe en de Nasdaq 100”, zegt Mellor. “Samen zagen die dit jaar ongeveer 1,7 miljard dollar instroom.” De S&P 500-variant is de grootste, met circa 1,1 miljard dollar onder beheer, gevolgd door de MSCI World met iets meer dan 600 miljoen. De gelijkgewogen Nasdaq 100 is kleiner, rond 150 miljoen dollar, wat niet verwondert. “De onderliggende index is extreem geconcentreerd”, zegt Mellor. “De grootste tien namen zijn goed voor 55 procent van het gewicht. In 2023 was dat zelfs 60 procent, waarna er een speciale herweging kwam om dat terug te brengen.”
Toch zijn gelijkgewogen ETF’s volgens Mellor geen nicheproduct. “Voor strikte benchmarkbeheerders zijn ze vaak te afwijkend, omdat ze verder van hun referentie-index liggen. Maar voor particuliere beleggers kan het een logische langetermijnkeuze zijn.”
Het interessantste is misschien hun gedrag in moeilijke markten. “In een berenmarkt verliezen gelijkgewogen ETF’s meestal minder, al gaat het uiteraard ook omlaag – alle schepen dalen met het tij”, zegt Mellor. In 2022 zakte de Nasdaq 100 ongeveer 33 procent en de S&P 500 zo’n 20 procent. “De gelijkgewogen varianten hielden beter stand dankzij een lagere blootstelling aan de allergrootsten.”
Twee benaderingen
De meeste professionele klanten van Invesco hebben, volgens Mellor, al meerdere marktdalingen meegemaakt. “Maar elke belegger moet weten dat markten ook dalen. Ik ben in 2000 begonnen, net bij het barsten van de techzeepbel. Met mijn achtergrond in de chemie was het wennen dat koersen ook kunnen dalen.”
Als ETF-aanbieder ziet hij zijn rol vooral als die van gereedschapsleverancier: “Wij bieden de instrumenten aan – S&P 500 of MSCI World, klassiek of gelijkgewogen. Wie zich zorgen maakt, kan de aandelenblootstelling verlagen of spreiden naar obligaties of grondstoffen.”
ETF’s bestaan al sinds de jaren tachtig, maar hun doorbraak bij particuliere beleggers is recenter. Mellor: “Tien jaar geleden was de Europese markt nog klein. De huidige groei, zeker bij particulieren, is opvallend.”
Wie vandaag naar de kern van zijn portefeuille kijkt, kan volgens Mellor twee benaderingen combineren. Een klassieke wereldtracker op beurswaarde als stabiele basis, en een gelijkgewogen variant als aanvulling, om de concentratierisico’s te temperen. Die herweging vergt wat extra transacties binnen de index, maar dat is net de kracht van de methode: discipline, zonder emoties. “Geduld is essentieel”, besluit hij. “Op lange termijn heeft gelijkgewogen historisch ongeveer één procentpunt per jaar beter gerendeerd, al kent die strategie ook langere periodes van mindere prestaties. De beloning zit meestal in de fase erna.”
Uit de Beursblog (mei 2023) van Jef Poortmans: “Equal weight-indexen presteren beter omdat kleine aandelen – smallcaps – die bovengemiddeld presteren er beter tot hun recht komen. Wanneer de koers van het kleinste aandeel in een gewone index vertienvoudigd, zal dat in de koers van de volledige index nauwelijks te merken zijn. Maar wanneer elk aandeel even zwaar weegt in die index, wel. En aangezien de koersen van kleinere aandelen vaker verveelvoudigen dan de koersen van grote beurskapitalisaties, profiteren equal weight-indexen daar meer van.”