Alain Mouton

Overheidsbesparingen moeten gebeuren via de sociale zekerheid

Alain Mouton Redacteur bij Trends

Geen enkele overheidsdienst heeft haar uitgaven de voorbije jaren zo sterk zien groeien als de sociale zekerheid. De volgende regering zal dus vooral daar naar besparingen moeten zoeken.

De beperking van de overheidsuitgaven wordt hét thema van de verkiezingscampagne, zo veel is duidelijk. Dat is ook logisch, want de primaire uitgaven (de uitgaven min de rentelasten) zijn sinds 2000 dubbel zo snel gestegen als de trendmatige groei van het bruto binnenlands product, leert het jaarverslag van de Nationale Bank van België.

De cruciale vraag na 25 mei wordt hoe op de overheidsuitgaven moet worden bespaard. Sommige partijen willen de uitgaven enkel nog doen stijgen met de inflatie, andere willen vrijwel een totale nominale uitgavenstop. Al even belangrijk is de vraag op welke begrotingsposten en niveaus moet worden bespaard.

Zo raakte via De Tijd bekend dat N-VA enkel de federale uitgaven (de federale departementen en de sociale zekerheid) wil bevriezen, maar niet de Vlaamse. Want met de zesde staatshervorming worden weliswaar bevoegdheden overgeheveld, maar niet alle middelen die daaraan gekoppeld zijn. De deelstaten moeten hoe dan ook al besparen, en dus moet de sanering vooral bij de federale overheid en de sociale zekerheid gebeuren. De pensioenen, waarvan de uitgaven door de vergrijzing blijven stijgen, blijven voor N-VA wel buiten schot.

Wie het jongste jaarverslag van de Nationale Bank erop naleest, merkt dat de sociale zekerheid de deelsector is waar de overheidsuitgaven de voorbije twaalf jaar het sterkst zijn gestegen, met gemiddeld 3 procent per jaar. Bij de federale overheid (justitie, defensie en het ambtenarenapparaat) werd een gemiddelde jaarlijkse toename van 2,6 procent gemeten, maar in 2012 daalden de uitgaven wel met 2,8 procent. In 2013 bleven ze stabiel, onder andere door de daling van het aantal ambtenaren. Ook de gemeenschappen, de gewesten en de lokale overheden zagen hun uitgaven vorig jaar dalen.

De grafiek toont duidelijk aan dat de uitgaven vooral in de sociale zekerheid en de gezondheidszorg zijn toegenomen, ook onder de zogenaamde besparingsregering-Di Rupo.

De stijging van de overheidsuitgaven in de sociale zekerheid wegen des te zwaarder door omdat ze goed zijn voor 22 procent van het bbp. De federale overheid waar wel bespaard werd, maakt amper 9 procent van het bbp uit.

Het is dus de logica zelve dat de volgende regering vooral in de sociale zekerheid bespaart. Tegenstanders zullen natuurlijk zeggen dat dit gelijk staat met sociale afbraak. Dat klopt niet als we de uitgavenstijgingen van de voorbije jaren in een breder perspectief plaatsen. Zo zijn de uitkeringen door het mechanisme van de welvaartsvastheid sterker gestegen dan de lonen. Door de reële loonstop zien de werkenden hun inkomen minder snel stijgen dan uitkeringstrekkers. Een absurde situatie.

Ten tweede zijn er nog heel wat onderdelen van de sociale zekerheid waar wel kan bespaard worden, zoals het stelsel van het tijdskrediet. De werkgevers, Unizo op kop, willen de verschillende vormen van loopbaanonderbreking verstrengen. Terecht.

En in tegenstelling wat de regering beweert, is er in de gezondheidszorg niet echt bespaard. De ziekteverzekering groeit al een aantal jaar sneller dan het bbp en kost de overheid bijna 27 miljard per jaar. Op termijn wordt is dat onbetaalbaar. Daarom verlaagde de regering de jaarlijkse groeinorm van 4,5 procent naar 2 procent (2012 en 2013) en 3 procent (2014). Deze zogenaamde onderbenuttingen worden echter meegerekend als structurele besparingsingrepen, terwijl ze dat niet zijn. Ook hier is de komende jaren werk aan de winkel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content