De Japanse en Chinese beurzen tikken koersrecords aan. Voor beleggers dringt zich de vraag op of dit het moment is om extra blootstelling te nemen via een Azië-tracker.
Japan en China noteren op record- of meerjarige pieken. In Tokio bereikte de Nikkei-index begin deze week een nooit eerder gezien niveau van 42.983 punten, aangejaagd door exportwinsten, aandeleninkopen en een golf van aandeelhoudersactivisme. In Sjanghai klom de hoofdindex naar de hoogste stand in een decennium, 3.728 punten, gedragen door een toestroom van retailgeld en milde handelspolitiek uit Washington.
Macro en fundamenten
Internationale strategen zien verschillende krachten tegelijk aan het werk. Ivy Ng, hoofd beleggingen voor de regio Azië-Pacific bij de vermogensbeheerder DWS, wijst op structurele factoren in China. “De Chinese economie groeide in de eerste jaarhelft stevig. Voor 2025 verwachten we een groei van zo’n 4,8 procent. Technologiebedrijven die zich op consumenten richten, blijven goed presteren, en de overheid steunt de beurs steeds nadrukkelijker. Fondsen en verzekeraars worden aangemoedigd om meer in aandelen te stappen. Het is dus een mix van geldstromen en economische fundamenten die de Chinese markten vooruithelpt.”
Voor Japan legt ze de nadruk op bedrijfsvernieuwing. “Bedrijven kopen vaker eigen aandelen in en aandeelhouders laten zich sterker horen. In de sector van vastgoedfondsen (REIT’s) lag het aantal aandeleninkopen in 2024 zelfs hoger dan in de tien jaar ervoor samen. Ook vielen de invoerheffingen minder zwaar uit dan gevreesd en zijn renteverhogingen voorlopig uitgesteld. Dat heeft de Japanse markt duidelijk een duwtje in de rug gegeven.”
Wereldtrackers en allocatie
Toch tempert Yoran Brondsema, co-auteur van De Hangmatbelegger en uitgesproken voorstander van passief beleggen, de euforie. “Meestal is dit een signaal om voorzichtig te zijn”, zegt hij. “Je ziet nu dat de dollar een stuk zwakker is, waardoor geld naar Azië stroomt. Vergelijk je de koers-winstverhoudingen met de Verenigde Staten, dan zijn aandelen in Azië relatief goedkoper. Tegelijk is er in de VS onzekerheid, zeker rond president Trump, waardoor veel geld richting Azië gaat. Ik denk dat vooral institutionele beleggers dat als eerste oppikken. De retail volgt meestal pas later. Dat illustreert dat particuliere beleggers vaak achter de feiten aanlopen.” Een instap op de huidige koersen betekent volgens hem een hogere waardering en dus een groter neerwaarts risico.
Wie al in brede indextrackers belegt, heeft Azië sowieso in zijn portefeuille. “De meeste beleggers zitten al in groeilanden via brede indexen zoals MSCI All-Country World Index of Emerging Markets”, legt Brondsema uit. “Die laatste focust op groeilanden, waarvan driekwart in Azië zit. Dat geeft extra spreiding en groeipotentieel. Natuurlijk zijn er nadelen, vooral met China: onzekerheid rond toezicht, boekhoudschandalen, weinig bescherming voor buitenlandse beleggers. Ook sectoraal is er minder spreiding: luxe, biotech en financiële diensten zijn minder ontwikkeld. Maar als je in een wereldindex belegt, verschuift de allocatie vanzelf mee met de marktkapitalisatie. Dan hoef je zelf niks aan te passen. Alleen als je bewust meer gewicht aan Azië wil geven, kun je een extra tracker toevoegen. Dat blijft een actieve keuze, maar wel eentje die nog past binnen de hangmatfilosofie.”
Bij Chinese aandelen speelt de munt een veel kleinere rol dan vaak wordt aangenomen. De koersschommelingen van de bedrijven zelf wegen veel zwaarder dan de bewegingen van de renminbi
Ook trackerspecialist Lukas Ahnert (DWS) ziet die verschuiving. “Beleggers zijn zich steeds meer bewust van de dominantie van enkele namen. Tencent en Alibaba maken meer dan 25 procent van de MSCI China uit. Daarom kiezen sommigen voor bredere indices zoals de CSI 300 of CSI 500, die meer spreiding bieden.”
Daarnaast tekenen zich verschillen af in de kapitaalstromen. “In de afgelopen twaalf maanden is er bijna 5,5 miljard dollar naar China-gerichte UCITS-ETF’s gestroomd, vooral richting technologie-indices zoals Hang Seng Tech. De instroom leunt dus naar China, maar in absolute omvang is de allocatie naar Japan veel groter. Elke belegger in een marktgewogen ontwikkelde-marktenindex, zoals de MSCI World, heeft automatisch meer dan 5 procent in Japan, waardoor de structurele allocatie daar minstens dubbel zo groot is als die naar China.”
Lees ook: Beleggen in Chinese aandelen via ETF’s
Valutarisico
De koersrally’s in Tokio en Sjanghai worden vaak verklaard door respectievelijk de zwakke yen en beleidsmaatregelen in China. Brondsema vindt dat passieve beleggers daar niet te veel gewicht aan moeten hangen. “Dat soort bewegingen zijn meestal al ingeprijsd. Je kunt ermee spelen – door bijvoorbeeld een MSCI World te combineren met een MSCI Asia en zelf de verhouding te kiezen – maar noodzakelijk is het niet.”
Ook het valutarisico lijkt beperkt. Ahnert wijst erop dat slechts ongeveer tien procent van de allocaties in UCITS-ETF’s in de regio wordt afgedekt tegen wisselkoersen. “Bij Chinese aandelen speelt de munt een veel kleinere rol dan vaak wordt aangenomen. De koersschommelingen van de bedrijven zelf wegen veel zwaarder dan de bewegingen van de renminbi.”
Nieuw tijdperk
Toch blijft het gevaarlijk om achter de hype aan te lopen. Brondsema: “De grootste valkuil is de enorme onzekerheid. Er is veel volatiliteit, en geopolitieke risico’s zoals de situatie tussen China en Taiwan zijn moeilijk in te schatten. Hoe weeg je die risico’s af tegen de prijs die je betaalt voor een tracker? Daar is als particuliere belegger geen goed antwoord op. Zelf heb ik mijn allocatie niet aangepast; dat gebeurt automatisch binnen de trackers. Het blijft gewoon breed en passief.”
Beginnende beleggers zijn extra kwetsbaar. “Sinds februari, met de importheffingen, was het een moeilijke periode. Iedereen die in die maanden instapte, zag maandenlang rode cijfers. Dat is lastig voor starters. We merken dat mensen die ineens een groot bedrag belegden, slechter presteerden dan wie periodiek elke maand inlegde. Die laatste groep kon goedkoop bijkopen en plukt daar nu de vruchten van. Maar het blijft onzeker: één uitspraak van Trump kan de markten opnieuw sterk bewegen. Het lijkt wel of alle normale spelregels van tafel zijn, en dat we in een nieuw tijdperk zitten.”
Welke Azië-ETF kiezen?
Op onze vraag naar concrete trackers beoordeelt Yoran Brondsema drie populaire Aziatische ETF’s:
– iShares MSCI EM Asia UCITS ETF
– Amundi MSCI EM Asia UCITS ETF
– SPDR MSCI EM Asia UCITS ETF
Volgens Brondsema zijn ze “alle drie accumulerend”, wat betekent dat de fondsen de eventuele dividenden herbeleggen. “Daardoor is geen roerende voorheffing verschuldigd.”
*Kosten (TER): “iShares en Amundi 0,20 procent, SPDR 0,55 procent. SPDR is dus fors duurder.”
*Replicatie: “Amundi gebruikt synthetische replicatie, iShares fysieke. Dat geeft een klein voordeel voor iShares, want er is geen tegenpartijrisico.”
*Omvang: “iShares is het grootst (3,4 miljard dollar), Amundi het kleinst (604 miljoen euro), maar nog steeds groot genoeg.”
*Conclusie: “Een klein voordeel voor iShares dankzij de fysieke replicatie, de lage kosten en de grootste omvang.”